Onze eerste The Daily Indie-show voor januari staat vanaf vandaag op het programma. Op 31 januari komt VoidFare naar Amsterdam om in Cinetol zijn dromerige indierock te laten horen. Hieronder stellen we het Utrechtse viertal verder aan je voor.

Ben je lid van The Daily Indie? Dat is sowieso goed nieuws, maar helemaal omdat je dan naar de show van VoidFare in Cinetol kunt gaan. Zo niet, word het vandaag nog!

De leukste omschrijving van de band geeft frontman Diederick van Rijsewijk zelf over zijn band: ‘Je weet toch wel als je zo heel hard in je ogen drukt dat je zo allemaal vormpjes gaat zien en een beetje aan het trippen bent? Ja, dat dus…’

Energieke dromen
De vier muzikanten uit Utrecht zijn inmiddels bijna drie jaar bezig, hebben twee singles uit en schopte het onlangs tot de halve finale van de Amsterdamse Popprijs. De muziek klinkt als energieke dromen, op de nieuwe single In Between Dreaming wordt het sluimerende schemergebied afgetast met flinke gitaarmuren, kale coupletten, zweverige synths en grungy solo’s.

Naar VoidFare in Cinetol?
Omdat het een The Daily Indie Presents-show in Cinetol is, betekent dat je naar de show kunt als je lid bent van ons. Wil je met je beste vriend of vriendin op de gastenlijst? Wordt hier dan lid van ons!


FACEBOOK-EVENT | WORD LID

Echt los wil het, net als op dag één, maar niet gaan op deze London Calling-editie. Het is wachten tot het laatste optreden, dat van Pottery, tot een ware vleug van extase het publiek weet te bereiken. Terwijl deze London Calling er op papier sterk uitzag, vallen net wat te veel concerten tegen. The Daily Indie baant zich een weg door een zaterdag wat drukker Paradiso.

Tekst Jelmer Luimstra, Ricardo Jupijn & Joëlle Koorneef
Foto’s Ab Al-tamimi & Lisanne Lentink

Foto: Ab Al-tamimi

Muncie Girls
Muncie Girls zet je met de bandnaam al op het verkeerde spoor. Met een mannelijke drummer en gitarist is dit geen exclusieve meidenclub. Nee, die bandnaam hebben ze geleend van filmscène uit The Hudsucker Proxy omdat ze het wel lekker vonden klinken. En gelukkig klinkt de punkrockband uit Exeter – met uitzondering van wat technische mankementjes tijdens het tweede nummer – ook lekker. In het liedje Jeremy zingt Lande Hekt ‘I’m so angry I’m gonna get tattooed‘ en aan het folie op de arm van bassiste Harriet Elder te zien, zit die woede nog hoog. Muncie Girls is een bak herrie overgoten met de overblijfselen van tienerangst. Is Hekt de beste zangeres van de avond? Nee, maar deze muziek hoort te rammelen op het randje van onzuiver. (JK)

Foto: Ab Al-tamimi

Jesse Mac Cormack
Jesse Mac Cormack zet in, de band volgt. De eerste klanken van No Love Go luiden en de kleine zaal van Paradiso ontwaakt. Na een minuut kapt Jesse ermee: dit was nog maar de soundcheck. Als je het publiek dan al zo mee kan krijgen, dan weet je dat je een zaal in je macht hebt. Van zijn vlotte babbel moet hij het niet hebben, we zien de niet bijster originele opmerkingen over coffeeshops dan ook maar even door de vingers. Zijn muziek is contemplatief en donker, waar we in het Engels het woord broody tegenaan zouden gooien.

De band speelt met twee bassisten, waardoor je die sombere songs in je borstkas voelt bonzen. Terwijl Jesse zich ingespannen over zijn instrument buigt, siert een aureool van pluizig piekhaar zijn hoofd. Jesse Mac Cormack zou best die grote act kunnen worden waarvan je over een paar jaar trots zegt dat je die nog in de kleine zaal van Paradiso hebt gezien. (JK)

Foto: Ab Al-tamimi

Hand Habits
Meg Baird komt gedecideerd het podium oplopen, gooit haar gitaar om en vraagt met een strak gezicht zonder ironie wie er allemaal Engels verstaan in de zaal. Vrijwel alle handen gaan de lucht in, waardoor ze kan concluderen dat haar grappen tijdens de show waarschijnlijk slecht zijn als er niemand lacht. Na deze nogal onverwachte opening zet Baird in en volgt haar band zich in haar schitterende nummers van het laatste album Placeholder.

Met liedjes die Big Thief en Sharon Van Etten graag in hun set hadden gehad, vervlecht ze het ene schitterende akkoord aan het andere en krijgt ze met haar indrukwekkende stem de kleine zaal stil. Tussen deze mijmerende nummers door vertelt ze inderdaad het ene na het andere verhaal, die je toch niet helemaal aan ziet komen bij deze band. Over het feit dat ze in een uitverkocht grote zaal stond met haar day job, Baird speelt in Kevin Morby’s band, maar dat dit veel meer voor haar betekent. Dat de merch zo goed als op is na twee maanden touren, maar mocht er iemand interesse hebben in vieze kleding, dan moeten ze even contact opnemen. En ja, zelfs het ondergoed… (RJ)

Foto: Lisanne Lentink

Jonathan Bree
Afgelopen zomer zagen we Nieuw-Zeelandse Jonathan Bree ook al eens live met zijn ‘levende poppenshow’ en vanavond staat hij op London Calling gepresenteerd. De muzikant loopt ondertussen al een behoorlijke tijd mee en heeft met zijn laatste album een nieuw alter ego verzonnen. Lees hier ons interview met Jonathan Bree van eerder.

Over het concert van de zomer schreven we: ‘De show zweeft ergens tussen een neo-klassiek theaterstuk en een performance in het Stedelijk, alsof we in een underground-disco in een ander universum staan.’ Heel erg tof als je dat voor de eerste keer ziet in een kunstzinnige omgeving, maar tijdens London Calling vragen we ons af: ‘hoelang blijft deze geacteerde act interessant?’ ‘Past dit hier wel tussen?’ ‘Gaan de maskers ooit nog af, wordt het een gimmick?’ De muziek van Bree is ontzettend mooi, maar los van de twee dansers, behoorlijk statisch en mogelijk iets te intiem. In de grote zaal komt het niet tot leven en sluimeren de emoties wat op het podium. (RJ)

Foto: Lisanne Lentink

Still Corners
Welk festival boekt nou een brave dreampop-act op primetime zaterdagavond? Nou, London Calling dus. Godzijdank, want we hebben het hier wel over Still Corners. Het Londense duo Greg Hughes (gitaar) en Tessa Murray (vocals en synths) maakt al muziek sinds 2007. Ondanks dat ze voor het eerst hier staan, voelen ze als Paradiso-veteranen. De klassiek geschoolde Murray lokt en verleidt ons als een mythische Sirene met die prachtige stem terwijl Hughes opgaat in zijn eigen gitaarspinsel. Het optreden vliegt voorbij als een droom.

Foto: Ab Al-tamimi

Tegen het eind van de set komt er maar één verzoek uit de zaal: ‘speel The Trip!’. Deze psychedelische trip van zes minuten lang tikt bijna de vijftien miljoen streams aan op Spotify en doet het ook vanavond erg goed. Wie zegt dat je niet kunt dansen op dreampop? Ogen dicht en gaan. (JK)

Priests
Toch jammer, dat optreden van Priests. De postpunkband uit Washington DC klinkt op plaat als ideale jaren tachtig-new wave. Een donkere Joy Division-achtige bas, diepe snaredrums, heerlijk schelle gitaren en een krachtige, Blondiaanse stem van vocalist Katie Greer. In Paradiso gaan al die eigenaardigheden op in een muur van geluid. Wat daarbij ook niet meehelpt is dat Greer, voorzien van kek, geel latexjurkje, over het podium zwalkt alsof ze al menig Heineken soldaat gemaakt heeft. Drummer Daniele probeert het nog even te redden door Greer een paar liedjes achter de drums te zetten en zelf de microfoon ter hand te nemen. Deze poging slaagt, zoals gezegd, een paar liedjes, waarna Greer het publiek weer confronteert met de motorische gevolgen van stevig alcoholgebruik. Dat publiek dunt ondertussen steeds verder uit. (JL)

Pottery
Aan de jonge, Canadese band Pottery de eer om London Calling af te sluiten. De band bracht deze maand zijn debuutplaat No. 1 uit: een verzameling uptempo-rocksongs, waarbij zij het beste combineren van The Modern Lovers, Television en Parquet Courts. Weinig verrassend, levert dit live ook een prima, energieke show op. Eindelijk spot The Daily Indie een voorzichtige moshpit op London Calling. Die hadden we, tegen de rock-‘n-roll-geest van het festival in, nog niet gezien en dat geeft te denken: ontbrak het deze editie aan spectaculaire namen waarvoor men los wil gaan of wordt de gemiddelde London Calling-bezoeker simpelweg ouder? Vermoedelijk is het een combinatie van deze twee factoren. Dat geeft stof tot nadenken. (JL)

Mei loopt op zijn eind en de zon schijnt, dus dat kan maar één ding betekenen: tijd om weer twee avonden in een snikheet Paradiso te bivakkeren voor London Calling. Op papier heeft deze eerste dag van het tweedaagse ontdekkingsfestival een prima programma, maar het is natuurlijk altijd maar afwachten welke bands we na dit weekend het meest op onze radar zullen hebben staan.

