Het is een bekend fenomeen in de muziekwereld: het tweede album is het moeilijkste om te maken. Een sophomore slump ligt al snel op de loer, zeker wanneer een debuutplaat hoge verwachtingen schept die er eerst helemaal niet waren. Wellicht zal black midi hier ook aan gedacht hebben toen de leden aan de opvolger van, het in 2019 uitgebrachte, Schlagenheim werkten.

Schlagenheim was als een meteorietinslag, een schokgolf door een vastgeroeste en zichzelf constant reproducerende Britse indiescene, een bewijs dat je anno 2019 nog naar een nieuw album kan luisteren en kunt denken: “Wauw, dit klinkt als niks wat ik ooit gehoord heb.” Het leverde de band onder meer een nominatie voor de felbegeerde Mercury Prize op. Maar hoe verder? De Londense heren besloten snel weer te gaan schrijven en op te nemen, een proces dat werd versneld door de pandemieproblematiek en het daarbij behorende gebrek aan optredens. En nu is hier, een kleine twee jaar na plaat één, nummer twee: Cavalcade genaamd. Hoog tijd dus om eens bij te praten met onze favoriete experimentele zoek-zelf-maar-uit-hoe-je-het-wil-noemen-band.

Oprecht en authentiek
Via Zoom treffen we drummer Morgan Simpson, een oude bekende, ditmaal vergezeld door gitarist en frontman Geordie Greep. Het is half maart en de aankondiging van Cavalcade is nog een paar dagen van ons verwijderd. De twee komen opgewekt over en een gevreesde sophomore slump lijkt niet aan de orde te zijn. ‘‘Album één was goed en we waren er blij mee, maar het waren toch vooral bepaalde omstandigheden waardoor die specifieke nummers opgenomen werden en op de plaat kwamen. Maar met deze plaat hebben we vanaf het begin heel veel werk in ieder nummer gestopt, dus dat geeft toch wat meer een gevoel van trots’’, aldus Geordie. Morgan vult hem aan: ‘‘Het voelt oprechter naar onszelf toe. Het is cool om vergeleken te worden met allerlei bands, maar als je zelf niet actief naar die muziek luistert voelt dat wat vervreemdend aan. Het voelt fijn om muziek te maken waarbij we trouw aan onszelf zijn.”

Op Cavalcade bewandelt black midi een flink aantal paden, van het door Braziliaanse MPB beïnvloede nummer Marlene Dietrich tot het ruige, jazzy en proggy Slow. Het geheel wordt bij elkaar gehouden door het concept dat is opgezet met de titel van de plaat. Met het woord ‘cavalcade’ wordt een optocht van mensen bedoeld, vaak ondersteund door paarden of voertuigen. Geordie stelt: ‘‘Het woord Cavalcade heeft een bepaalde connotatie van levendigheid, van mensen die op en neer paraderen. We zien elk nummer als een stukje van de parade. We wilden vooral muziek maken waar veel levendigheid en humor in zit.’’ Het resultaat is een plaat die na een enkele luisterbeurt wat onsamenhangend kan klinken, maar waar temperament en opgewektheid uit iedere porie druipt.

De plaat mag dan muzikaal gezien wat minder eenduidig zijn dan Schlagenheim, qua teksten wordt wel voor een concreet plan gekozen. In termen van narratief ontwijken de Londenaren het persoonlijke en kiezen ze meer voor abstracte en absurde verhaalstructuren. John L vertelt het verhaal van een cultleider die zijn einde vindt te midden van een razende massa, terwijl Marlene Dietrich kan worden opgevat als een ode aan de Duitse actrice naar wie het nummer vernoemd is. Geordie is groot voorstander van deze manier van schrijven: ‘‘Misschien is dat wat de nummers met elkaar verbindt: alles is in zekere mate fictief. Alles heeft een basis in een dromerige fantasie-logica, wat we veel interessanter vinden dan nummers met realistische verhalen en morele uitkomsten, dingen die je kunt toepassen op je dagelijkse leven. Dat vinden we maar saai.’’ Zeker gezien de tijden waar we nu in leven kan een ontsnapping uit de realiteit een fijne afleiding zijn, aldus Morgan: ‘‘Met de situatie waar we het afgelopen jaar in hebben gezeten, is wat er allemaal om je heen gebeurt het laatste waar je over wilt schrijven, dus dat is nog een reden om voor vormen van escapisme te kiezen.’’

The Windmill Scene
Dat black midi niet de enige Londense experimentele rockband is wiens naam met Black begint en die dit jaar een langverwacht album uit heeft gebracht, mag bekend zijn. Black Country, New Road wordt regelmatig in dezelfde zin genoemd en leden van de twee bands komen elkaar regelmatig tegen. Zo hebben ze al meerdere shows samen gespeeld onder de naam Black Midi, New Road en zijn ze ook buiten de muziek goed met elkaar bevriend, aldus Morgan: ‘‘In de eerste plaats zijn het gewoon coole mensen, ze zijn leuk om mee om te gaan. Vaak vergeten we zelfs dat we in bands zitten en chillen we gewoon met elkaar. Dat is de vibe.’’ Op muzikaal gebied houdt black midi altijd een oogje op zijn generatiegenoot, laat Geordie weten: ‘‘Het is goed om een vorm van vriendelijke concurrentie te hebben. Ze zijn heel ambitieus, hetzij op een andere manier, en ze ontwikkelen zich ook op een andere manier dan wij. Het is heel cool om de verschillende perspectieven te zien van twee bands die begonnen met het maken van vergelijkbare muziek.’’

De tijden dat black midi en Black Country, New Road sterk als elkaar klonken liggen inmiddels achter ons, maar Geordie en Morgan zijn de scene waarin beide bands hun eerste stappen hebben gezet niet vergeten. Centraal in deze scene staat The Windmill, een kleine, onafhankelijke concertzaal in Londen, met een reputatie voor het binnenhalen van jong, nieuw talent. Morgan spreekt hartelijk over de zaal: ‘‘Een plek als The Windmill is de reden dat we hier zijn. Toen we de band startten waren we zeventien of achttien, wat nogal een beïnvloedbare periode in je leven is. Als je dan in zalen staat waar je je niet op je gemak voelt om te experimenteren en nieuwe dingen uit te proberen, kan dat ervoor zorgen dat je in je schulp kruipt. Maar dat was bij The Windmill totaal niet het geval. We voelden ons meteen vrij om te experimenteren.’’

Geordie schrijft het succes van The Windmill voor een groot deel toe aan de hoofdboeker van de zaal, Tim Perry: ‘‘Hij is van onschatbare waarde voor jonge bands. De meeste zalen in Londen kijken alleen naar hoeveel publiek je kunt trekken. Prima, dat zijn zaken, maar Tim Perry regelt zijn zaken op een manier waarbij er nieuwe bands binnen blijven komen. Als hij een band goed vindt, maar er komen geen mensen naar de show, programmeert hij ze samen met een iets grotere band, zodat ze alsnog publiek trekken.’’ Deze manier van programmeren heeft geleid tot wat in de media soms wel de Windmill Scene genoemd wordt: een nieuwe generatie van spannende Britse bands waar naast black midi en Black Country, New Road ook een band als Squid onder geschaard kan worden. Het is een lokale scene in een tijd waar de lokale scene juist op sterven na dood lijkt te zijn.

Fysiek of virtueel?
Dat het community-aspect van vitaal belang is voor het tot stand komen en in stand houden van een lokale muziekscene zal voor weinigen een geheim zijn. In tijden waarin het vrijwel onmogelijk is met veel mensen bijeen te komen, trekken veel jonge bands en artiesten het wereldwijde web op, in een zoektocht naar een vorm van gemeenschap. Dit proces zal niet door de crisis veroorzaakt zijn, maar het zal er zeker wel door versneld zijn. Morgan is niet overtuigd door het idee van virtuele gemeenschappen: ‘‘We laten onszelf denken dat dit de toekomst is, maar de realiteit is dat Zoom echt klote is. De online wereld is heel erg onpersoonlijk, terwijl een gemeenschap juist om een hoop mensen onder één dak draait. De virtuele wereld is cool maar mensen in een fysieke ruimte…’’ Geordie onderbreekt hem: ‘‘That’s where the magic happens.’’

