De line-up op de vrijdag van London Calling is een feest voor wie van punk en postpunk houdt. En sinds de komst van bands als Shame en Fontaines D.C. zijn dat er plotseling velen; ook al ontbreekt een duidelijke publiekstrekker, Paradiso is deze vrijdagavond afgeladen. Het traditionele kriskrassen tussen de kleine en grote zaal is niet te doen, want de bovenzaal is geregeld zo vol dat hij afgezet moet worden. Een rij vormt zich tot de begane grond aan toe.

Tekst Jelmer Luimstra
Foto’s Mirel Masic & Ab Al-Tamimi

Dit overkomt The Daily Indie wanneer we het optreden willen bekijken van het Californische wavetrio Automatic – niet te verwarren met de noughties-emo van The Automatic. Na de vroege start op vrijdag, met poppy rariteitenkabinet Wovoka Gentle, een thuiswedstrijd van EUT, folkie Bess Atwell en RVG uit Melbourne, staat Paradiso al snel ramvol.

Automatic – Foto: Mirel Masic

Vanuit een gedegradeerde plek in de benedenzaal kunnen we via het scherm een glimp opvangen van de experimentele en bedoeld kille synthesizerwave van de drie dames die Automatic opmaken. Spannend en veelbelovend, voor wat je ervan meekrijgt. Muzikaal vormen ze een welkome uitzondering op het hoge rockgehalte van de avond. Minder overtuigend is het optreden erna van de Amerikaanse retrorockband Night Moves. De psychedelische, meerstemmige jaren tachtig-pop van de band heeft wat weg van de stadionrock van Fleetwood Mac, maar het is de vraag of Night Moves ooit zulke stadia zal vullen.

Night Moves – Foto: Mirel Masic

Na het succes van Dubliners Fontaines D.C. moeten labels druk in de weer zijn meer postpunkbands uit de Ierse hoofdstad te scouten. Een eerste wapenfeit is daar met het eerder gehypete The Murder Capital. De vijfkoppige band doet het, zoals dat gaat, allemaal weer net wat anders dan wat er al op de markt is en brengt ietwat introverte doomrock. De duistere muziek maakt indruk, maar de neurotisch-staccato drumroffels, ijzige gitaarlijnen en lage zangpartijen hebben soms wel érg veel weg van wijlen Joy Division. Nu is dat in dit genre wel vaker, maar zelfs de kledingstijl van zanger James McGovern – simpele blouse en pantalon – lijkt te zijn gekopieerd van Ian Curtis en de zijnen.

Murder Capital – Foto: Ab Al-Tamimi

Origineler – en vager – is vervolgens Squid uit Brighton. De band met zingende drummer varieert muzikaal tussen schreeuwerige postpunk en meer experimentele stukken, met hier en daar zelfs jazzy fragmenten. Makkelijke muziek is het niet, maar de songs zijn wel dansbaar. Hoogtepunt is de strakke uitvoering van catchy single The Cleaner, het beste nummer dat de band tot dusver uitbracht.

Squid – Foto: Ab Al-Tamimi

In de bovenzaal speelt vervolgens Heavy Lungs, een genadeloos harde rockband uit Bristol rond Brits-Oekraïnse frontman Danny Nedelko, inderdaad de hoofdpersoon in de gelijknamige song van IDLES en beste vriend van diens Joe Talbot. De deprirock van Heavy Lungs vormt een passende soundtrack bij de onzekere tijden in een door Brexit verscheurde UK. De wijde armgebaren en stoïcijnse blik van Nedelko dragen bij aan het indrukwekkende karakter van de show.

Heavy Lungs – Foto: Ab Al-Tamimi

Afsluiter in de grote zaal is vervolgens Sheer Mag. Klonk de Amerikaanse band enkele jaren terug nog vooral punk, het vizier lijkt anno 2019 meer te verschuiven richting glam- en hardrock. Na de bijzondere optredens van Squid en The Murder Capital klinkt het een beetje als een That 70’s Show-soundtrack en is helaas een beetje mosterd na de maaltijd. Zangeres Christina Halladay zit er vocaal ook vaak naast.

Sheer Mag – Foto: Ab Al-Tamimi

Een leukere afsluiter is de Nederlandse band Personal Trainer, die vervolgens in de bovenzaal staat. De band is een een zijproject van Canshaker Pi-frontman Willem Smit en de muziek klinkt dan ook zoals je die zou verwachten: energieke rammelrock uit de polder. Tegen het einde van de show betreedt de hele entourage van de band het podium om allen mee te spelen – al was het maar op een woodblock. We zien de eerste avond van London Calling dus eindigen met zo’n vijftien enthousiastelingen op een veel te klein podium die pretentieloze garagerock spelen – zoals het hoort.

Echt los wil het, net als op dag één, maar niet gaan op deze London Calling-editie. Het is wachten tot het laatste optreden, dat van Pottery, tot een ware vleug van extase het publiek weet te bereiken. Terwijl deze London Calling er op papier sterk uitzag, vallen net wat te veel concerten tegen. The Daily Indie baant zich een weg door een zaterdag wat drukker Paradiso.

Tekst Jelmer Luimstra, Ricardo Jupijn & Joëlle Koorneef
Foto’s Ab Al-tamimi & Lisanne Lentink

Foto: Ab Al-tamimi

Muncie Girls
Muncie Girls zet je met de bandnaam al op het verkeerde spoor. Met een mannelijke drummer en gitarist is dit geen exclusieve meidenclub. Nee, die bandnaam hebben ze geleend van filmscène uit The Hudsucker Proxy omdat ze het wel lekker vonden klinken. En gelukkig klinkt de punkrockband uit Exeter – met uitzondering van wat technische mankementjes tijdens het tweede nummer – ook lekker. In het liedje Jeremy zingt Lande Hekt ‘I’m so angry I’m gonna get tattooed‘ en aan het folie op de arm van bassiste Harriet Elder te zien, zit die woede nog hoog. Muncie Girls is een bak herrie overgoten met de overblijfselen van tienerangst. Is Hekt de beste zangeres van de avond? Nee, maar deze muziek hoort te rammelen op het randje van onzuiver. (JK)

Foto: Ab Al-tamimi

Jesse Mac Cormack
Jesse Mac Cormack zet in, de band volgt. De eerste klanken van No Love Go luiden en de kleine zaal van Paradiso ontwaakt. Na een minuut kapt Jesse ermee: dit was nog maar de soundcheck. Als je het publiek dan al zo mee kan krijgen, dan weet je dat je een zaal in je macht hebt. Van zijn vlotte babbel moet hij het niet hebben, we zien de niet bijster originele opmerkingen over coffeeshops dan ook maar even door de vingers. Zijn muziek is contemplatief en donker, waar we in het Engels het woord broody tegenaan zouden gooien.

De band speelt met twee bassisten, waardoor je die sombere songs in je borstkas voelt bonzen. Terwijl Jesse zich ingespannen over zijn instrument buigt, siert een aureool van pluizig piekhaar zijn hoofd. Jesse Mac Cormack zou best die grote act kunnen worden waarvan je over een paar jaar trots zegt dat je die nog in de kleine zaal van Paradiso hebt gezien. (JK)

Foto: Ab Al-tamimi

Hand Habits
Meg Baird komt gedecideerd het podium oplopen, gooit haar gitaar om en vraagt met een strak gezicht zonder ironie wie er allemaal Engels verstaan in de zaal. Vrijwel alle handen gaan de lucht in, waardoor ze kan concluderen dat haar grappen tijdens de show waarschijnlijk slecht zijn als er niemand lacht. Na deze nogal onverwachte opening zet Baird in en volgt haar band zich in haar schitterende nummers van het laatste album Placeholder.