Tekst Joëlle Koorneef, Jelmer Luimstra & Reinier van der Zouw
Foto’s Sabrine Baakman & Mirel Masic

Op voorhand lijken vooral het Japanse CHAI en de Australische scuzzrockers Body Type kanshebbers om ons hart definitief te stelen, evenals relatief meer bekende namen als The Drones-afsplitsing Tropical Fuck Storm en de vorig jaar al gepasseerde Britse postpunkers The Howl and the Hum. Maar wie dat ook echt lukte? Maar een manier om dáár achter te komen natuurlijk.

Penelope Isles
In het programmaboekje werd Penelope Isles door programmeur Ben Kamsma getipt, omdat het traditie is dat de eerste en de laatste band van de dag de gaafste ontdekkingen zijn. Maar de band uit Brighton was niet de eerste in de kleine zaal – die eer was aan Wild Beasts-frontman Hayden Thorpe – en begint met een net iets te lange soundcheck. Of de show het wachten waard is? Met hun haren in matchende hoge knotjes zingen Broer en zus Jack en Lily Wolter dikwijls in samenhang.

Grootste aandachtstrekker is echter bassist Becky Redford, die vanavond het ruigere werk verzorgt. De liedjes van Penelope Isles hebben tijd nodig, tijd om dat krautrock-geluid op te bouwen, tijd voor kleine fijne keyboard-onderbrekingen. Als je even snel een kijkje hebt genomen in de kleine zaal dan zal Penelope Isles dus waarschijnlijk niet zijn blijven hangen. Dat is het lastige aan een set van dertig minuten: die moet eigenlijk gelijk inslaan en niet pas in minuut negenentwintig, zoals hier helaas wel het geval was. (JK)

Ohtis
We kennen ze allemaal: artiesten die hun optreden in Amsterdam zien als een soort sociologisch onderzoek naar de Nederlandse bevolking, alsof ze de nieuwe Lonely Planet aan het schrijven zijn. ‘Mag dat hier?’ ‘Hebben jullie dit ook?’ Ohtis-frontman Sam Swinson is er zo eentje. Zijn autobiografische liedjes gaan over rehab en de politie, ‘maar die hebben jullie hier vast niet. We zijn dus op zoek naar een huis in Amsterdam.’ De muziek van Ohtis is fijn, iets meer country dan we op London Calling gewend zijn, maar wel de enige band die vanavond gebruik maakt van een lap-steel, zo’n tof instrument dat je er zelf ook een van Marktplaats wilt scoren. Het enige minpunt is dat de I-love-Jesus-Americana overstemd wordt door een dikke laag aan gebabbel. Dat kan beter, jongens. (JK) 

Anemone
Het speelt ongetwijfeld mee dat het balkon de hele avond dicht blijft, maar dan nog is het opvallend dat de grote zaal redelijk aan het begin van de avond al goed is volgelopen voor Anemone. Op plaat is deze dreampop band een soloproject van de uit Montreál afkomstige Chloé Soldevila, live heeft ze een volwaardige band bij zich. Dat is waarschijnlijk de reden waarom haar songmateriaal op het podium een stuk steviger klinkt dan op plaat. Waar de studioversies allemaal vrij liefelijk zijn, ontspoort vanavond vrijwel ieder nummer in een schurende climax.

Soms op een vrolijke, euforische manier die wel wat aan stadgenoten Arcade Fire moet denken – incluis een nummer waar je bijna de ’ta da da da dáá’ van diens No Cars Go overheen kan zingen, maar ook dikwijls op een manier die tegen de noiserock aanschuurt. Je merkt dat het publiek niet altijd weet wat het er mee aan moet, maar naarmate de show vordert wordt er steeds minder voorzichtig meegedanst. Met het instrumentale Segue – dat in deze versie niet zou misstaan op een album van Battles – en een lekker uitgesponnen versie van bescheiden Spotify-hitje Bout de Toi komt een goed einde aan een show waarmee Anemone bewijst live een stuk spannender te zijn dan op plaat. (RvdZ)

The Howl and the Hum
Je ziet ze bijna ieder jaar wel, bands die het zo goed doen in de kleine zaal dat ze de volgende editie het nog eens dunnetjes over mogen doen. Deze keer is die eer aan The Howl and the Hum, deze Britse postpunkers speelden vorig jaar hun eerste show op het Europese vasteland, wat duidelijk goed beviel. Door de goede word of mouth die rond de band hangt, is het dan ook dringen in de grote zaal, maar voor wie er vorig jaar niet bij was zal het begin van het optreden even slikken zijn. De band opent met een vrij saai akoestisch nummer, waardoor het even lijkt alsof frontman Sam Griffiths en zijn kompanen de hype niet kunnen waarmaken. Gelukkig neemt het daaropvolgende Manea – een heerlijk dreigend en steeds aan intensiteit winnend nummer – alle twijfel meteen weg en ontpopt de show zich tot een dampend hoogtepunt.

Griffiths stuitert als een bezetene over het podium en slingert zijn teksten met bizar veel overtuiging het publiek in. Door de kille sound lijkt The Howl and the Hum misschien vooral een herfstband, maar ook als het wel lekker weer is, is het nog steeds erg moeilijk om je niet compleet over te geven aan de onversneden melancholie die de band op het podium neerzet. Met recente single Hall of Fame bewijzen de heren ook nog eens dat ze met iedere single beter worden, dus deze (veel te korte) show laat ons vooral achter met honger naar méér van The Howl and the Hum. (RvdZ)

Stonefield
Het Australische Stonefield is getekend op het Flightless-label van onder andere King Gizzard and the Lizard Wizard, maar heeft niet direct de psychedelische garagerocksound waar je bij die stal van bands aan denkt. Nee, Stonefield klinkt eerder alsof de zusjes Haim een Black Sabbath-coverband zijn begonnen. Zussen Amy, Anna, Holly en Sarah Findlay steken hun liefde voor jaren zeventig heavy metal niet bepaald onder stoelen of banken, maar weten er net genoeg een eigen draai aan te geven zodat we hier niet te maken hebben met een Greta van Fleet-achtige holle imitatie.