Desondanks is black midi, wellicht wat gedwongen door de omstandigheden en heersende trends, zich ook meer gaan richten op online, met als hoogtepunt een eigen TikTok-account. Echter, Geordie en Morgen trekken hier snel hun handen vanaf. ‘‘Dat is de afdeling van Cameron (Picton, de bassist, red.)”, grapt Geordie, die zelf veelvuldig op Instagram te vinden is de afgelopen tijd. Vanaf een van zijn vele accounts gaat hij geregeld live en gooit hij allerlei absurde takes de wereld in. Niet met een specifiek doel, ofzo, maar eerder uit een gevoel van verveling: ‘‘Vroeger waren we druk met het spelen van shows, maar nu zitten we de hele tijd alleen maar thuis. En vroeg of laat vinden je vingers een toetsenbord. Het is vooral verveling. Maar misschien kan ik wat van mijn Instagram-accounts maken. Een vorm van indoctrinatie of een nieuwe religie ofzo, haha.’’ Er zal ongetwijfeld potentie in de online wereld zitten, maar black midi gaat de huidige situatie niet gebruiken om een virtueel imperium op te bouwen. Liever wachten de Londenaren nog even tot ze weer in dampende zalen vol zwetende vreemdelingen kunnen spelen. En wij wachten graag met ze mee.

Voor zijn debuutplaat wilde het Belgische zestal The Calicos niet overhaast te werk gaan. Na de puntjes op de i gezet te hebben, brengt de groep vandaag het warme, americana-album The Soft Landing uit. We spraken frontman Quinten Vermalen over het tot stand komen en meer.

Na een relatieve stilte na de overwinning van Humo’s Rock Rally in 2018 komt de groep in de zomer van 2020 weer boven water met de single Nova. Met deze single kondigt de groep debuutalbum The Soft Landing aan: een collectie van negen diverse songs die het spectrum tussen americana en indierock bestrijken en samen een homogene, warme plaat vormen. Met dit album legt de band alvast de basis om in de toekomst op door te bouwen.

Zijn jullie nerveus voor de release van jullie debuutalbum?
‘’Een beetje, het heeft even geduurd voordat de plaat daadwerkelijk uitkomt. Het is nog moeilijk te geloven dat het nu eindelijk zover is. Ik ben wel heel blij en trots op het album, ik denk dat we allemaal heel trots zijn. Het is een gezonde spanning.’’

Als je het album in een paar woorden zou moeten beschrijven, welke woorden zou je gebruiken?
‘’Er zit veel verlangen en liefde in. Niet dat het een conceptplaat is, het is simpelweg een verzameling van nummers die we in de afgelopen jaren hebben geschreven. Het is moeilijk om het in een paar woorden te beschrijven, maar de titel The Soft Landing dekt in principe de lading. Het is het landen van het album, na er jarenlang aan gewerkt te hebben.’’

Het nummer How Was I To Know is een van je persoonlijke favorieten. Is er nog een ander nummer op het album waar je erg enthousiast over bent?
“Ik weet niet waarom, maar het voelt gewoon juist en ik vind het een hele fijne song. Ik denk dat Nova ook wel een favoriet is. Het werd veel op de radio gedraaid en het was onze eerste ‘hit’. We zijn daarom erg blij dat het zo’n leading rol heeft op het album. Dat nummer heeft voor ons als band een nieuwe start betekend.”

Wat bedoel je met een nieuwe start?
‘’We hadden lange tijd niets uitgebracht voor Nova. Het was daarnaast het eerste nummer dat we schreven voor de plaat en waarop we de productie zelf hebben gedaan. Dus het voelt toch wel als een speciaal nummer voor ons.’’

Jullie hebben Humo’s Rock Rally gewonnen in 2018 zijn jullie sindsdien gegroeid of veranderd?
“Ik denk wel dat we gegroeid en veranderd zijn. Ik vind dat we op een andere plek zijn dan toen. Toen we die wedstrijd wonnen bestonden we eigenlijk nog niet zo lang, het was allemaal nogal nieuw voor ons als band. Ineens veel optreden en dingen die we niet gewend waren. We zijn in de tussentijd als band en als songwriters enorm gegroeid, plus we hebben er twee nieuwe leden bij. Dus ik denk dat dat het goed is dat we zo lang gewacht hebben met het maken van deze plaat, want ik denk niet dat het hetzelfde niveau had gehad als we toen iets hadden opgenomen.”

Wat waren de gevolgen van het winnen van die wedstrijd, want jullie wonnen ook het prijsgeld. Wat is daar mee gebeurd?
‘’We het geld redelijk verstandig gebruikt, denk ik. Door de jaren heen hebben we het aan de juiste dingen uitgegeven zoals aan materialen, studiotijd, promotie, enzovoort. Het grootste verschil was vooral dat we veel hebben kunnen spelen. Ik denk dat we dat zonder de Rally dit niet zomaar hadden kunnen bereiken. Dus de wedstrijd is absoluut een belangrijke stap geweest voor ons.’’

Op welke plek zouden jullie het liefst willen optreden na de pandemie?
‘’Ik denk we als band heel hard uitkijken naar zweterige, kleine clubs waar iedereen op elkaar staat. Dat missen we ontzettend.”

April is labelmaand bij The Daily Indie. Heel de maand laten we je kennis maken met de bedrijven die schuilgaan achter de muziek die je luistert. Waarom? Nou, omdat dat leuk is, en omdat in een label duiken een perfecte manier is om nieuwe muziek te ontdekken! Vandaag spreken we met Tiny Room Records, een Nederlands undergroundlabel dat al een tijdje meedraait met een interessante ideologie.

Achter Tiny Room zit producer en muzikant Stefan Breuer. Hij begon op een jonge leeftijd al met het opnemen en producen van muziek in de thuisstudio van zijn vader en is er daarna nooit meer gestopt. Zodoende brengt hij met Tiny Room naast nummers van andere bands, ook zijn eigen nummers uit. Aan de muziek hoeft hij niks te verdienen, de volle honderd procent van de platenverkoop gaat naar de artiest. Het label doet niet aan contracten omdat het vindt dat je een kale kip niet kunt plukken en streeft juist naar het helpen van de artiest. De acts van dit unieke label zijn een zeer selectieve groep die Breuer zelf een kleine muzikale familie noemt. De basis van Tiny Room ontstond tijdens zijn studie compositie en productie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, waar hij een hechte kring aan contacten opbouwde. Breuer: “Zo is dat een beetje gegroeid naar de Utrechtse undergroundscene waarin ik nu van alles doe. Zowel muziek maken als opnemen en releases uitbrengen’’, vertelt de labelbaas en ex-bassist van I Am Oak.

Waar kwam het idee voor een eigen label vandaan?
‘’Ik was vooral opzoek naar een soort noemer waaronder ik alle activiteiten kon verzamelen waar ik toch al mee bezig was. Tiny Room is opgezet in 2014 en in de jaren daarvoor heb ik ook wat geëxperimenteerd met een meer digitaal en anarchistisch Bandcamp-label. Daarvoor heb ik veel samengewerkt met Cedric Muyres van Snowstar Records, waar ik toen ook in een paar bandjes speelde, platen produceerde en meehielp met de boekingen en promotie. Maar langzaam was ik op zoek naar iets waar ik alle dingen die ik deed. Van het scouten van nieuwe artiesten tot het boeken van tours en het promoten. Allemaal onder één serieuze, eigen noemer: dat was Tiny Room.’’