Met liedjes die Big Thief en Sharon Van Etten graag in hun set hadden gehad, vervlecht ze het ene schitterende akkoord aan het andere en krijgt ze met haar indrukwekkende stem de kleine zaal stil. Tussen deze mijmerende nummers door vertelt ze inderdaad het ene na het andere verhaal, die je toch niet helemaal aan ziet komen bij deze band. Over het feit dat ze in een uitverkocht grote zaal stond met haar day job, Baird speelt in Kevin Morby’s band, maar dat dit veel meer voor haar betekent. Dat de merch zo goed als op is na twee maanden touren, maar mocht er iemand interesse hebben in vieze kleding, dan moeten ze even contact opnemen. En ja, zelfs het ondergoed… (RJ)

Foto: Lisanne Lentink

Jonathan Bree
Afgelopen zomer zagen we Nieuw-Zeelandse Jonathan Bree ook al eens live met zijn ‘levende poppenshow’ en vanavond staat hij op London Calling gepresenteerd. De muzikant loopt ondertussen al een behoorlijke tijd mee en heeft met zijn laatste album een nieuw alter ego verzonnen. Lees hier ons interview met Jonathan Bree van eerder.

Over het concert van de zomer schreven we: ‘De show zweeft ergens tussen een neo-klassiek theaterstuk en een performance in het Stedelijk, alsof we in een underground-disco in een ander universum staan.’ Heel erg tof als je dat voor de eerste keer ziet in een kunstzinnige omgeving, maar tijdens London Calling vragen we ons af: ‘hoelang blijft deze geacteerde act interessant?’ ‘Past dit hier wel tussen?’ ‘Gaan de maskers ooit nog af, wordt het een gimmick?’ De muziek van Bree is ontzettend mooi, maar los van de twee dansers, behoorlijk statisch en mogelijk iets te intiem. In de grote zaal komt het niet tot leven en sluimeren de emoties wat op het podium. (RJ)

Foto: Lisanne Lentink

Still Corners
Welk festival boekt nou een brave dreampop-act op primetime zaterdagavond? Nou, London Calling dus. Godzijdank, want we hebben het hier wel over Still Corners. Het Londense duo Greg Hughes (gitaar) en Tessa Murray (vocals en synths) maakt al muziek sinds 2007. Ondanks dat ze voor het eerst hier staan, voelen ze als Paradiso-veteranen. De klassiek geschoolde Murray lokt en verleidt ons als een mythische Sirene met die prachtige stem terwijl Hughes opgaat in zijn eigen gitaarspinsel. Het optreden vliegt voorbij als een droom.

Foto: Ab Al-tamimi

Tegen het eind van de set komt er maar één verzoek uit de zaal: ‘speel The Trip!’. Deze psychedelische trip van zes minuten lang tikt bijna de vijftien miljoen streams aan op Spotify en doet het ook vanavond erg goed. Wie zegt dat je niet kunt dansen op dreampop? Ogen dicht en gaan. (JK)

Priests
Toch jammer, dat optreden van Priests. De postpunkband uit Washington DC klinkt op plaat als ideale jaren tachtig-new wave. Een donkere Joy Division-achtige bas, diepe snaredrums, heerlijk schelle gitaren en een krachtige, Blondiaanse stem van vocalist Katie Greer. In Paradiso gaan al die eigenaardigheden op in een muur van geluid. Wat daarbij ook niet meehelpt is dat Greer, voorzien van kek, geel latexjurkje, over het podium zwalkt alsof ze al menig Heineken soldaat gemaakt heeft. Drummer Daniele probeert het nog even te redden door Greer een paar liedjes achter de drums te zetten en zelf de microfoon ter hand te nemen. Deze poging slaagt, zoals gezegd, een paar liedjes, waarna Greer het publiek weer confronteert met de motorische gevolgen van stevig alcoholgebruik. Dat publiek dunt ondertussen steeds verder uit. (JL)

Pottery
Aan de jonge, Canadese band Pottery de eer om London Calling af te sluiten. De band bracht deze maand zijn debuutplaat No. 1 uit: een verzameling uptempo-rocksongs, waarbij zij het beste combineren van The Modern Lovers, Television en Parquet Courts. Weinig verrassend, levert dit live ook een prima, energieke show op. Eindelijk spot The Daily Indie een voorzichtige moshpit op London Calling. Die hadden we, tegen de rock-‘n-roll-geest van het festival in, nog niet gezien en dat geeft te denken: ontbrak het deze editie aan spectaculaire namen waarvoor men los wil gaan of wordt de gemiddelde London Calling-bezoeker simpelweg ouder? Vermoedelijk is het een combinatie van deze twee factoren. Dat geeft stof tot nadenken. (JL)

Mei loopt op zijn eind en de zon schijnt, dus dat kan maar één ding betekenen: tijd om weer twee avonden in een snikheet Paradiso te bivakkeren voor London Calling. Op papier heeft deze eerste dag van het tweedaagse ontdekkingsfestival een prima programma, maar het is natuurlijk altijd maar afwachten welke bands we na dit weekend het meest op onze radar zullen hebben staan.

Tekst Joëlle Koorneef, Jelmer Luimstra & Reinier van der Zouw
Foto’s Sabrine Baakman & Mirel Masic

Op voorhand lijken vooral het Japanse CHAI en de Australische scuzzrockers Body Type kanshebbers om ons hart definitief te stelen, evenals relatief meer bekende namen als The Drones-afsplitsing Tropical Fuck Storm en de vorig jaar al gepasseerde Britse postpunkers The Howl and the Hum. Maar wie dat ook echt lukte? Maar een manier om dáár achter te komen natuurlijk.

Penelope Isles
In het programmaboekje werd Penelope Isles door programmeur Ben Kamsma getipt, omdat het traditie is dat de eerste en de laatste band van de dag de gaafste ontdekkingen zijn. Maar de band uit Brighton was niet de eerste in de kleine zaal – die eer was aan Wild Beasts-frontman Hayden Thorpe – en begint met een net iets te lange soundcheck. Of de show het wachten waard is? Met hun haren in matchende hoge knotjes zingen Broer en zus Jack en Lily Wolter dikwijls in samenhang.

Grootste aandachtstrekker is echter bassist Becky Redford, die vanavond het ruigere werk verzorgt. De liedjes van Penelope Isles hebben tijd nodig, tijd om dat krautrock-geluid op te bouwen, tijd voor kleine fijne keyboard-onderbrekingen. Als je even snel een kijkje hebt genomen in de kleine zaal dan zal Penelope Isles dus waarschijnlijk niet zijn blijven hangen. Dat is het lastige aan een set van dertig minuten: die moet eigenlijk gelijk inslaan en niet pas in minuut negenentwintig, zoals hier helaas wel het geval was. (JK)

Ohtis
We kennen ze allemaal: artiesten die hun optreden in Amsterdam zien als een soort sociologisch onderzoek naar de Nederlandse bevolking, alsof ze de nieuwe Lonely Planet aan het schrijven zijn. ‘Mag dat hier?’ ‘Hebben jullie dit ook?’ Ohtis-frontman Sam Swinson is er zo eentje. Zijn autobiografische liedjes gaan over rehab en de politie, ‘maar die hebben jullie hier vast niet. We zijn dus op zoek naar een huis in Amsterdam.’ De muziek van Ohtis is fijn, iets meer country dan we op London Calling gewend zijn, maar wel de enige band die vanavond gebruik maakt van een lap-steel, zo’n tof instrument dat je er zelf ook een van Marktplaats wilt scoren. Het enige minpunt is dat de I-love-Jesus-Americana overstemd wordt door een dikke laag aan gebabbel. Dat kan beter, jongens. (JK) 

Anemone
Het speelt ongetwijfeld mee dat het balkon de hele avond dicht blijft, maar dan nog is het opvallend dat de grote zaal redelijk aan het begin van de avond al goed is volgelopen voor Anemone. Op plaat is deze dreampop band een soloproject van de uit Montreál afkomstige Chloé Soldevila, live heeft ze een volwaardige band bij zich. Dat is waarschijnlijk de reden waarom haar songmateriaal op het podium een stuk steviger klinkt dan op plaat. Waar de studioversies allemaal vrij liefelijk zijn, ontspoort vanavond vrijwel ieder nummer in een schurende climax.