De riffs dreunen overtuigend door de zaal heen, maar door de vrij statische podiumpresentatie en de niet helemaal lekker in de mix zittende vocalen van zingende drummer Amy slaat de vonk niet echt over. Stonefield gaat al meer dan tien jaar mee en heeft al een redelijk uitgebreide discografie, dus op zich is deze show een prima motivator om daar eens in te duiken, maar een echt hoogtepunt valt deze naar eigen zeggen eerste Amsterdamse show van het viertal niet te noemen. (RvdZ)

Body Type
Wie is er na het zien van Body Type niet een beetje verliefd geworden op deze band? Lekkere indie gespeeld door enthousiaste muzikanten: daar komen we toch voor? Om en om nemen de serieuze Annabel Blackman en energieke Sophie McCommish de zang van elkaar over. Aan de star quality van McCommish valt niet te twijfelen, zie bijvoorbeeld hoe ze tijdens haar gitaarsolo op haar kniekousen over het podium schuift, maar op dat vlak moeten we ook de rest van de band geen tekortdoen. Als geheel staat Body Type als een huis. Tijdens Palms, het laatste nummer, laat ook menig Paradiso-bezoeker een leuk danspasje zien. Alweer een show die naar meer smaakt, deze sets zijn te kort! (JK) 

Als middernacht nadert, hebben we zeker een alleraardigste festivalavond achter de rug, maar tegelijkertijd hebben we nog niet echt iets gezien wat we nog nooit op London Calling gezien hebben. Laat het maar aan de Japanse punkers van CHAI over om daar verandering te brengen. Uitgedost in matchende roze outfits straalt de band vanaf de eerste noot al een level aan energie uit waar iedere andere band die we vanavond zagen een puntje aan kan zuigen. De manische nummers van het viertal kunnen eerst nog niet op heel veel bijval rekenen, maar als Paradiso een a-capella cover van ABBA’s Dancing Queen(!) in het Japans(!!) met bijbehorende choreografie(!!!) krijgt voorgeschoteld slaat de vonk definitief over.

CHAI
Wanneer zangeres Mana vervolgens enthousiast haar best doet het neo-kawaii (nieuwe schattigheid, red.) ethos van de band probeert uit te leggen wint ze alleen nog maar meer zieltjes, waardoor de tweede helft van de show redelijk uitzinnig ontvangen wordt. Het helpt natuurlijk dat de band niet alleen maar een gimmick is, CHAI heeft ook echt goede nummers op zijn naam staan. Het heerlijk voortdenderende N.E.O. en het synthpop-achtige Curly Adventure behoren tot het fijnste wat we vanavond uit de speakers van Paradiso hebben horen komen. Als het viertal het na een klein half uur al weer voor gezien houdt, maakt het heldenapplaus wat uit het publiek klinkt duidelijk dat Paradiso van CHAI is gaan houden. Laat deze eerste Nederlandse show niet de laatste zijn. (RvdZ)

Tropical Fuck Storm
Die Gareth Liddiard. Na te zijn gestopt met rockband The Drones besloot de Australiër zijn levenswerk ‘a bunch of fucking wank‘ te vinden, om vervolgens een band op te richten met een, tsja, nog veel wankerigere naam: Tropical Fuck Storm. Het idee: agressieve, ongetwijfeld op The Birthday Party geïnspireerde doomrock met tegendraadse ritmes en kritische anti-systeemteksten over onbegripvolle politici en grote techbedrijven. Op papier een goede cocktail. Op plaat gaat het – op een tenenkrommende cover van de BeeGees’ Stayin’ Alive – allemaal nog wel, omdat Liddiard nog enigszins een poging doet om te zingen. In Paradiso horen we Liddiard, voorzien van Gogol Bordello-matje en T-shirt met hondenafbeelding, vooral pratend zingen en een zeer matige een poging doen tot rappen. Dat de twee vrouwen in zijn band dikwijls de laatste twee woorden van zijn zinnen meezingen, versterkt dit akelige raprock-effect. En wij maar denken dat 2003 lang verleden tijd was. (JL)

Corridor
Voordat de uit het Canadese Montréal afkomstige Corridor het podium bestijgt, schalt Gang of Four’s Damaged Goods uit 1978 door de grote zaal van Paradiso. De toon is gezet. Corridor, vier jongens uit het Franstalige gebied van Canada, brengen vervolgens een show vol hypnotiserende, postpunk-eske, Franstalige uptempo-rock, voorzien van de bij de muziek behorende statische ritmes. Zoals dat gaat bij dit genre, danst Paradiso vol overgave mee. Terecht, want muzikaal is het allemaal best spannend bij Corridor. Dat The Daily Indie tegen het einde van de show een toeschouwer plots breeduit ziet gapen, is daarentegen ook zéér verklaarbaar: Corridor ontbreekt het – net als veel tijdsgenoten die postpunk met moeilijke gitaarloopjes brengen – aan echte liedjes, songstructuren dus. Dat kon Gang of Four toch beter. (JL)

London Calling Festival
Vrijdag 24 & zaterdag 25 mei

In de gekte van het dagelijkse leven vergeet je misschien weleens wat je allemaal hebt gezien tijdens London Calling. Neem alleen al 2018: Rolling Blackouts Coastal Fever, Bodega, Stella Donnelly, Mattiel, Snapped Ankles, Snail Mail, Fontaines D.C. en Viagra Boys. Zo zie je maar hoe snel het kan gaan en hoe scherp de line-up altijd is. Dit jaar is het niet anders, let maar op. Hieronder vind je een aantal waardevolle tips.

Nog meer features lezen over de aankomende editie van London Calling? Lees hier die over Gently Tender, CHAI, Body Type, The Howl & The Hum en Tropical Fuck Storm.


Still Corners
Zaterdag, Grote Zaal om 23:20
Het Londense Still Corners is het synthpop-duo van je dromen. De ijzige stem van zangeres Tessa Murray zweeft door je hoofd als een geest door een spookhuis, terwijl je wegdobbert op psychedelische gitaar- en synthesizerpartijen. Dreampop waar je niet van gaat gapen! (JK)


Hayden Thorpe
Vrijdag, Kleine Zaal om 18:15
Helaas geen Hotel Lux meer op London Calling wegens een annulering, maar in ruil daarvoor wel voormalig Wild Beasts-frontman Hayden Thorpe. Diezelfde dag verschijnt het titelloze debuut waarvoor we al eerder opgewarmd werden met prachtige singles als Love Crimes en Diviner. Binnenkort hebben wij ook een mooi interview met de Brit, reden te meer om alvast even te kijken wat er volgt na al die jaren Wild Beasts. (LS)


Just Mustard
Vrijdag, Kleine Zaal om 01:45
Just Mustard vat je het best samen als noiserock met postpunk en triphop-invloeden die in no-time van nul naar honderd gaat. De band ontstond in 2015 uit een groepje vrienden en dat klinkt inderdaad niet als een bijzonder onbekend of uniek verhaal. Maar na de opnames van debuutalbum Wednesday ging het ineens wel erg snel: de band toerde onder meer met Fontaines D.C. en werd genomineerd voor de prestigieuze Ierse Choice Music Prize. Op vrijdag laat de band zien waarom. (LS) 


Emerson Snowe
Zaterdag, Kleine Zaal om 24:20
Emerson Snowe ken je misschien wel als Jarrod Mahon, de zanger en bassist van de Australische indierockband The Creases. Solo slaat de muzikant een donkerdere en meer autobiografische richting in. Zijn project zag het levenslicht nadat Mahon besloot geen alcohol meer te drinken, om zich beter te kunnen focussen op het artistieke proces, maar ook op zijn eigen gevoelens en kwetsbaarheden. De eerlijkheid die Mahon als Emerson Snowe laat zien en horen, heeft hem tot nu toe geen windeieren opgeleverd. Zo toerde hij met onder meer Ariel Pink, GUM en King Krule. Op invloedrijke showcasefestivals als SXSW en The Great Escape bleef de Australische muzikant ook niet onopgemerkt. Just sayin’…! (LS)


A.A. Bondy
Zaterdag, Grote Zaal om 17:45
Bondy is geen onbekende in de muziekwereld, zo was hij eerder de leadzanger en gitarist van de Amerikaanse rockband Verbena. Toen de band het voor bekeken hield, besloot Bondy solo te gaan. In 2007 verscheen zijn solo-debuut, waarop hij meer zijn folk-kant opzocht en vooral zijn akoestische gitaar te horen was. De country-nummers tonen met name de zachte en verhalende kant van de Amerikaan. In 2011 zag het derde A.A. Bondy-album het levenslicht: Believers. Daarna werd het dodelijk stil rond de muzikant. Tot hij dit jaar opeens met Enderness kwam, een album waarop de ‘countrypop’ plaats heeft gemaakt voor elektronische klanken die doorsijpelen in zijn prachtige folkballads. Een stap waardoor Bondy ineens weer heel erg 2019 klinkt. (LS)