Waar is jouw visie van geen contracten uit voortgekomen?
‘’Eigenlijk heb ik geprobeerd om met Tiny Room het zakelijke uit het bedrijf te halen, of eigenlijk het bedrijfsmatige uit het label te halen. Wat niet betekent dat ik het niet serieus neem of goed aanpak, want alles is gewoon professioneel. De dingen zien er goed uit en de afspraken zijn helder. Maar ik wil het anders aanpakken op financieel gebied. Ik speel natuurlijk zelf ook al lang in bandjes en in het stadium waar de meeste bands zitten, heb je het toch wel over groepen waar zo’n honderd platen van worden verkocht. Soms laten we bijvoorbeeld honderd of tweehonderd stuks persen en met een beetje geluk verkoop je dat uit, maar soms lukt dat niet. Er zit gewoon een heel kleine winstmarge op zo’n album. Ik ben daarnaast nog geld kwijt aan promotie en de artiest moet het natuurlijk ook nog opnemen, masteren en het artwork laten maken.’’

“Als er überhaupt al zo’n kleine winstmarge mogelijk is, dan vind ik dat de artiest die gewoon moet krijgen. Dat is uiteindelijk degene die de muziek maakt. In sommige gevallen ben ik dat natuurlijk zelf, maar in andere gevallen ontvangt de artiest dus honderd procent van de opbrengsten van elke verkocht plaat. Ik investeer wel veel, maar alleen in tijd, energie, netwerk en dat soort dingen. Ik investeer geen geld, maar ik verdien ook geen geld. Dat is op zich een andere soort benadering van de muziekindustrie. Dat maakt het voor mij mogelijk om wat meer releases te doen, want ik hoef niet elke keer op zoek naar een potje geld. Wat het ook mogelijk maakt om samen met de artiesten te kijken naar wat een realistische ambitie is, en niet iets wat bij voorbaat al niet gaat lukken.”

Het label heeft veel unieke artiesten, scout jij de artiesten of komen ze naar jou toe?
‘’In principe doe ik het zelf, maar het gaat vooral via via. De artiesten bij Tiny Room bestaan uit veel contacten die ik in de afgelopen tien à vijftien jaar heb opgedaan. Zoals bij de Canadese singer-songwriter Astral Swans, die ik in 2012 op tour in Duitsland heb leren kennen. Zo leg je toch contact met artiesten als je zelf zo diep in de materie zit. Dus actief op zoek gaan op bijvoorbeeld Noorderslag hoeft eigenlijk niet, want er is al veel moois in de directe kringen om mij heen. Maar er komen zeker ook een hoop aanvragen binnen van bands van over de hele wereld. Die Tiny Room dan via Google vinden, denk ik. Een enkele keer zit daar ook wel iets heel tofs bij.’’

Waar let je dan op?
“Eigenlijk zijn er voor mij niet zo veel criteria, zeker als ik een nieuwe band zou ‘tekenen’. Het enige criterium is dat ik die plaat sowieso zelf zou willen kopen of bezitten en dat ik hem zo tof vind dat de plaat zich kan meten met de beste tien releases van dat jaar. Het moet voor mij eigenlijk niet gewoon goed zijn, maar wel iets wat ik echt graag draai, ontdek of mij verbaast. En dat gebeurt dus af en toe als mensen mij een mailtje sturen. Maar er zit ook veel tussen wat absoluut niet mijn smaak is.”

En heb je daar een voorbeeld van? Een goede band die recent hebt gevonden en dacht: deze moet ik hebben?
‘’Ja, dat was toen de Amerikaanse band Tiny Wine op mijn pad kwam. Daar heb ik eind december een 7-inch en een cassette van uitgebracht die had ik anders nooit leren kennen. En die past precies in mijn straatje. Tiny Wine neemt alles op met oude cassetterecorders, wat de sound een heel nostalgisch jaren negentig sfeertje geeft. Alles ademt DIY en de songs zijn erg sterk. Voor mij is dat een magische combinatie.’’

Wat zit er verder nog aan te komen in de nabije toekomst?
Deze week is het prachtige album uitgekomen van Geri van Essen, een folkzangeres die in Londen woont. Later dit jaar breng ik het debuut uit van Ilsha, een groep uit Rotterdam met leden van Herrek. Er komt een nieuwe EP van Moonchy & Tobias en ik breng zelf een mini-album uit als The World of Dust. Met Combo Qazam en Howart zijn we flink aan het opnemen. Er ligt altijd genoeg op de plank, dus ik verveel mij niet.”


April is labelmaand bij The Daily Indie. Heel de maand laten we je kennis maken met de bedrijven die schuilgaan achter de muziek die je luistert. Waarom? Nou, omdat dat leuk is, en omdat in een label duiken een perfecte manier is om nieuwe muziek te ontdekken! Vandaag spreken we met Insert Blank Records: een Nederlands indielabel dat net een jaartje oud is. Wie zitten er achter?

Insert Blank Records is een project van negen vrienden uit Leiden en omgeving, voor wie muziek altijd al de verbindende factor is geweest. Het zijn herkenbare gezichten binnen het indielandschap in Nederland. Zo herkennen we de bandleden van KIEFF, die het afgelopen jaar lekker aan hun eigen soloprojecten hebben kunnen sleutelen (zoals de muziek van Kieff-zanger Michiel Thompson in de video hieronder) en brengt het label de muziek uit van Edo Storm (van The Hazzah).

Er wordt er daarnaast ook veel nieuw en uiteenlopend Nederlands talent getekend. Het is een label waarbij niks te gek is en alles kan. Ik sprak met Maurijn Wieringa (ook bekend als Duun en Mo Bedick), één van de negen, over deze creatieve groep vrienden en hun huidige projecten.

Waarom heten jullie Insert Blank Records?
“We zijn al jarenlang hechte vrienden en zijn eigenlijk altijd wel met muziek bezig geweest. Het label was een logisch vervolg op onze vriendschap. Aan het begin van ons label deden we veel met polletjes: zo ook de naam. Arthur kwam met ‘Insert Blank Records’, puur omdat we geen naam konden verzinnen. Die kwam in de poll en kreeg uiteindelijk de meeste stemmen.”

Kan je iets meer vertellen over jullie huidige en vorige projecten?
“Wat ik heel cool vind, is dat we niet genre-gebonden zijn. Onze projecten lopen heel erg door elkaar. Afgelopen februari hebben we een release uitgebracht van Amsterdamse rapper T-Joix, maar we zijn ook druk bezig met garage-grunge bandje The Wasters uit Nijmegen. Het vetste project dat we nu hebben lopen heet Juf Emma. Dit is nog niet uitgebracht, maar zij is precies waar we als label voor staan. Ze kwam naar ons toe met demo’s, opgenomen met haar telefoon. Ze is nu met ons een EP aan het opnemen die heel mooi aan het worden is.”

Wat hebben jullie tot nu toe geleerd van het runnen van een label?
“Dat iedereen anders werkt of soms een andere visie heeft. En hoe we dat het beste kunnen combineren voor het label. Het is soms lastig omdat je natuurlijk vrienden bent en met een grote groep beslissingen moet maken. Communication is key!

Wat waren recente hoogtepunten voor jullie?
“We hadden vorige week een volledige Insert Blank Records dag bij MAXI Radio met live optredens van onze eigen artiesten en een podcast over het label. Dat is wel een beetje onze droom: onze artiesten dat podium bieden dat ze verdienen.”

Wat kunnen we van jullie de komende tijd verwachten?
“Er komt binnenkort een heel vette livesessie van Mo Bedick uit, en natuurlijk weer een paar mooie projecten. Houd onze Instagram in de gaten voor updates en aankondigingen!


April is labelmaand bij The Daily Indie. Heel de maand laten we je kennis maken met de bedrijven die schuilgaan achter de muziek die je luistert. Waarom? Nou, omdat dat leuk is, en omdat in een label duiken een perfecte manier is om nieuwe muziek te ontdekken! Vandaag de schijnwerper op Burning Fik, het label dat met punk en kunst de wereld te lijf gaat.  

Wie of wat is Burning Fik
Achter Burning Fik zitten ’de drager van miljoenen petten’ Abel van Gijlswijk en Faberyayo, ook wel bekend als Pepijn Lanen. De twee zijn goede vrienden die op dezelfde manier naar muziek, kunst en cultuur kijken. Deze gedeelde visie vormde in 2018 de basis voor Burning Fik. Dat uit zich in het feit dat alle artiesten op dit label volledige creatieve vrijheid krijgen en het duo zet zich in om hun persoonlijke ervaringen in de muziekindustrie te delen met de artiesten.