Soms op een vrolijke, euforische manier die wel wat aan stadgenoten Arcade Fire moet denken – incluis een nummer waar je bijna de ’ta da da da dáá’ van diens No Cars Go overheen kan zingen, maar ook dikwijls op een manier die tegen de noiserock aanschuurt. Je merkt dat het publiek niet altijd weet wat het er mee aan moet, maar naarmate de show vordert wordt er steeds minder voorzichtig meegedanst. Met het instrumentale Segue – dat in deze versie niet zou misstaan op een album van Battles – en een lekker uitgesponnen versie van bescheiden Spotify-hitje Bout de Toi komt een goed einde aan een show waarmee Anemone bewijst live een stuk spannender te zijn dan op plaat. (RvdZ)

The Howl and the Hum
Je ziet ze bijna ieder jaar wel, bands die het zo goed doen in de kleine zaal dat ze de volgende editie het nog eens dunnetjes over mogen doen. Deze keer is die eer aan The Howl and the Hum, deze Britse postpunkers speelden vorig jaar hun eerste show op het Europese vasteland, wat duidelijk goed beviel. Door de goede word of mouth die rond de band hangt, is het dan ook dringen in de grote zaal, maar voor wie er vorig jaar niet bij was zal het begin van het optreden even slikken zijn. De band opent met een vrij saai akoestisch nummer, waardoor het even lijkt alsof frontman Sam Griffiths en zijn kompanen de hype niet kunnen waarmaken. Gelukkig neemt het daaropvolgende Manea – een heerlijk dreigend en steeds aan intensiteit winnend nummer – alle twijfel meteen weg en ontpopt de show zich tot een dampend hoogtepunt.

Griffiths stuitert als een bezetene over het podium en slingert zijn teksten met bizar veel overtuiging het publiek in. Door de kille sound lijkt The Howl and the Hum misschien vooral een herfstband, maar ook als het wel lekker weer is, is het nog steeds erg moeilijk om je niet compleet over te geven aan de onversneden melancholie die de band op het podium neerzet. Met recente single Hall of Fame bewijzen de heren ook nog eens dat ze met iedere single beter worden, dus deze (veel te korte) show laat ons vooral achter met honger naar méér van The Howl and the Hum. (RvdZ)

Stonefield
Het Australische Stonefield is getekend op het Flightless-label van onder andere King Gizzard and the Lizard Wizard, maar heeft niet direct de psychedelische garagerocksound waar je bij die stal van bands aan denkt. Nee, Stonefield klinkt eerder alsof de zusjes Haim een Black Sabbath-coverband zijn begonnen. Zussen Amy, Anna, Holly en Sarah Findlay steken hun liefde voor jaren zeventig heavy metal niet bepaald onder stoelen of banken, maar weten er net genoeg een eigen draai aan te geven zodat we hier niet te maken hebben met een Greta van Fleet-achtige holle imitatie.

De riffs dreunen overtuigend door de zaal heen, maar door de vrij statische podiumpresentatie en de niet helemaal lekker in de mix zittende vocalen van zingende drummer Amy slaat de vonk niet echt over. Stonefield gaat al meer dan tien jaar mee en heeft al een redelijk uitgebreide discografie, dus op zich is deze show een prima motivator om daar eens in te duiken, maar een echt hoogtepunt valt deze naar eigen zeggen eerste Amsterdamse show van het viertal niet te noemen. (RvdZ)

Body Type
Wie is er na het zien van Body Type niet een beetje verliefd geworden op deze band? Lekkere indie gespeeld door enthousiaste muzikanten: daar komen we toch voor? Om en om nemen de serieuze Annabel Blackman en energieke Sophie McCommish de zang van elkaar over. Aan de star quality van McCommish valt niet te twijfelen, zie bijvoorbeeld hoe ze tijdens haar gitaarsolo op haar kniekousen over het podium schuift, maar op dat vlak moeten we ook de rest van de band geen tekortdoen. Als geheel staat Body Type als een huis. Tijdens Palms, het laatste nummer, laat ook menig Paradiso-bezoeker een leuk danspasje zien. Alweer een show die naar meer smaakt, deze sets zijn te kort! (JK) 

Als middernacht nadert, hebben we zeker een alleraardigste festivalavond achter de rug, maar tegelijkertijd hebben we nog niet echt iets gezien wat we nog nooit op London Calling gezien hebben. Laat het maar aan de Japanse punkers van CHAI over om daar verandering te brengen. Uitgedost in matchende roze outfits straalt de band vanaf de eerste noot al een level aan energie uit waar iedere andere band die we vanavond zagen een puntje aan kan zuigen. De manische nummers van het viertal kunnen eerst nog niet op heel veel bijval rekenen, maar als Paradiso een a-capella cover van ABBA’s Dancing Queen(!) in het Japans(!!) met bijbehorende choreografie(!!!) krijgt voorgeschoteld slaat de vonk definitief over.

CHAI
Wanneer zangeres Mana vervolgens enthousiast haar best doet het neo-kawaii (nieuwe schattigheid, red.) ethos van de band probeert uit te leggen wint ze alleen nog maar meer zieltjes, waardoor de tweede helft van de show redelijk uitzinnig ontvangen wordt. Het helpt natuurlijk dat de band niet alleen maar een gimmick is, CHAI heeft ook echt goede nummers op zijn naam staan. Het heerlijk voortdenderende N.E.O. en het synthpop-achtige Curly Adventure behoren tot het fijnste wat we vanavond uit de speakers van Paradiso hebben horen komen. Als het viertal het na een klein half uur al weer voor gezien houdt, maakt het heldenapplaus wat uit het publiek klinkt duidelijk dat Paradiso van CHAI is gaan houden. Laat deze eerste Nederlandse show niet de laatste zijn. (RvdZ)

Tropical Fuck Storm
Die Gareth Liddiard. Na te zijn gestopt met rockband The Drones besloot de Australiër zijn levenswerk ‘a bunch of fucking wank‘ te vinden, om vervolgens een band op te richten met een, tsja, nog veel wankerigere naam: Tropical Fuck Storm. Het idee: agressieve, ongetwijfeld op The Birthday Party geïnspireerde doomrock met tegendraadse ritmes en kritische anti-systeemteksten over onbegripvolle politici en grote techbedrijven. Op papier een goede cocktail. Op plaat gaat het – op een tenenkrommende cover van de BeeGees’ Stayin’ Alive – allemaal nog wel, omdat Liddiard nog enigszins een poging doet om te zingen. In Paradiso horen we Liddiard, voorzien van Gogol Bordello-matje en T-shirt met hondenafbeelding, vooral pratend zingen en een zeer matige een poging doen tot rappen. Dat de twee vrouwen in zijn band dikwijls de laatste twee woorden van zijn zinnen meezingen, versterkt dit akelige raprock-effect. En wij maar denken dat 2003 lang verleden tijd was. (JL)