Penelope Isles
Vrijdag, Kleine Zaal om 18:45
De kern van deze band komt uit dezelfde schoot: broer en zus Jack en Lily Wolter. Ze zochten wat vrienden bij elkaar en al snel was daar een vierkoppige band op het snijvlak tussen melodieuze pop en schitterende psychedelica. Met succes! Zo stond Penelope Isles dit jaar op showcasefestivals als Eurosonic en SXSW en verzorgde de band de support voor acts als British Sea Power en Lost Horizons. Met de verschijning van de debuutplaat deze zomer via Bella Union, zou 2019 zomaar eens het jaar van Penelope Isles kunnen worden. (LS)


Pottery
Zaterdag, Kleine Zaal om 02:15
Uit Montreal komt de psychedelische garagepunk die doet denken aan country with a kick. De band moest het lang hebben van zijn live-reputatie, zo stond Pottery in het voorprogramma van onder meer Oh Sees en Parquet Courts. Ondertussen zijn er een aantal knetterende singles verschenen en in plaats van dat jij naar Canada moet om te zien waar al die heisa over gaat, is de band naar Amsterdam gehaald om zijn verse debuutalbum te komen spelen. Goede deal, toch? (LS)


WEBSITE LONDON CALLING | FACEBOOK-EVENT | TICKETS

Afgelopen vrijdag kwam What Do You Mean ‘You Need A Colour TV’ uit, het tweede album van Roel Vermeer, oftewel GOSTO. Hij sluit met dit album perfect aan bij de golf van smaakvolle indie- en synthpop die de laatste jaren zo populair is geworden. We zijn bij The Daily Indie zo gecharmeerd van deze Amsterdammer, dat we de komende tijd maar liefst vijf shows van GOSTO presenteren.

Wil je naar een van deze shows van GOSTO? Word dan lid van The Daily Indie, wat je al bent voor een tientje per jaar…!

GOSTO deelt een aantal typerende eigenschappen met bands als Warhaus, Faces on TV en Klangstof: strakke producties, waarbij de vocalen in je oor fluisteren, gepolijste synthbassen die af en toe venijnig uithalen en synthesizers die een klein liedje uit het niets de ruimte in schieten. En dan die samples die in je oor kruipen omdat je de herkomst niet helemaal kunt plaatsen. Het is een genre dat in veel opzichten onweerstaanbaar is.

Verfrissende stap
Dit betekent natuurlijk niet dat al deze bands hetzelfde doen: GOSTO zijn muziek is geen herhaling van zetten, maar een verfrissende stap. In zijn cleane productie heeft Vermeer een spanning gevonden die de luisteraar bezighoudt. Wie denkt dat dat eenvoudig is, wordt voor de gek gehouden. Het outro van Best Of Me geeft een high five aan James Blake door een synthesizer te laten ontsporen. In Cigarette (check het interview dat we deden voor de première van dit nummer hier) duwt Vermeer je in het intro de ene richting in, om je na een paar seconden volledig op het verkeerde been te zetten. Ten slotte laat hij met The Great Unknown horen dat hij ook door heel andere muziekstijlen beïnvloed wordt en niet bang is hier elementen uit te lenen: in het nummer klinkt naast pure pop ook een gospelkoortje door. 

Liefhebbers van scheurende gitaren gaan niet veel voldoening halen uit What Do You Mean ‘You Need A Colour TV’, maar voor luisteraars in de synth- en indiepophoek is dit album zeker interessant om te checken. We zijn daarnaast ook erg benieuwd om te zien wat GOSTO live gaat laten zien en daar is genoeg kans toe: we presenteren de komende tijd maar liefst vijf shows van de tour die hem door zo’n beetje heel het land voert.


De voorzienigheid zorgt ervoor dat we op een maandagmiddag eind februari heerlijk in de zon zitten, op een bankje van een onopvallend speelpleintje in Amsterdam-Noord. Tenminste, voorzienigheid? Dat de thermometer bijna twintig graden aantikt, is natuurlijk gewoon een zorgwekkende manifestatie van klimaatverandering. En dat we daar überhaupt zitten, heeft alles te maken met The Weight, de nieuwe plaat van het Amsterdamse producersduo Weval.

Tekst Robin van Essel
Foto’s Tess Janssen

“Het zal eens niet met muzikanten”, verzucht de perspromotor bij wijze van ‘don’t shoot the messenger’ tien minuten eerder aan de telefoon. We hebben afgesproken bij de studio van Harm Coolen en Merijn Scholte Albers, gevestigd in een non-descript buurtcentrum op het eerdergenoemde pleintje. Het is de plek waar Wevals afgelopen vrijdag uitgekomen, tweede plaat The Weight tot stand kwam. Die klinkt enerzijds als een behoorlijk logisch vervolg op het debuut, anderzijds als een stap voorwaarts, maar is wederom moeilijk te vatten in referenties. Het is een bekend verhaal dat het duo zijn creativiteit zo veel mogelijk probeert te behoeden voor invloeden van buitenaf, door niet te veel naar andere muziek te luisteren. Om toch enigszins te kunnen duiden wat een Weval-track een Weval-track maakt, leek het een logisch idee om te beginnen op de plek waar The Weight tot stand kwam. Maar de jongens halen het beiden niet om op tijd te zijn, wordt ons meegedeeld.

Merijn Scholte Albers komt wel al snel aanrijden in een grijze Prius. Hij excuseert zich: we kunnen de studio niet in, want de andere helft van het duo heeft de sleutel en die staat in de file. Dan maar van de nood een deugd maken en in de zon wachten. Foutje, vooral veroorzaakt door een bomvolle agenda, vertelt Scholte Albers. Samen met de andere drie muzikanten die tegenwoordig Wevals liveband vormen, is de afgelopen twee maanden ruim tachtig uur per week gewerkt aan de liveshow rond The Weight. “Het is een veel minder elektronisch album, dus het was logisch om dat live door te trekken. Maar het is ook een risico. Als duo hebben we veel meer controle, maar elke show is ook hetzelfde. Er staat nu meer op het spel. Een bandlid of de geluidsman kunnen hun dag niet hebben, of wij staan allemaal aan maar de setting of het publiek is er niet naar. Die spanning is gaaf, want als we de controle loslaten, voelt het alsof we meer interactie hebben, ook al gaat het soms mis. Het is heel leerzaam en voelt als iets dat we nog jaren kunnen doen en waar we allerlei kanten mee op kunnen.” Wevals show op 10 april in Paradiso is uitverkocht, de band is bevestigd voor Lowlands en er werd vrijdag bekendgemaakt dat de band in oktober ADE zal openen in het Concertgebouw. Over verschillende kanten gesproken.

Harm Coolen en Merijn Scholte Albers ontmoeten elkaar in 2010 via een gezamenlijke achtergrond in film. Niet gehinderd door te veel muzikale kennis (Coolen was wel al actief als dj) en met behulp van online tutorials en muzikale huisgenoten, begint het duo knip-en-plak-elektronica te maken. Dat resulteert in de EP’s Half Age (2013) en Easier (2014), die worden opgepikt door het toonaangevende Keulse minimal-label Kompakt. Bij de debuutplaat (2016) gaat het balletje pas echt rollen: het is lastig om Weval de afgelopen jaren te ontlopen op festivals in binnen- en buitenland. Ook op het podium dijt de band gestaag uit. We concludeerden vorig jaar op Motel Mozaique al dat van twee gasten achter een laptopje geen sprake meer is. Logisch dan, dat The Weight ook deels tot stand kwam met hulp van de liveband. Het resultaat is een veel akoestischer, analoger klinkende plaat waarin de liefde van de jongens voor met name funk en soul uit de jaren zeventig doorklinkt. We zijn benieuwd wat voor effect die nieuwe werkwijze heeft gehad op de gebruikelijke werkwijze en de obsessieve queeste naar originaliteit.

Zin in liedjes
Het duurt een klein uurtje, voordat vanuit het niets Harm Coolen voor onze neus staat, dus we kunnen eindelijk binnentreden op ‘De Plek Waar Het Allemaal Gebeurde’. Het is een vreemde, gekromde ruimte en allesbehalve geluidsdicht. Buiten spelen kinderen, schijnbaar oefent er op dinsdagavond een amateurfanfare op het plein. Weval deelt een studio met Koen van de Wardt, die we natuurlijk kennen als Klangstof. Hij is er vrijwel nooit, schijnbaar, maar desondanks houdt het duo de studio netjes (“Onze vorige studio was altijd om te janken zo’n zooi”). Een rek vol gitaren en tientallen synths verraden al dat Wevals werkwijze zich niet meer beperkt tot drumcomputers en samples. Indirect ook een invloed van Klangstof. Scholte Albers: “Omdat die spullen hier waren, zijn we ze gaan gebruiken. Inmiddels is het wel een obsessie. Op een gegeven moment waren Koen en ik zonder dat we het van elkaar wisten op Marktplaats tegen elkaar aan het opbieden voor een bepaalde synth. We hebben de prijs flink opgedreven. Helemaal kut natuurlijk.”