Want als de namen Abel van Gijlswijk en Pepijn Lanen je al wat bekend klonken, dan kan dat kloppen. Van Gijlswijk is naast rapper en schrijver de frontman van de antikapitalistische punkband Hang Youth, Lanen is bekend van De Jeugd van Tegenwoordig en heeft ook als schrijver behoorlijk wat successen op zijn naam staan. De twee produceren met Burning Fik lacherige hiphop met een punkerige houding. We spraken met Van Gijlswijk over het label om meer te weten te komen over Burning Fik.

What’s in a name?
Achter de naam Burning Fik zit volgens van Gijlswijk niet meer dan de behoefte voor een explosieve naam die bijblijft en vet klinkt. Daarnaast dekt deze naam volgens hem ook ‘de extreme, explosieve’ lading die de twee meegeven aan het muzieklandschap met de acts die zich onder hebn hebben geschaard.

Welke leus staat er op de kantoormuur? 
“Ik weet niet hoe Burning Fik anders is van de rest, maar ik heb gewoon het gevoel dat de muziekindustrie een oud en stijf ding is. Wij proberen er op een niet-stijve manier mee om te gaan. Vaak is het creatieve aspect bij labels ondergeschikt aan het zakelijke, als het er echt op aankomt. Bij ons is dat andersom.” Volgens Van Gijlswijk is Burning Fik geen bedrijf, maar meer een familie die elkaar binnen en buiten de muziek probeert te helpen.

De stijl van Burning Fik beschrijft hij in één woord: punk. “Het is voor mij meer een energie dan een sound. Het is een bepaalde manier van handelen, naar de wereld kijken en ermee om te gaan door het te lijf te gaan met kunst. Burning Fik is erop ingesteld om die manier van denken en doen terug in de wereld te brengen, aangezien die er in al het kapitalistische geweld aan onderdoor is gegaan. En als je mij vraagt of Gotu Jim ook punk is, zeg ik zeker: ja.”

Het label is ook niet vies om het roer af en toe om te gooien voor nieuwe dingen. Het is momenteel bezig met een grote reorganisatie: “We proberen de huisstijl om te gooien en we gaan ook proberen om aan de technische, de boring zakelijke kant, wat innovaties door te voeren. We zijn aan het kijken of Burning Fik enigszins op de blockchain gezet kan worden en of onze muziek eventueel NFT’s kunnen worden.” Het label wil graag een inhaalslag maken in deze nieuwe en veranderende wereld. Door de muziek op een andere manier naar het publiek te brengen, maar ook om het eerlijker te maken voor de artiesten. ‘’We willen zoveel mogelijk van de bureaucratie eruit slopen in naam van punk en betere muziek. Niet alleen voor muziek, ook voor kunst en andere dingen. Want Burning Fik is opgezet als platform om alles wat ’te underground’ is toch een plek te geven.”

Klinkt als:
Burning Fik is zoals eerder vermeld een punklabel. Niet vanwege het soort muziek, maar door het karakter van de artiesten en het label zelf. Wij willen hier nog iets aan toevoegen, wij vinden dat de sound van Burning Fik goed te beschrijven valt als: punke-ik-heb-schijt-aan-wat-jij-denkt-hiphop. Het doet wat het zelf wilt en ondersteunt zijn artiesten in de muzikale keuzes die het maakt. Hierdoor is de muziek een soort vrije zone waar de creativiteit de vrije loop krijgt.

Hoogtepuntjes:

DE FIK 1, album en kleurplatenboek

De platenmaatschappij bracht in 2020 hun compilatiealbum DE FIK 1 uit. Op dit verzamelalbum staat werk van alle artiesten van het label, het is het een grote verzameling ‘punk’. Met nummers als: Snelle Meiden van Abel en Faberyayo zelf en Witte Nikes van Suilju en Gotu Jim wordt de toon gezet voor het album. Het is een verse, maar rare verzameling hiphop. Naast de muziek bracht het label ook een kleurplatenboek uit bij het album. Voor elk nummer op de plaat is er een kleurplaat. Deze tekeningen sluiten aan bij het beeld dat Van Gijswijk en Lanen hebben: dat Burning Fik er niet alleen voor muziek is, maar ook voor kunst en alles waar het zelf zin in heeft. Een DE FIK 2 sluit van Gijlswijk niet uit. De nummers voor deze verzamelalbums komen voort uit kruisbestuiving van artiesten in de studio, wat volgens hem ook direct een goede leerplek is voor alle artiesten.

Gotu Jim
Je moet onder een steen geleefd hebben om deze naam niet een keer voorbij te hebben zien komen. De jonge rapper had afgelopen jaar meerdere hits te pakken. Gotu Jim was de allereerste artiest die bij Burning Fik tekende en dat bleek een goede keuze. Hij werd de eerste act van het label die ‘mainstream’ werd, mede door een plaat met Merol. Met een verse bak autotune en veel ironie rapt de jonge artiest erop los. Wat goed te horen is op bijvoorbeeld Champions Of Keta. Een rustige plaat die hard in je oren dreunt en over een onderwerp gaat waar niet veel artiesten snel over zullen schrijven.

Bonustrack: waar let Burning Fik Nou precies op bij het scouten van nieuwe artiesten?
‘’In eerste instantie selecteren we artiesten op het feit en Pepijn of ik er op een of andere manier warm van worden. Dat betekent niet dat we het moet snappen of vet hoeven te vinden, maar dat het iets prikkelt bij ons. Ik geloof er gewoon in dat al die artiesten iets hebben in hun muziek en persoonlijkheid waardoor ze een soort anarchistische spier kietelen. Daarom tekenen we ze”, vertelt Van Gijlswijk.


Onafscheidelijk zijn ze, de gezusters Wijnhoven. Wie Loes zegt, zegt bijna volautomatisch Renée. In het afgelopen jaar hadden de tweelingzussen van Clean Pete echter allebei een eigen project. Beiden maakten ze een bevalling door. Waar Renée een kerngezonde zoon op de wereld zette, daar liet Loes haar eerste boek het levenslicht zien. Met De Hotelgids biedt ze een inkijkje in het leven van klassiek zangeres Louisa, een fictief karakter dat onmiskenbaar trekjes vertoont van de onbevangen vrijheidszoeker in haarzelf.

Tekst en foto’s Niels Steeghs

Op een prachtige voorjaarsdag kruipen we door het raam van Wijnhovens appartement naar het gedeelde dakterras van haar woongroep, een bijzondere vrijplaats op luttele meters van het station van Nijmegen. Op de plek waar ze veel aan haar debuutroman werkte, spreekt ze nu openhartig over het proces er naar toe, op basis van citaten uit haar eigen debuut. Het idee te gaan schrijven had ze altijd wel, maar dat leek meer iets voor later. Toen uitgeverij Das Mag – waar Wijnhoven als lezer al liefhebber van was – zich meldde, ging het hard en werden de eerder opgetekende schetsen steeds scherper. Juist de avonden en belevenissen met Clean Pete vormden de beste inspiratie voor het schrijven, zegt ze zelf. “Dat was zo’n fijne wereld; als ik ’s nachts thuiskwam na een show, was het fijn om daar in te duiken, met de adrenaline van het optreden nog in mijn lijf. Dan ging ik weer hier zitten, met iets warms aan. Toen ik veel te doen had met Clean Pete was ik heel productief. Bij een optreden treed je zo enorm naar buiten toe, ik vond het fijn om me juist met het schrijven naar binnen toe te richten.”

Optreden voelde vanaf het eerst moment als abseilen: laten vallen en daarna gaat het vanzelf

“Ja, die zin gaat zeker over mijn eigen ervaring. Wat daar staat, klinkt honderd procent als podiumangst. Het is gedeeltelijk angst en ik zeg ook heel vaak tegen mezelf: het begin is eng, daarna ga je. Maar ik wíl het ook heel graag. De adrenaline, de overwinning als je het hebt gedaan, dat is zo’n grote beloning. Elke keer is het weer een gevoel dat het een wedstrijd is die je kan winnen of verliezen. En je wint ‘m niet vaak, voor mijn gevoel. Heel af en toe – één of twee keer per jaar – hebben Renée en ik allebei het gevoel dat het écht was zoals het moet zijn. Dan ontstaat er een sfeer dat je met band en publiek in een wereldje zit.”