Corridor
Voordat de uit het Canadese Montréal afkomstige Corridor het podium bestijgt, schalt Gang of Four’s Damaged Goods uit 1978 door de grote zaal van Paradiso. De toon is gezet. Corridor, vier jongens uit het Franstalige gebied van Canada, brengen vervolgens een show vol hypnotiserende, postpunk-eske, Franstalige uptempo-rock, voorzien van de bij de muziek behorende statische ritmes. Zoals dat gaat bij dit genre, danst Paradiso vol overgave mee. Terecht, want muzikaal is het allemaal best spannend bij Corridor. Dat The Daily Indie tegen het einde van de show een toeschouwer plots breeduit ziet gapen, is daarentegen ook zéér verklaarbaar: Corridor ontbreekt het – net als veel tijdsgenoten die postpunk met moeilijke gitaarloopjes brengen – aan echte liedjes, songstructuren dus. Dat kon Gang of Four toch beter. (JL)

London Calling Festival
Vrijdag 24 & zaterdag 25 mei

In de gekte van het dagelijkse leven vergeet je misschien weleens wat je allemaal hebt gezien tijdens London Calling. Neem alleen al 2018: Rolling Blackouts Coastal Fever, Bodega, Stella Donnelly, Mattiel, Snapped Ankles, Snail Mail, Fontaines D.C. en Viagra Boys. Zo zie je maar hoe snel het kan gaan en hoe scherp de line-up altijd is. Dit jaar is het niet anders, let maar op. Hieronder vind je een aantal waardevolle tips.

Nog meer features lezen over de aankomende editie van London Calling? Lees hier die over Gently Tender, CHAI, Body Type, The Howl & The Hum en Tropical Fuck Storm.


Still Corners
Zaterdag, Grote Zaal om 23:20
Het Londense Still Corners is het synthpop-duo van je dromen. De ijzige stem van zangeres Tessa Murray zweeft door je hoofd als een geest door een spookhuis, terwijl je wegdobbert op psychedelische gitaar- en synthesizerpartijen. Dreampop waar je niet van gaat gapen! (JK)


Hayden Thorpe
Vrijdag, Kleine Zaal om 18:15
Helaas geen Hotel Lux meer op London Calling wegens een annulering, maar in ruil daarvoor wel voormalig Wild Beasts-frontman Hayden Thorpe. Diezelfde dag verschijnt het titelloze debuut waarvoor we al eerder opgewarmd werden met prachtige singles als Love Crimes en Diviner. Binnenkort hebben wij ook een mooi interview met de Brit, reden te meer om alvast even te kijken wat er volgt na al die jaren Wild Beasts. (LS)


Just Mustard
Vrijdag, Kleine Zaal om 01:45
Just Mustard vat je het best samen als noiserock met postpunk en triphop-invloeden die in no-time van nul naar honderd gaat. De band ontstond in 2015 uit een groepje vrienden en dat klinkt inderdaad niet als een bijzonder onbekend of uniek verhaal. Maar na de opnames van debuutalbum Wednesday ging het ineens wel erg snel: de band toerde onder meer met Fontaines D.C. en werd genomineerd voor de prestigieuze Ierse Choice Music Prize. Op vrijdag laat de band zien waarom. (LS) 


Emerson Snowe
Zaterdag, Kleine Zaal om 24:20
Emerson Snowe ken je misschien wel als Jarrod Mahon, de zanger en bassist van de Australische indierockband The Creases. Solo slaat de muzikant een donkerdere en meer autobiografische richting in. Zijn project zag het levenslicht nadat Mahon besloot geen alcohol meer te drinken, om zich beter te kunnen focussen op het artistieke proces, maar ook op zijn eigen gevoelens en kwetsbaarheden. De eerlijkheid die Mahon als Emerson Snowe laat zien en horen, heeft hem tot nu toe geen windeieren opgeleverd. Zo toerde hij met onder meer Ariel Pink, GUM en King Krule. Op invloedrijke showcasefestivals als SXSW en The Great Escape bleef de Australische muzikant ook niet onopgemerkt. Just sayin’…! (LS)


A.A. Bondy
Zaterdag, Grote Zaal om 17:45
Bondy is geen onbekende in de muziekwereld, zo was hij eerder de leadzanger en gitarist van de Amerikaanse rockband Verbena. Toen de band het voor bekeken hield, besloot Bondy solo te gaan. In 2007 verscheen zijn solo-debuut, waarop hij meer zijn folk-kant opzocht en vooral zijn akoestische gitaar te horen was. De country-nummers tonen met name de zachte en verhalende kant van de Amerikaan. In 2011 zag het derde A.A. Bondy-album het levenslicht: Believers. Daarna werd het dodelijk stil rond de muzikant. Tot hij dit jaar opeens met Enderness kwam, een album waarop de ‘countrypop’ plaats heeft gemaakt voor elektronische klanken die doorsijpelen in zijn prachtige folkballads. Een stap waardoor Bondy ineens weer heel erg 2019 klinkt. (LS)


Penelope Isles
Vrijdag, Kleine Zaal om 18:45
De kern van deze band komt uit dezelfde schoot: broer en zus Jack en Lily Wolter. Ze zochten wat vrienden bij elkaar en al snel was daar een vierkoppige band op het snijvlak tussen melodieuze pop en schitterende psychedelica. Met succes! Zo stond Penelope Isles dit jaar op showcasefestivals als Eurosonic en SXSW en verzorgde de band de support voor acts als British Sea Power en Lost Horizons. Met de verschijning van de debuutplaat deze zomer via Bella Union, zou 2019 zomaar eens het jaar van Penelope Isles kunnen worden. (LS)


Pottery
Zaterdag, Kleine Zaal om 02:15
Uit Montreal komt de psychedelische garagepunk die doet denken aan country with a kick. De band moest het lang hebben van zijn live-reputatie, zo stond Pottery in het voorprogramma van onder meer Oh Sees en Parquet Courts. Ondertussen zijn er een aantal knetterende singles verschenen en in plaats van dat jij naar Canada moet om te zien waar al die heisa over gaat, is de band naar Amsterdam gehaald om zijn verse debuutalbum te komen spelen. Goede deal, toch? (LS)


WEBSITE LONDON CALLING | FACEBOOK-EVENT | TICKETS

Het is eind oktober, en als trouwe lezer mag je inmiddels best weten wat dat betekent: London Calling is weer van start en wij van The Daily Indie zijn er natuurlijk weer bij. Na wat experimenteler uitstapjes, valt te zeggen dat London Calling de afgelopen jaren weer voorzichtig terugkeerde naar je-weet-wat-je-kunt-verwachten: de beste opkomende independent gitaarbands en aanverwanten (interpreteer dat zo breed als je wilt) van het moment. Laat het festival na maar liefst 26 jaar nog steeds geen slijtageplekken zien? Spoiler alert: gisteren zagen we in Paradiso opnieuw dat London Calling ons maar niet kan teleurstellen.

Tekst Matthijs van Rumpt & Sharona Badloe
Beeld Sabrine Baakman

Nog meer London Calling? Lees hier ons verslag van de zaterdag!

Het is pas krap 18:00 uur, wanneer Helena Deland klaarstaat om de Kleine Zaal op te warmen. Even lijkt het alsof ze als opener voor het festival voor een zo goed als lege zaal zal spelen, maar daar komt al snel verandering in. De uit Montreal afkomstige artieste en haar band spelen popnummers die niet per se blijven hangen, maar wel heel fijn in het gehoor liggen. Met name de kalmere nummers doen live soms denken aan de band en stadgenoten Men I Trust, iets wat op de plaat niet de toon is. Vrolijke dansend verplaatst de band zich na afloop van het podium en naar de zaal, de kop is eraf.