Waarom bleef het duo niet bij de eerdere werkwijze? Coolen: “We hadden zin in liedjes. We hadden niet van tevoren bedacht dat we die kant op zouden gaan. Op de eerste plaat staan ook wel afgeronde songs, maar als ik dat nu luister, gingen we vooral heel hard op sound. Nu durfden we weer melodieën te spelen, dat waren we destijds een beetje kwijt. We dachten toen bij elke noot: is dit vet? Geen idee, laten we die herhalen met heel veel galm erop. Het is nu gelukt het meer speels te benaderen en de controle los te laten. Als je steeds denkt: ‘dit is eng’, kom je nergens. Proberen te voldoen aan verwachtingen rond een sound is een dooddoener voor je creatieve proces. Achteraf kun je beslissen of het resultaat past bij wat je wil doen, maar tijdens het maken moet dat helemaal overboord. Dat is wel gelukt, volgens mij.”

“Onze bandleden waren ook degenen die ons aanmoedigden gewoon zelf te gaan zingen”, vult Scholte Alberts aan (de zang op Wevals eerste plaat werd gedaan door livezanger Koen-Willem Toering, ook bekend van Sunday Sun, red.). “Toen zij bevestigden dat het goed klonk, kregen we meer zelfvertrouwen. De plaat voelt daardoor meer als iets van onszelf.”

De wil om meer met instrumenten te werken, mag dan zijn voortgekomen uit de liveshow van Weval, in de studio wordt de basis nog steeds gelegd door het duo zelf. De band is zo’n twee weken (van de anderhalf jaar) aanwezig geweest, de rest van de tijd vulden Coolen en Scholte Albers met, zoals ze het zelf noemen, ‘nerden’. Experimenteren, ruwe uitprobeersels en demo’s maken, die in een grote grabbelton belanden, vervolgens weer worden verbouwd waardoor soms maar één specifiek geluidje overblijft, dat al dan niet belandt op de uiteindelijke track. Een einddoel was er niet echt: “Het belangrijkste is dat we lol hadden en we de tijd konden nemen om een eigen sound te vinden. De titel ‘The Weight’ gaat ook zeker niet over de verwachtingen van een tweede plaat.”

Nadoen
We vragen of we wat ruwe demo’s mogen horen. We verwachten een nee, omdat muzikanten daar vaak wat geheimzinnig over doen, maar Weval is minder ijdel. “Daar zijn we heel open over, ik snap die geheimzinnigheid nooit zo. Als iemand het wil kopiëren, is het nog steeds ‘nadoen’.” Het onderschrijft de obsessie met originaliteit die Weval heeft: was die muzikale onthouding van andere invloeden bij The Weight ook weer aan de orde?

“Je ontkomt er natuurlijk nooit helemaal aan”, vertelt Scholte Albers. “Maar we wilden niet te veel beïnvloed worden door muziek van nu, of mee in de flow van wat nu hip is. Ik hou heel erg van muziek, maar dan kies ik bijvoorbeeld liever voor een of andere gekke krautrock die ik nog nooit eerder heb gehoord. Je kan natuurlijk niet uniek zijn, maar ik denk wel dat het goed is om het tenminste te proberen.”

Weval houdt op Spotify een behoorlijk chaotische hak-op-de-tak-playlist bij, waaruit de liefde die het duo koestert voor allerlei uiteenlopende genres blijkt. Een van die liefdes was wel degelijk bepalend voor (en goed hoorbaar op) The Weight: die voor soul en funk uit de jaren zeventig van bijvoorbeeld Shuggie Otis, Funkadelic en Sly & The Family Stone. Specifieker: het duo’s liefde voor iets ogenschijnlijk triviaals als ‘een jaren zeventig-drumsound’.

“We wilden uitzoeken hoe ze dat destijds deden en waarom het zo vet klinkt”, zegt Scholte Albers. “Dus we probeerden analoge compressors uit die tijd te gebruiken en we waren zelfs in een studio met alleen maar seventies spullen. Maar we kwamen er vrij snel achter dat dat niet voor ons werkt. We willen experimenteren en zo veel mogelijk opnemen. Dat is hoe wij onze eigen sound vinden. Een plaat als There’s A Riot Going On van Sly is destijds ook gewoon thuis opgenomen. We kwamen erachter dat soms de microfoon op de goede plek zetten al de helft is. Dan hadden we de drums in een gekke hoek staan en de mic op de wc met al die galm. Dan sloeg op ik de snare, klonk het vet en haalden we dat geluid weer door een taperecorder. Dat was dan precies wat we zochten. De bronsound is alles, daarna kun je finetunen. In een studio drum je in een hok, met de microfoons zoals het hoort netjes op hun plek en klinkt het als iedereen. Daar wil ik niet op haten ofzo, maar dit is veel vetter. In een studio waar je per uur of dagdeel betaalt, zou je nooit zo gaan experimenten en gekke dingen doen.”

Dat ene
“Bizar, dit heb ik al zo lang niet meer gehoord”, zegt Coolen wanneer hij de eerste demo van openingstrack The Weight afspeelt. De track heeft duidelijk die funky seventies slap bass-sound, maar de demo begon anders. “Ik heb dit bij mijn ouders thuis in de slaapkamer gemaakt. Het is niet echt een liedje, alleen een groove. Het enige element dat op de uiteindelijke track terecht is gekomen, is dat basgeluidje, dat vonden we vet.”

Ander voorbeeld: sleuteltrack Are You Even Real, met een om vier uur ’s nachts opgenomen ijl klinkende zanglijn, die associaties oproept met Everything In Its Right Place van Radiohead (Scholte Albers: “Grappig, ik moet zelf altijd aan Supertramp denken”). De white noise op die track is afkomstig van een nooit uitgekomen demo, genaamd People Know. Of de zanglijn van Roll Together (“Harm klinkt hier als een twaalfjarig meisje”): ook het enige dat overbleef van wat eerst een heel andere song was. “We waren hier twee maanden blij mee. Tot iemand zei: ‘het lijkt op Easier (eerste plaat, red.)’. Fuck, dan gaat het in je hoofd zitten. Uiteindelijk hebben we alles behalve de zanglijn weggegooid en er een nieuwe track omheen gebouwd.”

De signatuur van deze werkwijze is duidelijk hoorbaar; op verschillende tracks op The Weight hoor je flarden terug van teksten die ooit bij elkaar hoorden. Maar wat is dan ‘dat ene’? Het komt steeds voorbij als je het duo spreekt, zonder dat we erin slagen de vinger erop te leggen wat het dan precies omvat. “Het ontstaat toevallig, met een beetje klooien”, zegt Coolen. “Ik wilde de zanglijn van Roll Together opnieuw inzingen. We hebben achthonderd takes, maar het had gewoon niet ‘dat ene’, omdat er per ongeluk iets hezigs in zit.” “Het is een gevoel”, vult Scholte Albers aan: “Je kunt wel zeggen: ‘hier moet de kickdrum op die en die frequentie zoveel decibel harder’, maar het blijft vooral emotie. Soms doen we iets als grapje en denken we: dat halen we er uiteindelijk nog wel uit. Maar dan word je er verliefd op.”

Demoïsme
Het is een tijdrovende werkwijze, die onderschrijft hoe waardevol de goede relatie met Kompakt is voor Weval, die het duo de luxe schenkt om de tijd te kunnen nemen. “We hebben wel last van demoïsme, ja”, lacht Scholte Albers. “We prefereren de demo meestal boven de uitgewerkte versie, want die heeft een magie die je niet kunt nabootsen. Daarom proberen we altijd op dag één een track neer te leggen als basis. De dag erna voel je je weer anders en ben je het misschien kwijt. Het perfectioneren is uiteindelijk maar tien procent die je later toevoegt.” Toch heeft het duo de neiging tot overperfectioneren, met grote gevolgen. “Een maand voor de deadline dachten we opgelucht: alles is af. Tot Harm zei: ‘moet je eens luisteren naar de mix die we een maand geleden hebben gemaakt’. Alles zat schots en scheef, maar er was een bepaalde diepte, die we in de uiteindelijke mix eruit hebben gesloopt. Ik hoorde het niet, Harm moest me dat echt leren. Toen besefte ik: wow, we hebben die emotie die we juist zoeken echt vernietigd. We hebben alle mixes opnieuw moeten doen met een andere methode.”