Zo’n gedeelde wereld ontstaat er niet met een boek. Niet op dezelfde tijd en plaats tenminste. Nu komen de reacties veel meer verspreid binnen. Dat houdt Wijnhoven zeker bezig, erkent ze. “Het voelt heel erg van ‘hallo? Wat vindt iemand ervan?’ Ik zie niemand. Daarom deel ik al die mensen die het lezen in mijn Insta-stories. Dan zie ik tenminste dat het leeft. Nu realiseer ik me meer dan ooit tevoren hoe dat is met Clean Pete: dan bepalen we samen dat we iets vets gemaakt hebben en gaan we daar achter staan. Nu doe ik dat alleen. Het is het meest kwetsbare dat ik ooit heb gedaan. Verschrikkelijk. Het is dat ik het schrijven zo leuk vind, anders zou ik zeggen: ik ga het nooit meer doen, haha.”

“Over een tijdje kon ik naar iedereen die met mijn hotelgids rondliep roepen: Die is van mij!”

De hoop die Louisa had, dat was zeker ook die van Loes. Als het boek klaar was, dacht ze het van de daken te schreeuwen. Van trots, van opluchting. Dan zou ze zich schrijver voelen, zoals Louisa zichzelf op een gegeven moment ook als schrijfster introduceert. Dat bleek iets anders uit te pakken. Er veranderde weinig, behalve dat de bevlogen Wijnhoven liefst zo snel mogelijk weer de pen ter hand neemt. “Ik zat hier zo in mijn hersenpan te graaien, voelde me zo zelfverzekerd toen ik het schreef. Ik wist wat ik aan het doen was, kende de hoofdpersoon door en door, wat ze aan had, wie ze was, met wie ze was. Tot het moment dat ik het in de winkel zag liggen, voelde het goed. Nu ik het moet loslaten, mis ik het. Het schrijven was zo fijn. Nu zit ik hier met mezelf, zonder iemand anders om het op te projecteren. Ik heb het gevoel dat het verhaal nog niet af is. Ik hoop dat het een succes wordt, zodat ik deel twee, drie, vier, vijf en zes kan gaan schrijven. Dat voelt het beste voor mijn mentale gezondheid”, zegt ze, terwijl er weer een brede glimlach verschijnt.

“Wat ik heel leuk vond, was dat heel veel mensen uit de muziek het boek aan het lezen waren. Ik voelde zo veel support. Mensen die ik nog nooit een boek had zien posten, zag ik nu opeens met mijn boek. Zo voelde ik me toch vooral muzikant die een boek heeft geschreven. En dat terwijl ik had gedacht nu het schrijversgevoel meer te hebben. Ik voel me Loes van Clean Pete die een boek heeft geschreven.”

Vrijheid kun je niet vinden op de plek waar je naar verlangt, maar op de plek waar je bent

De Hotelgids is speels, lichtvoetig, met een karakter dat zich nog steeds meisjesachtig gedraagt, maar soms ook vervalt in melancholie. In de promotie van het boek wordt verwezen naar Bridget Jones’ Diary en Sex And The City. Toch veert Wijnhoven nog wat meer op als de titel Into The Wild valt. Net als in dat verfilmde, waargebeurde verhaal, zoekt de eigengereide en ongeremde Louisa naar iets van die ultieme vrijheid. Niet zoals de hoofdrolspeler van Into The Wild in een verlaten en verroeste schoolbus in niemandsland, maar juist in het hart van de beschaving. En ondanks dat alles toch ook eenzaam. “Het gaat helemáál niet over die nachtelijke avonturen, het gaat veel meer over iemand die op innerlijke zoektocht is naar vrijheid, naar zichzelf. Die hotelgids, die mannen, die liefdes zijn een middel. Het is geen Sex And The City. Lichtvoetig is een woord dat erbij past, al klinkt het dan misschien weer teveel als Bridget Jones. Het heeft diepgang. Louisa is dertig, maar voelt zich toch nog een meisje. Wie van dertig noemt zichzelf nou een meisje? Ik wel. Ik vind het leuk om een tikje onbezonnen te leven. Ik ben heel zelfstandig, maar ik zit niet heel erg vast in dingen.”

Dat de personen Louisa en Loes dicht bij elkaar zitten, moge duidelijk zijn. Een muzikale carrière, schrijvende aspiraties, een zus die heel dichtbij staat en nog veel meer. Maar dan flink uitvergroot. “Het is echt geen autobiografie, er zitten heel veel dingen in waarvan wel duidelijk is dat het niet zo is. Zij probeert telkens door het schrijven iets van zichzelf te leren begrijpen. Die hotelgids kan haar niks schelen, het is het ontdekken van hoe ze wil leven. Wil ze vrij zijn? En wat is dat vrij zijn? Is dat zonder vriendschap, zonder relatie, zonder woning zijn? Het antwoord is nee, want ze doet van alles en voelt zich nog steeds niet vrij. Ze leert wel zichzelf beter kennen, het geeft een soort berusting.”

“Ik had in tegenstelling tot de poetsende mensheid het leven geaccepteerd voor wat het was: chaos

Van de chaos die Wijnhoven beschrijft, is nu weinig te merken. Met een reden. Omdat ze met regelmaat volk over de vloer krijgt om over het boek te praten, heerst er nu meer orde, erkent ze zelf. Ook haar boekenkast – een dierbaar bezit – oogt ordelijk. “Ik dacht steeds vaker: wat maakt het uit of het hier een rotzooi is of heel netjes. Ik merkte telkens dat ik ging opruimen als de chaos te groot werd. Toen bedacht ik dat poetsen niks anders is dan een wanhopige poging om grip te krijgen op de chaos. Als ik het niet opruim, dan accepteer ik dat het een chaos is, dat mijn leven soms een bende wordt. Het schrijven gaf mij de kans daar grip op te krijgen.”

Thuis – dat is voor Wijnhoven echt haar woongroep. Daar vindt ze gelijkgestemden, creatievelingen, dwarsdenkers. Daar kan ze zijn wie ze is, alleen zijn wanneer ze wil. De woongroep komt meermaals terug in het boek, juist als plek om te koesteren. Als thuisplaat. “Heel veel dingen uit mijn eigen leven heb ik gebruikt, maar niemand moet iets te letterlijk nemen. Het is gebaseerd op gebeurtenissen, met mijn eigen fantasie daarbij. Volgens mij komt niemand er slecht vanaf in het boek, behalve Louisa zelf. Ik heb in dit boek ook wel echt iets geprojecteerd op mijn huisgenoten. Hier kom je nooit alleen thuis. Als ik terugkom van een optreden komt er een huisgenoot thee aanbieden, vragen of ik een biertje kom drinken in de kroeg beneden of een filmpje kijken. Ik woon alleen, maar tegelijk met allemaal mensen samen. Daar ben ik enórm aan gaan hechten. Zeker in zo’n coronajaar. Stel dat ik nu ergens in een appartementje had gezeten, dan was ik pas echt alleen.”

“Bij de laatste afspraak zei de uitgever dat ik meer moest ‘leven’”

Het voorgaande citaat is er een van Vincent, een karakter dat Louisa ontmoet in Amsterdam en onmiskenbaar overeenkomsten vertoont met de schrijver die Thomas Heerma van Voss opvoert in zijn roman Condities. Heerma van Voss werkte samen met Wijnhoven aan het verfijnen van haar verhaal. “Telkens als ik weer een stuk van het verhaal af had, liet ik hem lezen en kreeg ik kritisch commentaar terug, met zijn sterke blik op taal. En ik was het lang niet altijd met hem eens. Hij leerde me woorden weg te laten. En hij zegt vaak: ‘Hoe zie ik dat?’ Als ik schreef dat ik me verdrietig voelde, bijvoorbeeld. Waar je dat aan ziet, het objectiever beschrijven. Dan hoef je het niet echt te zeggen, maar laat je het de lezer voelen. Hij kent heel goed de taalregels. Al heb ik dat soms ook genegeerd. Een zin mag grammaticaal imperfect zijn. Het gaat over een vrij onrustig persoon, dus de zinnen hoeven niet allemaal heel clean te zijn. Soms mag het een brei zijn.”