 

Daar staat Anemone, óók een Frans-Canadese band. Vanaf de eerste kick springt frontvrouw Chloé Soldevila over het podium. Ze is een van de vijf leden uit de band en samen maken ze heel sterke uptempo pop met psychedelische invloeden. Al doen de looks van de band anders vermoeden, Anemone is meer dan één grote verwijzing naar de jaren zestig.  Nooit voelt het als een kopie, gemaakt door mensen die liever in een andere tijd hadden geleefd. Soldevilla danst nog steeds, en in de tussentijd speelt de band de songs vol drukke basloopjes en synthsolo’s foutloos. Het is nog te vroeg om de Kleine Zaal echt een beetje op gang te krijgen, maar ja. Aan de muziek zal het niet liggen. (MvR)

 

In de grote zaal is ondertussen Crumb begonnen, en hoewel ik al een tijdje fan ben van de band, ben ik toch compleet verrast. Ten eerste had ik geen idee hoe jong de bandleden allemaal waren. Hun muziek getuigt niet alleen van een heleboel technische skills, maar brengt ook een bepaalde mate van volwassenheid over. Maar als ik vier jonge net-geen-studenten-meer het podium op zie lopen, is het duidelijk dat ik het helemaal mis had. Frontvrouw  Lila Ramani is makkelijk een kop kleiner dan haar bandmaten, maar ze neemt met haar sterke aanwezigheid bijna alle ruimte in op het podium. Met de ogen dicht laat Ramani haar heldere en nonchalante stem moeiteloos over de psychedelische tonen glijden. De hele band staat er relaxt, ervaren en zelfverzekerd bij. Bijna alsof ze in hun slaapkamer aan het oefenen zijn op een veilige plek waar niemand ze kan bekritiseren. Maar in werkelijkheid staan ze voor een zaal vol mensen die met hun oogjes dicht en een glimlach op het gezicht heen en weer aan het zwaaien zijn. Crumb was eigenlijk niet van plan om de wereld over te touren met dit project, maar hun fans hebben ze via social media bijna gesmeekt het toch te doen. Nu ik zelf de intieme setting die ze creëren meemaak, begrijp ik helemaal waarom.

 

Nog helemaal gelukkig van de vorige set gaan we naar de kleine zaal voor Sam Evian. Dit is het project van frontman Sam Owen, en hij knalt de zaal vol met simpele en strakke rocktunes. Hij bewijst dat je met de standaard instrumenten, een goeie stem en een beetje jongensachtige charisma ver kunt komen. De garageband sound die hij creëert is bijna nostalgisch, en dat is precies waar hij voor gaat. Hij heeft zijn tweede album You, Forever geschreven op een simpele four-track recorder. Dit dwong hem om de kale skeletten van de nummers zoveel vorm te geven dat ze niets anders nodig zou hebben. Hij raakte daar zo erg door geïnspireerd dat hij bij het opnemen van de nummers dezelfde oldschool aanpak vasthield. Hij nam zijn band niet mee naar een fancy studio, maar naar een simpel huis dat hij speciaal hiervoor gehuurd had. In tegenstelling tot Lila Ramani van Crumb, die tussen de nummers door zorgeloos met het publiek aan het kletsen was, laat Owen de muziek voor zichzelf spreken door het ene na het andere nummer in te zetten. Hij wacht nauwelijks tot het publiek klaar is met klappen. Dit werkt goed voor zijn muziek, maar als hij tegen het einde van de set aan het publiek voor het eerst aanspreekt geeft hij toe dat hij vooral te verlegen was om iets te zeggen. “I was too shy to say anything up till now, but I’m very happy to be here. I love you all.” Zegt hij voorzichtig door de microfoon. Maar tijdens het spelen heeft hij schijnbaar nergens last van, en hij gaat na zijn korte toespraak rustig verder met zichzelf compleet verliezen in de muziek.

 

Tegen het eind van Sam Evian’s show rennen we alweer naar beneden om Phum Viphurit in de grote zaal mee te pakken. Phum Viphurit is de stage naam van de Thaise singer-songwriter Viphurit Siritip. Hij is pas 23, maar als we hem zo op het podium zijn leuke indiepop nummers zien spelen had hij makkelijk achttien jaar oud kunnen zijn. Iets dat alleen maar versterkt wordt door zijn beugels, gitaar met regenboogstrap en een broek met lama’s erop. Hij heeft met zijn ontwapenende lach, zuivere stem en dromerige liefdesliedjes al snel een hele schare zwijmelende meisjes vooraan het podium verzameld.

Phum maakt grapjes tussen liedjes door, springt in het rond en heeft vooral heel veel lol op het podium. Tussen zijn liedjes door neemt hij even pauze om zijn bandleden in de spotlight te zetten. Hij neemt ons mee langs zijn gitarist, de Taiwanese John Mayer, hij noemt zichzelf ‘the Thai kid with an Indian heart’ en hij eindigt bij zijn bassist, Guru Tom. Guru Tom is blijkbaar niet alleen de grote broer van de band, maar ook beatbox kampioen. Phum geeft de microfoon door aan zijn bassist en ineens schakelen we van een onschuldig indie concert over naar een heftige beatbox show. Guru Tom maakt geluiden waarvan ik bijna niet kan geloven dat ze door slechts zijn mond gemaakt zijn. Hij gaat van improv over naar grote hits zoals Destination Unknown van Alex Gaudino en Drop it Like its Hot van Snoop Dogg. Deze zagen we niet helemaal aankomen, maar het past bij de ongedwongen en gekke sfeer waar de band voor zorgt. (SB)

 

Later op de avond is het tijd voor het met licht cynisme voorgenomen hoogtepunt The Chats, de band die vorig jaar dankzij één viral video wereldberoemd werd en waarbij altijd als je de naam hoort even ‘I’M ON SMOKO, SO LEAVE ME ALONE!’ wil roepen. Vanavond laten de Aussies uit Brisbane zien of ze behalve die hit nog wat meer in huis hebben. En ja, dat is muzikaal gezien gewoon punkrock zoals je het op school zou leren. Maar het gaat hier niet om originaliteit en unieke zanglijntjes. Het zijn nummers over geen geld hebben voor de bus, aftrekken en soa’s. En aan de moshpit te zien is dat precies waar Paradiso op had gewacht vanavond.

 

Het contrast kan niet groter als we daarna Hater zien (lees hier de feature terug dat we deze week met de band deden). Op het podium staan vier knappe Zweden ontspannen indie pop te spelen. De stem vanCaroline Landahl is live lang niet zo rauw als op het dit jaar verschenen album Siesta, wat een kleine teleurstelling is. Maar de zanglijnen zijn nog steeds heel sterk en Hater is een kort rustmomentje, waarbij je zo tussen alle drukte in Paradiso vanavond even bij weg kunt dromen.

 

De hoofdact van de vrijdagavond is The Garden. Na een avond vol bands met gitaren en bassisten en drummers en toetsenisten en iedereen die netjes op zijn plek zijn deel speelt, is The Garden de verademing die nodig was. De tweelingbroers uit California zien er uit als buitenaardse duivels en ze hebben niet meer nodig dan hun drumstel, bas en vooral: de backing track. Dat kan vervelend en lui overkomen, maar hier biedt het vooral mogelijkheden.  Met koprollen en sprongen bewegen ze op trapbeats, drum ‘n bass, en beetje alle vormen van rock door elkaar. Het is altijd een beetje een matig om over The Garden te schrijven, want nooit krijg je de energie die Wyatt en Fletcher overbrengen, overtuigend op digitaal papier. Dus je moet het maar geloven. (MvR)

 

Als we de rest van de avond heen en weer blijven vliegen om zoveel mogelijk mee te maken, drukt elke band op een compleet eigen manier zijn stempel op het podium. Zo komen we langs de show van punkband A Giant Dog waar frontvrouw Sabrina Ellis wijdbeens in een geblokte leotard op het podium staat en over haar kruis wrijft. Of The Howl & the Hum, waar de zanger zo gepassioneerd aan het zingen is dat het publiek nauwelijks adem durft te halen.