Is het risico niet dat je een song nooit af genoeg vindt, ook al staat ‘ie uiteindelijk op de plaat? Coolen: “Ik dacht altijd dat we muziek moesten maken die altijd vet zou blijven. Maar er komt toch ooit een moment waarop je zegt: ja, dat waren we toen. Dat is ook niet erg. Soms ben je een track zat en hoor je hem jaren later weer zoals anderen hem horen. Als totaalplaatje, in plaats van alleen die bepaalde galm op de hi-hat. De volgende keer zou ik wel wat sneller willen afronden, zodat het resultaat wat dichter bij de demo blijft.” Scholte Albers: “Je leert ook veel van fouten, maar het zou handiger zijn als we er bij versie zeventien achter kwamen dat versie vier het best was. En niet bij versie zeventig.”

Live reproduceren
Het mag Weval op The Weight dat gelukt zijn om de gecontroleerde chaos en het perfectionisme te kanaliseren naar een bijzonder organisch resultaat, het moet live natuurlijk ook nog wel te reproduceren zijn. En met de voorgenoemde shows in Paradiso, op Lowlands en ADE, maar ook in Duitsland, Londen, Parijs en Brussel op de agenda, wijdt Weval zich momenteel dus aan de monumentale taak dit allemaal te vertalen naar een liveshow met vijf personen. “We hebben het helemaal opnieuw benaderd”, zegt Coolen. “We moeten echt het wiel opnieuw uitvinden, maar het is heel tof om te doen. Voorheen hadden we twee midi-controllers en Ableton, en bouwden we elementen op rond de drumcomputers die meeliepen. Nu doen we alles zelf: de drummer bedient ook de drumcomputers, we hebben synths, orgels en samples en we gaan ook live delen zelf zingen. Het is super heftig, maar we hebben het helemaal kapot geoefend.”

Ook hier moest de band leren de controle los te laten, vertelt Coolen. “Technologie is zoveel meer ingericht op live spelen dan tien jaar geleden en de kennis is voorhanden. Met onze laptop kunnen we in een handomdraai alle presets vinden die we willen. Zodra je microfoons gaat gebruiken, wordt je controle een stuk minder.” Scholte Albers: “We wilden eerst ook eigenlijk liever niet live spelen, omdat je dan niet precies die bepaalde filters of effect kan reproduceren. Vanuit de mindset van een producer is live spelen echt huilen. De band werd er ook gek van als ze de timing precies goed hadden en wij nog steeds zeiden: doe even wat meer galm op je stem. Maar dat ben je dan niet aan het oefenen, je moet eerst alles recht op de beat hebben, de galmpjes komen later wel. Onze drummer zei nog: je kan ook weer gewoon een band mee laten lopen, weet je wel. Dat moesten we echt leren loslaten.”

De ironie van dit hele verhaal is dat als het op de liveshow aankomt, perfectie precies is wat Weval niét nastreeft: “Als ik zelf ergens naar kijk en het is allemaal perfect, is dat heel knap, maar dan ga ik na drie kwartier wel naar huis. De spanning van dat het fout kan gaan en je niet precies weet waar het heen gaat, wilden we zelf ervaren met The Weight. En ik hoop dat we dat straks ook kunnen overbrengen op het publiek.”


The Bony King Of Nowhere
Vrijdag 1 februari

In onze hoofdstad ging vrijdagavond alsnog The Daily Indie Presents-show door van Bran Vanparys en zijn band The Bony King Of Nowhere. Q-Factory was zo lief om deze show over te nemen van de gesneuvelde broeders bij Sugar Factory.

Mastermind van het muzikale project is Bram Vanparys, de Vlaamse muzikant die we al eens eerder interviewden tijdens de releaese van zijn zelfgetitelde album in 2012 en onlangs toen we de single Silent Days in première lieten gaan, de titeltrack van zijn nieuwste en schitterende album.

Vrijdag 1 februari kwam Vanparys deze plaat presenteren met zijn liveband en ging onze fotografe Félice Hofhuizen op stap met de band. Op een avond waar het publiek aan de lippen van de fijn gesmede band hing, volgde zij de bandleden op de voet.

Spelen voor de GRAP
Donderdag 20 december

We gaan richting de laatste shows van het jaar en wij zijn er nog eens goed voor gaan zitten om een goede avond barstensvol nieuw talent te tippen. Zo spelen op 20 december Love Couple, Wies en Steve French in Sugar Factory tijdens de laatste 2018-editie van Spelen voor de GRAP.

Het zijn drie bands die we al een tijdje op onze radar hebben, onder meer door GRAP AmsterdamIndie in Town en Sugar Factory die deze bands al langere tijd onder hun vleugels hebben genomen. Nu gaan de bands onder meer laten zien wat ze het afgelopen jaar allemaal hebben geleerd, waar ze mee bezig zijn en waarom dit drie acts zijn die je in de gaten moet houden volgend jaar.

Tijdens deze Vuurwerk-editie van Spelen voor de GRAP krijg je niet alleen nieuwe en opwindende acts te zien, er is ook nog een dj-set van de masterminds achter de populaire Sugar Factory-bandavond Indie In Town. Voor nu zoomen we in op de acts die 20 december spelen, om ze alvast wat beter aan je voor te stellen.

LOVE COUPLE
Love Couple hebben we sinds november 2017 in de smiezen, toen we de allereerste videoclip Chinatown van de band in première lieten gaan. Toen schreven we over de nog onbekende band: ‘Na het drukken op play, worden we direct in een zoete mix van hedendaagse elektronica, pop en rock gezogen. In de video zien we verkleurde zandvlaktes die doen denken aan een soort psychedelisch Teletubbie-land. De muziek is dik, strak en tot de randjes ingekleurd.’

Inmiddels is de band alweer een stuk verder, deed het mee aan de laatste Popronde waarbij de band zelfs nog op het eindfeest in de Melkweg mocht spelen, is 3voor12 er goed over te spreken, speelt de band binnenkort als support van EUT en lijkt de band helemaal klaar te zijn voor het volgende avontuur. Op 20 december laat het trio nog eens zien wat ze allemaal in huis hebben. 


WIES
Veel ‘heter van de pers’ vind je ze niet snel, want de band die anderhalve week geleden nog keihard van zich heeft laten horen, is WIES. Dit drietal won namelijk de Amsterdamse Popprijs van dit jaar, in een zinderende finale in de Melkweg gingen de elektropoppers er met de eerste prijs vandoor. 

Ondanks dat WIES een verse band is, heeft het wel al de nodige ervaring in de gelederen. Zo zien we Jasper Meurs, eerder bekend van Radio Eliza en ook Tobias Kolk, die in een van de Popronde-sensaties van dit jaar speelt: Yip Roc. Maar het gezicht van de band is zonder meer Jeanne Rouwendaal, die je misschien wel kent van haar soloproject Jeanne. Nieuwsgierig waarom de band zich de beste van Amsterdam mag noemen? Check hieronder een voorproefje.



Steve French
Of deze Amsterdammers dan: Steve French, de band waarvan we zelfs al drie(!) keer een première hebben gedaan. En we kunnen je vertellen: dat doen we niet voor niets. Zo ging bij ons een knetterende livesessie in première waar je direct een goed gevoel van de band zijn energie krijgt. Mocht je nog een referentie zoeken: het drietal maakt muziek die je als eventuele liefhebber van bands als Car Seat Headrest ontzettend kunt waarderen. 

Later primeurden we nog eens de EP Colinton van de band, waarover we schreven: ‘Alsof een gedeelte van The Strokes na een festivalgig per ongeluk in het bandbusje van (Sandy) Alex G is gestapt’. Een nieuwere afslag van de band hoorden we op zijn single Eucalyptus Heat die deze zomer via ons verscheen. Het was een voorbode voor de band zijn Popronde-deelname dit jaar en een voorproefje van het werk dat de band met zijn twee nieuwe bandleden Willem Smit en Abel Tuinstra heeft gemaakt. Voor de nieuwsgierigen onder ons: check de video hieronder! 