“Je bent de eerste die de link met Thomas’ boek legt. Thomas is een heel ander persoon dan ik en Vincent is zelfs zo ongeveer het tegenovergestelde van Louisa. Louisa heeft een idee en gaat ervoor, Vincent is zo iemand die het leven al heeft opgegeven. Dus ik had zoiets van: wat zou er gebeuren als die twee elkaar ontmoeten? Dat hoofdstuk vond ik geweldig om te schrijven. Ze hebben allebei iets aan die ontmoeting. Hij ziet iets in haar, zo van: ik kan iets gaan beleven. Zij ziet een scherpe blik in hem. Het voelde wel heel slecht om haar te laten doen wat ze doet. Louisa laat hem in de steek en gaat vrij intuïtief door, want anders raakt ze met hem verstrikt in iets dat ze niet wil.”

Net als bij een goede film had ik het gevoel dat ik om mijn leven echt goed te kunnen begrijpen, ik het nog een keer zou moeten zien om alle details mee te krijgen

Ook als Louisa in Parijs de Franse kunstenaar Louis ontmoet, vaart ze op haar intuïtie. In een kasteel vindt ze stiekem uit dat hij van elke vrouw met wie hij op date gaat een schilderij maakt. En dus popelt Louisa om uit te vinden wat hij van haar gaat maken. Klinkt dat niet als een nummer van Clean Pete? “Haha, ja, wat is dat nu voor een rare geestelijke afwijking? Toen ik het schreef had ik het nog niet eens door, maar het hoofdstuk en het liedje Ik Wil een Kunstenaar passen een op een bij elkaar. In het liedje zing ik: ‘Ik wil een kunstenaar die iets van mij kan maken.’ Ze wil dat een ander iets uit haar kan destilleren. In het liedje is het nog wat grappiger en lichter, in het boek is het wel echt een thema. Uiteindelijk moet ik naar mezelf kijken en zien wie ik ben.”

“Er wordt vaak gevraagd of ik bindingsangst heb. Alsof er een grote problematiek aan ten grondslag ligt en je niet mag verlangen naar heel vrij leven. Als andere mensen andere verlangens hebben dan jij, dan gaat het opvallen. Ik heb helemaal geen behoefte aan een vaste relatie. Het boek heeft me zeker geholpen daar woorden aan te geven. Dat als je over Louisa leest hopelijk echt gelooft dat ze zo wil leven, en niet stiekem toch verlangt naar een vaste relatie. Het kan elk moment omslaan. In een volgend boek kan ze zomaar verliefd worden.” Lachend: “Ik heb zelf geen last van die verwachtingen. Er komen leuke verhalen voort uit hoe ik leef, zo heb je ook iets om over te schrijven.”

Je moet voor de zekerheid iets meenemen ter bescherming
– aldus de moeder van Louisa.

“Er overkomt haar niets, wat eigenlijk wel opvallend is als ik er nu over nadenk. Ze is zo zelfverzekerd, twijfelachtig over zichzelf, maar tegelijk ook doelgericht. Mijn moeder zou eerder tegen me zeggen dat ik op moet passen. Ik vergeet die gevaren. En zelfs bij het geven van interviews zegt ze dat ik mezelf moet beschermen door te zeggen dat het een en al fictie is. Dat vind ik zo lief van mijn moeder. Het is een heel kwetsbaar boek, dus ik moet ook door het stof en zelf kwetsbaar zijn. Mijn moeder vindt het doodeng. Ze heeft het boek heel snel gelezen, ze wilde weten wat er ging gebeuren. Ze zou beter slapen als ik een normale baan had. Ik snap heel goed wat ze bedoelt, ik voel mezelf heel kwetsbaar, maar voor ik het weet heb ik toch weer iets wat ik uit wil gaan voeren.”

Ongetwijfeld voelt het voor moeder Wijnhoven dan ook een stukje meer geruststellend wanneer de beide zussen straks weer samen als Clean Pete op pad gaan. Ook nu Addo – het zoontje van Renée en Anne Soldaat – er is, zit de eeneiige tweeling nog steeds heel dicht bij elkaar. En ook al staat de naam van Loes op de voorkant van het boek, Renée was wel degelijk meer dan nauw betrokken bij de totstandkoming van haar vrijheidsverklaring. Stiekem dus toch een Clean Pete-productie? Verlegen lachend zegt Wijnhoven: “Ja, toch wel een beetje. Niemand heeft zo veel meegelezen als Renée. Elk hoofdstuk las zij. Renée had als enige echt invloed op het verloop van het verhaal. Zij kan tegen mij zeggen: ‘Ik wil dat ze nu zoiets gaat beleven’ of ‘hoe gaat ze reageren als ze op zo’n plek komt?’. Zij mag zulke dingen tegen mij zeggen. Niemand snapt beter wat ik wil maken dan zij. Twee weken voor de bevalling, toen ze echt al op springen stond, heeft ze mijn laatste versie gelezen.”

“Er is tussen Renée en mij niets veranderd. De eerste keer dat ik haar langer sprak na de bevalling hadden we een gesprek in de keuken, terwijl de baby in de kamer lag. Dat hadden we ook twee maanden daarvoor kunnen voeren. Het is nog hetzelfde, alleen met een leuke baby erbij. We zien elkaar nog steeds elke dag en kijken er allebei naar uit om weer met Clean Pete aan de slag te gaan. En ja, ik kijk er ook naar uit om over een maandje of twee weer te gaan schrijven.”



The Mirror is een nieuw, zelfverzekerd hoofdstuk in het boek van de jonge muzikant, labelbaas en geluidstechnicus Jasper Boogaard uit Rotterdam. Na een rits muzikale avonturen op Nederlandse bodem brachten zijn rusteloosheid en hang naar escapisme hem naar Philadelphia, waar hij – althans voor nu – zijn muzikale ‘sense of belonging’ vond.

Tekst Robin van Essel
Foto’s Niek Hage

Wanderlust’: het laat zich maar moeilijk vertalen. Het officiële Nederlandse ‘reislust’ dekt de lading niet, dat klinkt als domweg zin hebben om op reis te gaan. Wanderlust beschrijft de diepere, inherente behoefte aan het ontdekken van nieuwe plekken en het najagen van nieuwe inzichten – zowel fysiek, mentaal als moreel. Op zoek naar de plek waar je spiritueel thuishoort.

Met name in de naoorlogse Verenigde Staten vond de wanderlust-thematiek zijn weg naar de muziek en literatuur. De schrijvers van beat-generatie, zoals Jack Kerouac, Allen Ginsberg en William S. Burroughs, bouwden hun hele narratief op de reizen die ze maakten door het uitgestrekte continent. In hun voetstappen traden rondzwervende muzikanten zoals Leadbelly, Woody Guthrie, Pete Seeger en ook Bob Dylan, die daarmee wanderlust vastmetselden in de genres die we nu folk en americana noemen. Vandaag de dag scharen we namen als Mount Eerie, Sun Kil Moon en Damien Jurado, om er maar een paar te noemen, onder hetzelfde kopje.

De dubbelzinnigheid van het wanderlust-thema zit hem maar al te vaak in de moeizame, dubbelzinnige relatie die de verteller met zijn thuisfront heeft. Een fundamentele rusteloosheid dwingt hem altijd te dromen over het ontdekken van nieuwe plekken en ervaringen. Maar eenmaal daar, realiseert hij zich de mate waarin zijn afkomst zijn persoonlijkheid heeft gevormd, en hoe onmisbaar die plek is.