 

Maar onze avond eindigt bij Ancient Shapes. Een explosieve band waar bijna geen touw aan vast te knopen is. Qua stijl is de band een mengelmoes van vlinderdassen, grote hipsterbrillen, hemden met gekke prints en een hoofdband die regelrecht uit de jaren zestig lijkt te komen. De heren lijken wel kruising tussen een brave boyband en een stelletje ruige punkers. Ze twisten in het rond, zwaaien met hun heupen en schoppen in de lucht.

In lange tijd hebben we niet zoveel artiesten achter elkaar op het podium zien staan die zich zo comfortabel voelden. Het is met zo’n zorgvuldig samengestelde line-up niet gek dat dit festival zo vaak artiesten boekt die later enorm groot werden. Tegenwoordig kun je zelfs zeggen dat artiesten groot worden omdát ze op London Calling hebben gespeeld. Dat lijkt ons een mooie conclusie voor deze knotsgekke vrijdag. (SB)

Nadat het laatste vakje van onze London Calling-adventkalender geopend is, reizen we af naar Paradiso. Eindelijk! Met een affiche waar je u tegen zegt, staat ons een overheerlijk weekend te wachten. Dag één van de jubileumeditie is een dag voor de moshpits – met onder meer Cabbage, Downtown Boys en Shame. Geen tijd te verliezen.

Tekst Ruben van Dijk, Mabel Zwaan Jelmer Luimstra

YOWL
De eerste act van de vijfentwintigste editie van London Calling is een klassieke act voor het festival: vers uit Londen, voor het eerst in Amsterdam en overduidelijk een belofte voor de toekomst. YOWL schiet heen en weer tussen een melancholische Interpol-sound en ronduit gefrustreerde punk. Frontman Gabriel Byrde kruipt over het podium en springt van links naar rechts terwijl hij blèrt dat hij het leven als millennial haat. Helaas staat YOWL – ondanks de overduidelijke kwaliteit van de performance – wel erg vroeg op het programma. We hebben het hier over een band die normaliter teert op de energie van een enthousiast publiek, haast tegen het gewelddadige aan. Maar de kwart gevulde kleine zaal van Paradiso is nog te nuchter om ermee in te gaan. Zelfs wanneer Byrde in één van de vele gaten in het publiek springt blijven de bezoekers er stokstijf omheen staan. De perfomance had het veel beter gedaan in het schreeuwdeel van het programma, dat vanaf een uurtje of elf volgt vanavond. (MZ)

Foto: Tess Janssen

 

Vagabon
Terwijl de Kleine Zaal nog na aan het beven is van YOWL en Harlea, opent de Grote Zaal met íéts minder brute kracht het weekend. Vagabon, echte naam Lætitia Tamko, heeft voor de vertolking van haar fantastische debuutplaat Infinite Worlds weinig nodig, soms niet meer dan een drumcomputer. Ook haar stage persona schittert in bescheidenheid: wanneer ze haar gitaar even niet nodig heeft, staat Tamko schuchter met de linkerhand in de zak van haar tuinbroek. “I don’t really know what to say. So, uh, hello”, klinkt het tijdens een van de lange pauzes tussen de songs. De betoverende, pure en complexe indierock van Tamko grossiert bij die rust, dat lichte ongemak, al snijdt ze er met een handjevol venijnige uitbarstingen soms ook dwars doorheen. Het kan zijn dat het de grootte van de zaal is die Vagabon tijdens haar eerste optreden in Amsterdam verlegen stemt; haar optreden wordt er enkel mooier door. (RvD)

 

HAUS
O, heerlijk. De jingle-jangle, pijnlijk catchy, Britse band van de dag: HAUS. Vijf mannen gehuld in kekke pantalons, onder leiding van de geboren showman Ashley Mulimba. De band stal al de show op Lowlands met hun ieniemini-repetoire vol instant hitjes en heeft dan ook al een steady fanbase vooraan staan. De scherpe riffs, pingels uit de synthesizer en retestrakke drums vormen een recept dat ervoor zorgt dat het ons onmogelijk wordt gemaakt stil te staan. Binnen de kortste keren is de kleine zaal omgetoverd tot een dampende massa zoals we bij bijvoorbeeld een Roosevelt-show gewend zijn. De afwisseling tussen raggen en melodie, begeleid door een stem die wat gewenning nodig heeft, brengt de vibe van een Everything Everything in de bijzonder hippe kinderschoenen. (MZ)

 

Insecure Men
London Calling heeft een heuze supergroup op het affiche staan vandaag. Saul Adamczewski van Fat White Family heeft samen met zijn oud klasgenoot – Ben Romans-Hopcraft van Childhood – een nieuw project gestart, met de zoon van John Lennon in de liveband, die er vandaag helaas niet bij is. Buitenbeentjes uit alle sectoren hebben zich verenigd op het grote podium van London Calling: pakken, traningsbroeken, t-shirts, baretten en bolhoeden bewegen langs elkaar en vormen een verrukkelijke band. Het is een lofi jazz revival met tropische percussie die een dansbare doch smerige lounge-vibe neerzet. Samen vieren ze alles dat dat er mis is het met het leven. De kwaliteit van het geluid laat te wensen over, maar dat mag de gezelligheid niet drukken. Adamczewski heeft welgeteld één single op Spotify gedeeld, maar aan dit boordevolle concert te horen staat ons nog veel moois te wachten. (MZ)

 

Cabbage
De Britten gaan door de Brexit een nogal onzekere toekomst tegemoet en dat hoor je terug aan de nieuwe generatie Britse rockbands. Vijftal Cabbage uit arbeidersstad Manchester is zo’n voorbeeld. De band staat vandaag op het hoofdpodium en brengt rauwe postpunk, waarbij de Britse antiheld John Lydon nooit ver weg is. Nadat de korte broek van zanger Lee Broadbent – qua uiterlijk nogal een jonge Shaun Ryder – half wordt afgetrokken, blijft hij met ontbloot achterwerk doormarcheren. Mooi tafereel, mooie band. (JL)

 

Downtown Boys
Downtown Boys heeft een boodschap, en voor aanvang van elke track neemt Victoria Ruiz uitgebreid de tijd het publiek daarover in te lichten. Het kwintet uit Providence, Rhode Island schopt graag tegen heilige huisjes; tegen alle mentale constructies die in het kapitalistische Westen ieder in z’n keurslijf drukken. Die boodschap is (gelukkig!) verpakt in een bak theatrale herrie die op deze onstuimige vrijdagavond ongeëvenaard blijft. Voortgestuwd door een haast oneindige basgroove en de indrukwekkende strot van Ruiz, en ingekleurd door de saxofoon, is de punk rock juggernaut los zodra Lips That Bite wordt ingezet. Al snel wordt de volledige voorste helft van de Kleine Zaal door de duivelse brassband meegesleurd, en als Ruiz het publiek in raast, wordt ze al vlug op handen gedragen. Ze lijkt er zelf ook van ondersteboven. Dat het ze zelf ook bevalt, blijkt als ze met de lichten aan gewoon nóg drie tracks er doorheen jassen – waaronder een cover van Bruce Springsteen’s Dancing In The Dark, het enige heilige huisje dat vanavond niet wordt verbrijzeld. (RvD)