WEBSITE SUGAR FACTORY | FACEBOOK-EVENT | TICKETS

 

Beak> & Spill Gold
vrijdag 30 november

Terwijl Beak> met zijn nieuwe album >>> opduikt in de eerste albumjaarlijstjes en onlangs nog de Verenigde Staten kennis liet maken met het nieuwe werk van de band, staan Geoff Barrow, Billy Fuller en Will Young (niet die van Idols) op 30 november in Sugar Factory. Wij geven je zomaar zes goede redenen om deze show niet te missen.

Je zou het trio uit Bristol inmiddels toch wel een keertje tegen moeten zijn gekomen als je ook maar in de verste verte bent te porren voor een goede portie alien-krautrock, want Beak> is alweer sinds 2009 bezig om de sterren uit de hemel te trillen. Het heeft wel een tijdje geduurd voordat de hypnotische plaat >> 2012 op werd gevolgd, maar in de tussentijd is de band met van alles en nog wat bezig geweest. Van soundtracks tot het runnen van hippe platenlabels en met allerlei solo-projecten.

Wij interviewden de band nog in 2012 in Utrecht, waar we de band dezelfde avond een geweldige show zagen geven tijdens Le Guess Who? in De Helling (die staat nog in ons geheugen gegrift en we kunnen je vertellen: dat gebeurt ook niet altijd). De dertigste speelt de band weer eens in Nederland en wel in Sugar Factory, wij geven je een aantal drijfveren om lekker naar Amsterdam te gaan.

Een supergroep (die zich liever niet zo laat noemen)
Misschien komen de namen van deze band je wel bekend voor, zo is Barrow bekend van Portishead, Fuller van Fuzz Against Funk en Strange Sensation, de backing-band van Robert Plant en Young (die Matt Williams twee jaar geleden heeft vervangen) die je mogelijk kent van Moon Gangs. Het project waar hij onlangs het nieuwe album Earth Loop mee uitbracht en waar hij de nodige lovende recensies voor in ontvangst mocht nemen.

De drie kwamen bij elkaar op een uit de hand gelopen kerstfeestje, waarover Fuller vertelde aan ons in het interview: “Ik kan mij in geen velden of wegen meer herinneren hoe dat heeft geklonken. Volgens mij speelde ik toen bas, Geoff zat achter een drumkitje en volgens mij speelde Matt klarinet. Het klonk in ieder geval erg enjoyable.

 

Een band waar je geen grip op kunt krijgen
Wat het nou precies is wat deze band voor muziek maakt? Geen idee, maar wat maakt het ook uit! Het is noisy, een beetje poppy, heeft veel krautrock-invloeden, is rauw, motorisch, gevuld met zware synths, het is dansbaar, transcendentaal en vooral erg verfrissend en uniek. Schimmige muziek waardoor er rare stromen door je hersenen lopen en je zo nu en dan haast je bewustzijn lijkt te verliezen. De band blijft maar cirkels draaien en cirkels draaien, tot je duizelig bent en je om je moeder begint te roepen. Repetitieve ritmes, roterende rode ruis en raadselachtige relikwieën die door de ruimte razen. En op een of andere manier kun je er maar geen genoeg van krijgen.

 

Het nieuwe album
Voor >>> heeft de band goed de tijd genomen en daarmee zijn muziekstroom uitgebreid met een aantal nieuwe vertakkingen. Waar het sterke album >> uit 2012 nog klonk alsof je ontvoerd was door een stelletje aliens die graag naar Neu! en Can luisterde, is de opvolger van dit jaar een stuk helderder. De bandleden zijn op een onbekende planeet uit het schip gedonderd en zijn op zoek gegaan naar nieuwe texturen, klanken en vormen die samen zijn gekomen in misschien wel hun beste album tot nu toe.

Zomaar een aantal waarnemingen, zoals die van Echoes and Dust: ‘>>> is easily their best album and hopefully affords them greater success, the world needs more weird stuff that is not only perplexing but also easy to like and actually fun to listen to.’

The Quietus: ‘With > and >>, most of the music was recorded live with next to no overdubs over several days each and the results were fuzzy, mottled, pig-iron tracks that brandished their rawness and impurities like a badge of honour. On >>>, while everything was recorded live in the Invada label’s studio, the album took a year to make and much more care and finesse has been put into the music in terms of mixing and post-production. This has given the songs a level of refinement and focus.

Rolling Stone: ‘Their third album >>> is, by all measures, their boldest: vocals are emerging from the swamp, drums are getting downright funky (check out the incredible bongo breaks and the once minimalist trio is now open to string arrangements. Cold, weird, retro and ready for a chase sequence.’

The Line Of Best Fit: ‘Reminiscent of Can jamming in Dracula’s castle after a heavy intake of caffeine or a rock ‘n’ roll power trio gate-crashing a hip hop breakbeat seminar, “Brean Down” excels in welding a clattering, loose-limbed rhythm track to the band’s most infectious melody yet.’

 

Live is de band onweerstaanbaar strak
De eerste show die we van de band zagen, was die overdonderende sessie tijdens Le Guess Who? in 2012. Niet alleen zeggen wij dat, een OOR-verslaggever tikte het volgende over die show: ‘Krautrock zoals de Duitsers het ooit bedoelden. Sterk optreden van Beak>, waarvan het ook prima album nogal over het hoofd werd gezien dit jaar.’ En vier jaar later werd ook een 3voor12-verslaggever tijdens Best Kept Secret omvergeblazen door het drietal: ‘Hun songs draaien niet om grootse refreinen, maar om het subtiele samen- of tegenspel van bas en drums, met daar tussendoor bitterzoete synths en gitaar. Het is dreigend en meeslepend, maar dan wel eerder in het lijn van het dansbare Moon Duo dan van het apocalyptische Explosions In The Sky.’

Naast al die hete recensies, is het goed om te vermelden dat de band al een tijdje niet in Nederland is geweest en dat het zomaar even kan duren. De band heeft pas vijf keer in ons land gespeeld. Kun je zomaar spijt van krijgen als je ze deze keer mist…

 

Liefhebbers van soundtracks gaan hier hard op
Niet alleen drumt en zingt Barrow in Beak>, hij runt eveneens het label Invada Records, dat het werk uitbrengt van bands als The KVB en Maria Batkovic en de officiële soundtracks uitbracht van Stranger Things, Mr. Robot en Drive. Nu maakt hij met Beak> muziek die het niet alleen goed zou doen als soundtrack, de band maakte er zelfs eentje en wel voor de film Couple in a Hole (OST is hier te beluisteren). Barrow had daar al iets meer ervaring mee, want naast al zijn projecten is hij onderdeel van een muzikaal team dat soundtracks heeft gemaakt voor Ex Machina, Black Mirror en Annhilation. Voor nog meer soundtrack-madness, check ook zijn project Drokk!

 

Spill Gold verzorgt de support
Deze band volgen we nog niet zolang als Beak>, maar dit jaar hebben we de band wel op een hele uitgebreide manier aan je voorgesteld. Met een première, een tourverslag en een voorbeschouwing op een speciale gig die de band in OCCII speelde. Vorig jaar bracht Spill Gold zijn zelfgetitelde debuut-EP uit, vol klanken die uit het binnenste van de aarde lijken te komen en fans van bands als Suuns en Warpaint goed zal doen. De band tourt veel in het buitenland en trok onlangs nog een tijdje door Engeland. Daar valt de band altijd goed in de smaak, zo werd Spill Gold nog voorgesteld door DIY Mag. De band gaat overigens nog verder Duitsland in als support van Beak>, maar eerst is thuisstad Amsterdam nog aan de beurt de dertigste!


 

WEBSITE SUGAR FACTORY | FACEBOOK-EVENT | TICKETS

The Daily Indie Presents
FEWS – 27 oktober 2018


 

Afgelopen weekend hadden we in Amsterdam een mooie show staan met de psychrockers van FEWS in Q-Factory Amsterdam. Onze fotografe Sabrine Baakman ging naar Amsterdam-Oost om het felgekleurde aura van de band in al zijn glorie vast te leggen.