Dromen mag hier niet
De net zo rusteloze Jasper Boogaard, de muzikant die schuilgaat achter Nagasaki Swim, had zijn ‘wanderlust-moment’ begin vorig jaar in Chicago. Hij was daar voor een bezoek aan de studio van de legendarische producer Steve Albini en tijdens een ommetje door de stad stond hij plotseling oog in oog met Anish Kapoors kunstwerk Cloud Gate, een enorme kwikzilveren pelpinda die in de volksmond ‘the bean’ wordt genoemd.

“Terwijl ik daar stond, dacht ik: dit is helemaal niet chill. Ik vond het niet erg om alleen in de Verenigde Staten te zijn. Maar zo in mijn eentje bij een toeristische attractie waar iedereen maar naar stond te kijken, realiseerde ik mij dat het niet veel voorstelt, wanneer er niemand is om het de ervaring mee te delen.”

Voor zijn verblijf in de Verenigde Staten woonde Boogaard al zijn hele 23-jarige leven in Rotterdam, waar hij zich naast een studie voor geluidstechnicus en het runnen van cassettelabel Coaster Records vooral bezighield met allerlei muzikale projecten. Met zijn emopopband Goodnight Moonlight maakte hij meerdere EP’s, hij nam voor zijn synthwave-gelegenheidsproject Midwinter Bonfire een album op en bracht begin dit jaar nog de geïmproviseerde ambientplaat PLACE uit, die hij maakte met Roel van der Meulen.

Voor Boogaard zijn die uiteenlopende muzikale avonturen vooral onderdeel van een zoektocht naar een eigen geluid. Hun grote gemene deler: zijn moeizame relatie met Nederland. Men weet hier – in tegenstelling tot het internationale publiek dat hij via allerlei online platformen bereikt – zijn verregaande DIY-mentaliteit maar niet op waarde te schatten.

Die weerstand is wederzijds, vertelt hij: “Ik heb altijd het idee dat Nederlandse bands eerst gaan zitten bedenken hoe ze spraakmakend worden. Wat voor kostuum ze aantrekken op het podium en zo. Dat kan heel cool zijn, maar het voelt ook geforceerd. Nederland is gewoon niet zo romantisch. Alles is rationeel, to the point. Dromen mag hier niet. Ik streef wel naar internationale erkenning, ja.”

Philadelphia
Zelf luistert Boogaard het liefst muziek waar die authenticiteit voorop staat – hij is groot fan van folky muzikanten als Mount Eerie en Woods, maar ook van turn-of-the-century emobands als American Football. Een tijdje geleden viel hem ineens op dat de paden veel van zijn favoriete muzikanten en technici kruisten op een specifieke plek: de Headroom Studios in Philadelphia. Onder andere Thin Lips, Diet Cig, (Sandy) Alex G en Modern Baseball namen er platen op. Dus wanneer hij eind 2019 stage moet lopen voor zijn studie, is de keus snel gemaakt: hij vertrekt naar Philadelphia.

In Philadelphia ontstaat zijn nieuwe project, en voorlopig muzikale eindstation, Nagasaki Swim. De muziekscene van de stad mag hier niet zo bekend zijn, in de Verenigde Staten denken ze daar anders over. ‘Philly’ ligt ingeklemd tussen New York City en Washington D.C. maar is lang niet zo hip, belangrijk of duur en de lage levenskosten trekken veel muzikanten en andere creatievelingen.

Boogaard voelt zich er op zijn plek. Hij woont in een gedeelde Airbnb en zijn dagen als stagiair in de Headroom Studios zijn tot de nok gevuld met muziek. “Het zijn workaholics daar. Ik zat volle dagen in de studio, naast de engineer mijn notitieblok vol te schrijven, tot één à twee uur ’s nachts. Na het werk gingen we vaak direct door naar een optreden.” Ondanks zijn eerdere ervaring als technicus, steekt hij een hoop op: “Ze waren een stuk perfectionistischer dan ik verwachtte op basis van de muziek die er ooit is opgenomen. Ik kan nu een mix een stuk strakker maken om het allerbeste eruit te halen en tegelijk een levendige, open DIY-sound houden.”

Thuiskomen
Kort nadat Boogaard na drie maanden stage terugkeert in Rotterdam, gaat het hele land op slot. Net zoals iedereen noodgedwongen aan huis gekluisterd, duikt hij zijn eigen thuisstudio in om zijn nieuw verworven kennis toe te passen op de muziek, die uiteindelijk The Mirror zou gaan vormen. De sound zat al in zijn hoofd, maar hij kan die nu daadwerkelijk vastleggen. Dat bewustzijn voelt bevrijdend: “Ik heb goed gekeken naar wat vrij en los moest klinken en wat juist strak. Die combinatie vind ik mooi. Big Swan is bijvoorbeeld een kort, weird nummer dat bijna hetzelfde klinkt als de eerste opname. Het nummer Company heb ik juist zo strak mogelijk gemaakt, maar dan met gekke distortion erover die het interessanter maakt om te luisteren.”

Ook tekstueel zat Boogaard nog stevig met zijn hoofd bij zijn afgelopen verblijf in de Verenigde Staten. Zowel de hoogte- als dieptepunten: The Bean gaat over zijn kortstondige crisis tijdens het uitstapje naar Chicago, het liedje Company verwoordt precies dat ambigue gevoel van zowel thuis als weg willen zijn. Zonder zijn verblijf in Philadelphia had hij deze plaat nooit kunnen maken, zegt hij. “Ik was klaar met Nederland, maar halverwege de opnames realiseerde ik mij dat ik het in Rotterdam ook goed heb. Dat ambigue is mijn constante state of mind. Ik ben een thuismens, maar streef ook naar escapisme. Dat is soms frustrerend, maar ik heb er vrede mee.”

Zo heeft zijn trip naar de Verenigde Staten hem niet geheel bevrijd van de wanderlust, maar zeker is dat Boogaard na lang experimenten met uiteenlopende projecten voorlopig in elk geval zijn muzikale thuis gevonden heeft. De muziek op The Mirror is dan ook niet toevallig een behoorlijk eigenzinnige versie geworden van de met wanderlust ingegeven alt-folk en americana van de artiesten die hij als voorbeelden ziet. Atypisch Nederlands is het nog steeds en ook de parallel met zijn eerdere werk is er – hoor bijvoorbeeld die vreemde, ambient-achtige field recordings in de interludes.

Maar tegelijk voelt de plaat zelfverzekerd en ontspannen, alsof hij wil zeggen: ik heb mijn sound gevonden – voorlopig dan. En inderdaad, zo besluit hij: “Deze plaat is hoe ik zou het liefst wil klinken. Ik heb nu zin om dit verder uit te zoeken, volgens mij kan ik hier nog allerlei richtingen mee op.”


En zo gebeurde dat de grauwste aller maandagen volgde op de grauwste aller zondagen. De wereld staat stil in een perpetuum grijs, de wegen zijn onbegaanbaar en ik heb rond de klok van drie een thee-afspraak met Holly Mullineaux, bassiste van Goat Girl. Ze lijkt welhaast voor het weer en de gelegenheid gekleed: in zak-trui met sloffen. In veertig minuten is het pendelen tussen de moeite van buiten en – bij vlagen – de hoop voor morgen.

Zo volgt een langzame afdaling, op de hardgrondige instemming dat er welzeker nog voldoende schoons en moois in de wereld te genieten valt, met als finale bestemming de vaststelling dat we met elkaar de aarde kapot aan het maken zijn en nature will sure have its revenge at some point. Dan lacht ze: “Sorry, als ik zo deprimerend ben.” En in de stilte volgt een wederzijds ¯\_(ツ)_/¯

Vandaag is maandag – hoe was de dag gister?
“Zondag – mmm – not too bad. Ik ben de lockdown beu. Wat ik heb gedaan, het was al met al weinig enerverend. Even kijken: Mario Party met mijn huisgenoten, en ik heb een dahl gemaakt, met linzen en geroosterde wortel. En ik heb TV gekeken en een boek in bed gelezen: Girl, Woman, Other van Bernardine Evaristo. Dat is wel een aanrader. En ik heb wat potten besteld, en klei, uit verveling.”