 

Shame
Met één telefoontje naar Londen is je programma anno 2017 snel gevuld. In de Grote Zaal maakt Shame zijn opwachting en daarmee is het, gesandwicht tussen Cabbage en LIFE, één van drie Britse bravourebandjes die niets liever doen dan met hoekige post-punkhits tegen het establishment aan trappen – of tegen biertjes die op de podiumrand staan, zoals Shame-frontman Charlie Steen dat doet. Steen is een verschijning, zoals bands als deze die vaak aan het roer hebben. Hij kan een trucje waarbij hij tussen ieder woord heel snel de microfoon van z’n ene naar z’n andere hand gooit. Indrukwekkend. Verder is er aan de set van Shame weinig indrukwekkend. Wat op papier de meest spectaculaire van de drie genregenoten zou moeten zijn, blijkt in praktijk de meest inwisselbare. Dat handjevol hits hebben ze, met The Lick en Tasteless voorop, en aan de pit komt geen einde, maar meer dan stoerdoenerij hebben de Londenaren ons, mede dankzij het matige geluid, niet te bieden. (RvD)

 

LIFE
Net als Shame en Cabbage, is de band LIFE een voorbeeld van de nieuwe, harde rockgarde van de Britse eilanden. De tijden dat Britse bands zongen over T-Shirt Weather en meisjes liggen achter ons, de post-Brexit-toekomst is ‘no future’. En daar hoort compromisloze, boze muziek bij. Bij LIFE, dat deze avond in de bovenzaal afsluit, horen we invloeden terug van de usual suspects: Pistols, Buzzcocks, Clash. Zanger Mez Green heeft met zijn intellectuele voorkomen bovendien iets weg van Jarvis Cocker. Afijn, een band dus die veel Britse rock-‘n-roll-geschiedenis met zich meedraagt. De geschiedenis is geschreven, maar waar het heen gaat met de Britten, dat weet niemand. Zeker is wel dat het Verenigd Koninkrijk door die nare Brexit eindelijk weer eens een relevante generatie rockbands voortbrengt. Een eiland om niet alleen politiek, maar ook muzikaal in de gaten te houden. (JL)

Tijdens de eerste dag van London Calling krijgen we al direct twaalf acts voor onze kiezen. Het Nieuw-Zeelandse Fazerdaze opent de danst om 18:20 uur in de Kleine Zaal, waarbij The Courtneys de tent rond 1:45 af mogen sluiten. Daartussen bevindt zich een wirwar aan genres, gespeeld door de meest uiteenlopende bands en artiesten, The Daily Indie duikt voorover in het muzikale slagveld en trotseert een druipend hete Paradiso. 

Tekst Ricardo Jupijn, Gea Bruinsma en Jelmer Luimstra
Foto’s Ab Al-tamimi

Mannequin Pussy
Het debuutalbum duurt minder dan twintig minuten en de gemiddelde lengte van zijn nummers overschrijdt amper de minuut. De muziek zou daarmee vluchtig kunnen aanvoelen, maar dat is bij Mannequin Pussy allesbehalve het geval. Deze explosieve band met Marisa Dabice als charismatische frontvrouw weet in die korte energiepieken een hoop indruk te maken, door zelfs op dit vroege tijdstip en in deze hitte het publiek te laten springen. De nineties zijn terug met Mannequin Pussy, met een geluid dat doet denken aan Hole. Bij vlagen is in de – naar verhouding – langzamere nummers ook een vleugje The Pretenders te horen. Enige minpunt is dat de microfoon erg slecht staat afgesteld, waardoor Dabice niet altijd even goed te horen is. (GB)

 

Sad13
Het is de droom van menig tiener om zo’n mooie unicorn-ketting als Sadie Dupuis van Sad13 in bezit te hebben. Vooral in combinatie met haar suikerspinroze rokje en asymmetrische, felgekleurde paardenstaart. Voor de kenners van de serie Girls: Dupuis doet denken aan Shoshanna in Japan. De teenage-uitstraling vertaalt zich ook in het geluid, hoewel er een randje aan de nummers zit dat het geheel interessant maakt. Dupuis, al bekend van Speedy Ortiz, heeft als enig contrast met haar bubblegum-look zeer donker opgemaakte ogen en zo’n zelfde contrast is in de muziek te horen. Ook qua onderwerpkeuze: Sad13 speelt een politiek nummer over het tekort aan vrouwelijke artiesten op festivals. Maar dan met een suikerlaagje. (GB)

 

Miya Folick
Als een geest vertoont Folick zich in het midden van het podium in de oude kerk. In haar witte gewaad tot op haar enkels lijkt ze wel een soort engel onder de gedempte belichting. Met haar gemillimeterde kruin hoor ik om mij heen al snel Sinéad O’Connor vallen, geen gekke vergelijking. Want zodra de eerste klanken door de microfoon vloeien, is het duidelijk dat Folick een waanzinnig vocaal bereik heeft. Dat uit zich in allerlei muziekstijlen die je niet telkens niet helemaal aan ziet komen. Van korte garagenummers als Pet Body tot het grootse God Is A Woman en de altrock van de gloednieuwe single Trouble Adjusting. Ze sluit haar set af met een adembenemende versie van Woodstock, het prachtige epos van een van haar inspiratiebronnen Joni Mitchell. Ze legt de zaal het zwijgen op en Amsterdam is veroverd. (RJ)

 

Black Honey
Het is in de grote zaal duidelijk dat sommige acts het publiek niet meekrijgen – kuch, British Sea Power – en andere wel, zoals Black Honey uit Brighton. Frontvrouw Izzy Bee voert je (ook al) terug naar de nineties; de tijden van No Doubt. Voeg daar voor Bee een glamrock-kostuum van groen glimmend metallic materiaal en een Rod Stewart-esque kapsel aan toe. De band doet iets goed; het ietwat tamme publiek van deze avond – het zal het weer zijn geweest – klapt zelfs mee bij Black Honey. Toch knap. Bij de langzamere nummers is het wat moeilijker de aandacht vast te houden, maar vooral singles All My Pride en Hello Today doen het goed. (GB)

 

Ron Gallo
In een blauw-paarsige achtergrond staat Ron Gallo in een duivels rode spot, de garagesensatie uit Nashville is hier vanavond om Amsterdam eens te laten zien wat hij allemaal in huis heeft. En Gallo is net wat London Calling vandaag even nodig heeft, een flinke schop onder zijn hol. Dit is het moment waarop de lome zomervibes ingewisseld worden voor de kille klauwen van de nacht. Na een voordracht in het Nederlands breekt de krullenbol het ijs in de gloeiende zaal. Young Lady, You’re Scaring Me wordt afgetrapt en away we go with Gallo. De band gaat 35 minuten voluit en zorgt voor nog grotere zweetplekken op de shirtjes in de Kleine Zaal. Er is geen houden aan en terwijl Gallo met een koffer over de snaren van zijn gitaar staat te schrapen, lijkt Paradiso betoverd te zijn door deze Medicine Man. Snel maar weer eens terugkomen Ron, de eerste stap is gezet. (RJ)

 

 