Fans van de betere gitaarmuziek stonden op de eerste rij voor dit opzwepende project van de Zweedse, Engelse en Amerikaanse muzikanten. In 2016 debuteerde de band groot met het album MEANS, waarvan de single The Zoo de band al stevig op de kaart zette. Tijdens een korte tour kwam de band langs Amsterdam om onder meer zijn nieuwe single Business Man te laten horen en andere voorproefjes. Was je erbij en wil je nog even nagenieten? Hieronder zie je de foto’s van de avond, geschoten door Sabrine Baakman.

Dit najaar hebben we nog één The Daily Indie Presents-show staan in Q-Factory en wel met Gaye Su Akyol. Hier lees je nog veel meer over onze show bij Q-Factory!

Tijdens de eerste dag van London Calling krijgen we al direct twaalf acts voor onze kiezen. Het Nieuw-Zeelandse Fazerdaze opent de danst om 18:20 uur in de Kleine Zaal, waarbij The Courtneys de tent rond 1:45 af mogen sluiten. Daartussen bevindt zich een wirwar aan genres, gespeeld door de meest uiteenlopende bands en artiesten, The Daily Indie duikt voorover in het muzikale slagveld en trotseert een druipend hete Paradiso. 

Tekst Ricardo Jupijn, Gea Bruinsma en Jelmer Luimstra
Foto’s Ab Al-tamimi

Mannequin Pussy
Het debuutalbum duurt minder dan twintig minuten en de gemiddelde lengte van zijn nummers overschrijdt amper de minuut. De muziek zou daarmee vluchtig kunnen aanvoelen, maar dat is bij Mannequin Pussy allesbehalve het geval. Deze explosieve band met Marisa Dabice als charismatische frontvrouw weet in die korte energiepieken een hoop indruk te maken, door zelfs op dit vroege tijdstip en in deze hitte het publiek te laten springen. De nineties zijn terug met Mannequin Pussy, met een geluid dat doet denken aan Hole. Bij vlagen is in de – naar verhouding – langzamere nummers ook een vleugje The Pretenders te horen. Enige minpunt is dat de microfoon erg slecht staat afgesteld, waardoor Dabice niet altijd even goed te horen is. (GB)

 

Sad13
Het is de droom van menig tiener om zo’n mooie unicorn-ketting als Sadie Dupuis van Sad13 in bezit te hebben. Vooral in combinatie met haar suikerspinroze rokje en asymmetrische, felgekleurde paardenstaart. Voor de kenners van de serie Girls: Dupuis doet denken aan Shoshanna in Japan. De teenage-uitstraling vertaalt zich ook in het geluid, hoewel er een randje aan de nummers zit dat het geheel interessant maakt. Dupuis, al bekend van Speedy Ortiz, heeft als enig contrast met haar bubblegum-look zeer donker opgemaakte ogen en zo’n zelfde contrast is in de muziek te horen. Ook qua onderwerpkeuze: Sad13 speelt een politiek nummer over het tekort aan vrouwelijke artiesten op festivals. Maar dan met een suikerlaagje. (GB)

 

Miya Folick
Als een geest vertoont Folick zich in het midden van het podium in de oude kerk. In haar witte gewaad tot op haar enkels lijkt ze wel een soort engel onder de gedempte belichting. Met haar gemillimeterde kruin hoor ik om mij heen al snel Sinéad O’Connor vallen, geen gekke vergelijking. Want zodra de eerste klanken door de microfoon vloeien, is het duidelijk dat Folick een waanzinnig vocaal bereik heeft. Dat uit zich in allerlei muziekstijlen die je niet telkens niet helemaal aan ziet komen. Van korte garagenummers als Pet Body tot het grootse God Is A Woman en de altrock van de gloednieuwe single Trouble Adjusting. Ze sluit haar set af met een adembenemende versie van Woodstock, het prachtige epos van een van haar inspiratiebronnen Joni Mitchell. Ze legt de zaal het zwijgen op en Amsterdam is veroverd. (RJ)

 

Black Honey
Het is in de grote zaal duidelijk dat sommige acts het publiek niet meekrijgen – kuch, British Sea Power – en andere wel, zoals Black Honey uit Brighton. Frontvrouw Izzy Bee voert je (ook al) terug naar de nineties; de tijden van No Doubt. Voeg daar voor Bee een glamrock-kostuum van groen glimmend metallic materiaal en een Rod Stewart-esque kapsel aan toe. De band doet iets goed; het ietwat tamme publiek van deze avond – het zal het weer zijn geweest – klapt zelfs mee bij Black Honey. Toch knap. Bij de langzamere nummers is het wat moeilijker de aandacht vast te houden, maar vooral singles All My Pride en Hello Today doen het goed. (GB)

 

Ron Gallo
In een blauw-paarsige achtergrond staat Ron Gallo in een duivels rode spot, de garagesensatie uit Nashville is hier vanavond om Amsterdam eens te laten zien wat hij allemaal in huis heeft. En Gallo is net wat London Calling vandaag even nodig heeft, een flinke schop onder zijn hol. Dit is het moment waarop de lome zomervibes ingewisseld worden voor de kille klauwen van de nacht. Na een voordracht in het Nederlands breekt de krullenbol het ijs in de gloeiende zaal. Young Lady, You’re Scaring Me wordt afgetrapt en away we go with Gallo. De band gaat 35 minuten voluit en zorgt voor nog grotere zweetplekken op de shirtjes in de Kleine Zaal. Er is geen houden aan en terwijl Gallo met een koffer over de snaren van zijn gitaar staat te schrapen, lijkt Paradiso betoverd te zijn door deze Medicine Man. Snel maar weer eens terugkomen Ron, de eerste stap is gezet. (RJ)

 

 

HMLTD
Het Britse muziekblad NME noemt HMLTD al “The UK’s most thrilling new band” en volgens The Guardian zouden ze “rock’s saviours” zijn. Als de Britse muziekpers ergens goed in is, is het in dingen overdrijven, maar in het geval van HMLTD hebben ze een punt. De in London opererende band – met leden uit meerdere Europese landen – zou best eens ver kunnen komen. De zes mannen kleden zich extravagant, met veel make-up, geblondeerde kapsels en leren jassen. Ze spelen met gender, zoals The New York Dolls dat in de jaren zeventig deden. De groep onder leiding van de Britse Henry Spychalski probeert rock te mixen met moderne elektronica, om het genre zo uit de dood te laten opstaan. In de Kleine Zaal van Paradiso valt op hoe intens zijn liveshow is. Spychalski schreeuwt alsof het gebouw in brand staat en onderstreept daarmee wat hij al in interviews zei: hij wil het niet te gemakkelijk maken voor het publiek. HMLTD, ooit Happy Meal Limited, is avant-garde in de pure zin van het woord; het gaat van rock naar jazz, naar flipperkastmuziek. Het is dan ook een godswonder dat deze band op contract staat bij Sony. Toegegeven, de groep kan nog wel een paar extra sterke songs gebruiken, maar het is veelbelovend. HMLTD brengt precies wat rockmuziek anno 2017 nodig heeft; excitement. (JL)

The Courtneys
De band bestaat al sinds 2012, maar de show in de Kleine Zaal van Paradiso is de eerste die The Courtneys in Europa spelen. De Canadese garagepunkband heeft de twijfelachtige eer de eerste dag van London Calling af te mogen sluiten. Het gros van de bezoekers is al naar huis en de drie vrouwen moeten het doen met een halflege zaal. Hun melodische 1-2-3-4-garagerock doet het best aardig en The Courtneys blijken net als Bleached in 2013 een prima uptempo gitaarrock-afsluiter van de festivaldag. Weinig opzienbarende muziek, maar song-technisch zit het prima in elkaar. Daar hoef je trouwens niet goed voor te kunnen spelen. Kunnen ze ook niet per se bij The Courtneys. Opvallend is bijvoorbeeld hoe monotoon zangeres en drummer Jen Twyne Payne op haar drumstel tikt; aan haar hi-hat en snaredrum heeft ze vrijwel altijd genoeg. Niet dat het de paar dronken bezoekers van London Calling is opgevallen. Die zijn er vrijdagavond hoofdzakelijk nog omdat de bar nog open is. (JL)

 

Ook gezien tijdens de eerste dag van London Calling:

Palace

 

Fazerdaze