HMLTD
Het Britse muziekblad NME noemt HMLTD al “The UK’s most thrilling new band” en volgens The Guardian zouden ze “rock’s saviours” zijn. Als de Britse muziekpers ergens goed in is, is het in dingen overdrijven, maar in het geval van HMLTD hebben ze een punt. De in London opererende band – met leden uit meerdere Europese landen – zou best eens ver kunnen komen. De zes mannen kleden zich extravagant, met veel make-up, geblondeerde kapsels en leren jassen. Ze spelen met gender, zoals The New York Dolls dat in de jaren zeventig deden. De groep onder leiding van de Britse Henry Spychalski probeert rock te mixen met moderne elektronica, om het genre zo uit de dood te laten opstaan. In de Kleine Zaal van Paradiso valt op hoe intens zijn liveshow is. Spychalski schreeuwt alsof het gebouw in brand staat en onderstreept daarmee wat hij al in interviews zei: hij wil het niet te gemakkelijk maken voor het publiek. HMLTD, ooit Happy Meal Limited, is avant-garde in de pure zin van het woord; het gaat van rock naar jazz, naar flipperkastmuziek. Het is dan ook een godswonder dat deze band op contract staat bij Sony. Toegegeven, de groep kan nog wel een paar extra sterke songs gebruiken, maar het is veelbelovend. HMLTD brengt precies wat rockmuziek anno 2017 nodig heeft; excitement. (JL)

The Courtneys
De band bestaat al sinds 2012, maar de show in de Kleine Zaal van Paradiso is de eerste die The Courtneys in Europa spelen. De Canadese garagepunkband heeft de twijfelachtige eer de eerste dag van London Calling af te mogen sluiten. Het gros van de bezoekers is al naar huis en de drie vrouwen moeten het doen met een halflege zaal. Hun melodische 1-2-3-4-garagerock doet het best aardig en The Courtneys blijken net als Bleached in 2013 een prima uptempo gitaarrock-afsluiter van de festivaldag. Weinig opzienbarende muziek, maar song-technisch zit het prima in elkaar. Daar hoef je trouwens niet goed voor te kunnen spelen. Kunnen ze ook niet per se bij The Courtneys. Opvallend is bijvoorbeeld hoe monotoon zangeres en drummer Jen Twyne Payne op haar drumstel tikt; aan haar hi-hat en snaredrum heeft ze vrijwel altijd genoeg. Niet dat het de paar dronken bezoekers van London Calling is opgevallen. Die zijn er vrijdagavond hoofdzakelijk nog omdat de bar nog open is. (JL)

 

Ook gezien tijdens de eerste dag van London Calling:

Palace

 

Fazerdaze

 

TDI <3 London Calling (ook deze editie maken we weer het officiële programmaboekje)! En om iedereen de kans te geven zichzelf helemaal klaar te stomen voor het festival, stond de meest recente uitzending van TDI Radio volledig in het teken van het festival. Luister hier in een uur terug hoe Ricardo en Wessel de line-up doorspitten naar de grootste krenten in de pap!

 

 

Playlist dinsdag 23 mei 2017
POND – Paint Me Silver
Childhood – California Light
Fazerdaze – Lucky Girl
Ron Gallo – Kill The Medicine Man
Kane Strang – Oh So You’re Off I See
Priests – Pink White House
Skegss – Get On My Skateboard
HMLTD – To The Door
Goat Girl – Scum
TRAAMS – A House On Fire
Hazel English – That Thing
Mannequin Pussy – Denial

De volgende TDI Radio is op dinsdag 30 mei om 20:00 uur op Pinguin Radio.

Bijna vijftien jaar alweer verblijdt British Sea Power de wereld met uitstekende platen, allerminst saaie optredens en historisch geladen songteksten. Soms voorzien van venijnige Britse humor. Het stel excentrieke ijdeltuiten uit Brighton is de wilde haren, met verkleedpartijen en geklauter in stellages tijdens concerten, inmiddels wel wat kwijt. Toch doet de band zijn opnames en optredens nog steeds het liefst op afgelegen eilanden of andere niet voor de hand liggende plaatsen. Die eigenwijsheid heeft de groep in Engeland ondertussen een behoorlijke fanschare opgeleverd.

Muzikaal is de langeafstandsrace van British Sea Power nog volop bezig, zo blijkt uit Let The Dancers Inherit The Party. Toch ging de totstandkoming van de plaat, vier jaar na het gevarieerde Machineries Of Joy, niet van een leien dakje. Er moest crowdfunding aan te pas komen om de boel te kunnen financieren, waarop de hondstrouwe Britse fans grif de beurs trokken. En die krijgen waar voor hun geld, want de plaat is gevuld met spitsvondige, nog altijd in de postpunk gewortelde nummers.

 

 

British Sea Power vindt meer dan ooit de balans tussen bombast en ingetogenheid, maar ook tussen politiek beladen en hoopvolle teksten. Zo is er ruimte voor een opgesierde, vitale single Bad Bohemian, met een fraaie en aan The Cure refererende gitaarlijn. Maar ook voor een prachtig en postrock-droomnummer als Electrical Kittens. De muzikale rafelranden zijn echter wel enigszins verdwenen, mede door de ietwat brave productie.

Het geeft echter wel meer lucht aan subtiliteit en bovendien aan vocale zeggingskracht van zanger Yan (Scott Wilkinson), zoals in het licht-mystieke prijsnummer Keep on Trying (Sechs Freunde). De romantische maar bovenal melancholieke inborst van de band komt in alle songs na verloop van tijd wel naar boven, zij het onderhuids. Met als meest exemplarische voorbeeld International Space Station, dat vol verborgen geluiden zit. Het zorgt ervoor dat British Sea Power een onverminderd ongrijpbare band is.

British Sea Power live zien? De band speelt op London Calling in het weekend van 26 & 27 mei.

 

Australië lijkt steeds meer op een Walhalla voor indie en psychrock. POND is terug met Kevin Parker (Tame Impala) op de productie, en dat is te horen! De heerlijk zweverige sound vloeit door de bloedbanen van The Weather.

De single begint met het ontspannen en zweverige geluid dat we al een tijd kennen van de band. Daarna opent de plaat in een epos waarin echo’s, funky bassloopjes en de kenmerkende psychy gitaarriffs elkaar het hele nummer door afwisselen. Kortom, Pond gaat verder waar Tame Impala even de rust pakt en grijpt de kans om een megalomaan nummer neer te zetten.

 

 

Pond staat bekend als het project van Nick Allbrook, ooit bassist bij Tame Impala. Bijna élk lid van Tame Impala heeft al wel eens meegespeeld bij dit project, de toetsenist (Jay Watson) speelt zelfs permanent mee. De succesformules van Currents en Lonerism zijn duidelijk te horen op de nieuwe plaat, alleen dat net even wat weirder gemixt.

De band is 26 mei te vinden op London Calling in Paradiso. De band zijn nieuwe album komt uit op 5 mei. Dat is al een gegarandeerde bevrijding op zichzelf.

Van de week kwamen we Amelia Murray uit Nieuw-Zeeland al tegen in de line-up van London Calling en met Happyness op 11 mei in Sugarfactory. We hebben het dan over Fazerdaze, die op 5 mei haar debuutplaat Morningside uitbrengt. Maar niet voordat haar nieuwe video vandaag bij ons in première gaat!

Ze trok al eerder als support van Unknown Mortal Orchestra en Connan Mockasin door Europa heen, maar gaat er dit voorjaar ook solo op uit. Murray speelt eerst nog op het giga showcasefestival The Great Escape in Brighton voordat ze ons continent land-voor-land komt veroveren. Volgens ons gaat dat best lukken, luisterend naar haar nieuwe single en het feit dat ze haar muziek uitbrengt op het legendarische Flying Nun Records.

 

 

Haar album heeft ze Morningside genoemd; een intiem album over het leven, de liefde de zoektocht naar persoonlijke groei en de valkuilen die daarmee gepaard gaan. Toch wast de frisse morgen alles weer weg en blijft er een plaat over met sterke refreinen, uitwaaierende zang- en gitaarecho’s waar de rest van de band lekker achteraan huppelt.