Worden alle dagen al soep? Ik merk dat ik moeite krijg om de dagen uit elkaar te houden.
“Uhh-ja, de dagen smelten inderdaad in elkaar over. Wat heb jij gisteren gedaan?”

(Ze leunt met haar wang op haar hand; Ik geef een opsomming van wat ik gisteren heb gedaan).
“Ah ja, dus ook wel een reguliere zondag (zucht-lacht). Ik houd mij doordeweeks wel bezig, met dingen. Rosy Jones, (drummer, red.) en Lotty (Pendleburry, vocalist/gitarist, red.) wonen hier tien minuten verderop.”

Lewisham?
“Ja, precies: Oost-Londen. We komen niet bij elkaar, we’re just locking down. We praten elkaar vooral online bij. Voor mij gaat het verder nog wel, want ik kan mijn werk vanuit huis doen. Lotty moet fysiek aanwezig zijn op haar werk, ze werkt met autistische kinderen. Dus die willen we niet in gevaar brengen door bij elkaar op visite te gaan. Ach ja. We hadden net nog een Zoom-party.”

Merk je dat het moeilijker wordt om je aan de Corona-regels te houden?
“We proberen het goede te doen. Nu, met de sneeuw, is de verleiding er wel vanaf om überhaupt iets te doen, het is toch te koud. Het wordt vooral mentaal zwaar. Er lijkt geen eind aan te komen.”

Op de nieuwe plaat – On All Fours – staat een nummer dat redelijk expliciet over Boris Johnson gaat: Where Do We Go From Here?. Hij komt er niet al te best vanaf, op zijn zachts gezegd. Ik vroeg mij af: maakt Boris Johnson het moeilijk om op dagelijkse basis je leven te hebben?
I mean yeah, I guess. Sowieso denk ik dat de manier waarop het Verenigd Koninkrijk de hele pandemie aanpakt in één woord diabolisch is. Vooral reactief, met onnodig veel doden als gevolg. En dan hoor je uiteindelijk: ‘het einde is in zicht en we zijn trots.’ Er is niets om trots op te zijn. En dan slepen we al ruim tien jaar voort onder het Tory-regime. En dan nu die walgelijke Boris Johnson: hij heeft dan wel de looks van een normaal figuur, maar het nummer stelt, gegeven de situatie van vandaag de vraag: wat zit onder die huid van Boris Johnson en hoe kun je zo leven met jezelf?”

De reden dat ik ernaar vraag, is vanwege een interview dat ik las op DIY Mag, waarin Lotty zegt: “De manier waarop je je leven inricht is inherent politiek.” Maakt deze benadering het niet nog moeilijker om gewoon, van dag-tot-dag, je keuzes te maken?
“Ik vind het lastig om hier antwoord op te geven, maar wat ik denk dat Lotty bedoeld is, dat er altijd een politieke component zit aan de keuzes die je maakt. Niet dat de keuzes die je maakt altijd een reactie hoeven te zijn op de actuele, politieke situatie. Wij kiezen er bijvoorbeeld voor om muziek te maken, waarmee je direct te maken krijgt met bepaalde sociale verwachtingen: een job hebben, geld verdienen en je hoofd boven water houden. Ongeacht of die job je nu voldoening geeft. Het kapitalistische idee, jeweetwel. Ik had een job, en nu heb ik ervoor gekozen om iets te doen dat me echt plezier en voldoening geeft.”

Heb je last gehad van tegenwerking bij je keuze om bij Goat Girl aan boord te komen?
“Mijn job? Het was makkelijk om daar afscheid van te nemen: ik kwam toch niet meer vooruit. Ik was jong, gefrustreerd en mijn job was verschrikkelijk. Ik ben op een dag weggelopen en dat was dat. Ik had geen back-up of wat dan ook. Via mijn ex-partner ben ik toen via via in contact gekomen met Goat Girl, ik had de band al een paar keer live zien spelen en toen kreeg ik die kans om mee te doen.”

“What’s the point! Ja, precies. Dat is precies de hele worsteling”

Wat mij opvalt als ik naar jullie muziek luister en jullie plaathoezen zie is: zoveel kleur. Hoe moet ik dat zien?
(Lachend) “Zeker! It’s an aesthetic that we enjoy. De voorkant van On All Fours is een schilderij. Het enige dat we vooraf wilden is dat het schel, bont en een beetje naar moest worden. Net als onze muziek. Het heeft vooral te maken met smaak, voorkeur voor bepaalde geluiden en de manier waarop we naar de wereld kijken. Aan de ene kant in heldere en lichte tonen, en aan de andere kant donker. En dan tegelijk. Als een auto-ongeluk waar je langsrijdt en je wel moet kijken.”

Een auto-ongeluk?
“Ja! Je weet wel, ergens fascineert het, het trekt meteen je aandacht, maar je weet tegelijk meteen dat het foute boel is.”

Maar tegelijk is het net alsof je zegt dat er wel degelijk nog van schoonheid te genieten valt, toch?
“Zeker! Waar? Vooral in de band en relaties die we samen hebben, die is best bijzonder. En er zijn nog wel goede mensen en natuurschoon waar ik van geniet. De natuur is mooi en als we met elkaar op deze voet doorgaan zal haar vast een moment komen waarop de aarde wraak neemt. The Crack is een nummer dat gaat over het scenario dat we met elkaar de aarde moeten ontvluchten omdat het één en al ruïne is, en dan vertrekken met het idee dat we ergens anders wel zo opnieuw kunnen beginnen. Het nummer was aanvankelijk bedoeld als een soort van parodie, maar het voelt inmiddels helaas niet meer zo dystopisch.”

Als de aarde op enig moment wraak neemt, dan komt bij mij onwillekeurig wel het idee op van…
What’s the point! Ja, precies. Dat is precies de hele worsteling.”

Op zich is het bijzonder dat we het drie minuten geleden nog hadden over welke schoonheid er nog te genieten valt en inmiddels hebben we het over het eind der tijden.
(Lachend:) “Sorry! Sorry, als ik zo deprimerend ben.”

Heb je enige hoop voor de toekomst?
“Absoluut. Natuurlijk. Wat deze hele pandemie in ieder geval laat zien is dat we meer proactief mogen of moeten zijn. En ik zie ook wel om mij heen dat mensen wakker worden, sneller samenkomen en elkaar echt beginnen te helpen. En dat is mooi, natuurlijk. En niet alleen vanwege COVID-19, maar ook wat er nog steeds gaande is met Black Lives Matter en de hele systematische onrechtvaardigheid en druk daaromheen. Ik zie vooral dat de jongere generatie aan is. Daar zit meer dan genoeg hoop in: zeker, zeker.”


Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is Banner-Magazine-25-660x246.png

Een plaat die de dood als hoofdthema heeft je meest positieve plaat noemen, dat vraagt om uitleg. Die duiding komt via een live-verbinding met The Besnard Lakes uit Canada, vanuit waar het echtpaar Jace Lasek en Olga Goreas met hoorbaar veel plezier de vragen beantwoordt over het ruim zeventig minuten tellende The Besnard Lakes Are The Last of The Great Thunderstorm Warnings.

Een overrompelend requiem, gemaakt in complete vrijheid na de breuk met hun vaste label Jagjaguwar. Het mondde uit in een psychedelische trip die het leven viert. Naar de rand, er overheen en weer terug. De duisternis in om er lichter uit te komen, dat is de leidraad van de imposante luistertrip.

Natuurlijk komt ook even de huidige situatie ter sprake. Lastig voor de band, maar anderzijds is een beetje Canadees niet bang voor een vorm van ontbering. Nu de dagen weinig ander vertier brengen en de winter als vanouds flink huishoudt, vermaakt het stel zich ook gewoon in de buitenlucht met ijsvissen op de Ottawa Rivier of cross-countryskiën op een nabijgelegen heuvel. Een beetje Canadees zoekt immers de natuur op, weer of geen weer. In pandemische tijden kon het duo niet afreizen naar die intrigerende plek waar de band naar vernoemd werd. Juist een plek die heilzaam werkt, zeker voor een zelfbenoemde nieuwsjunk als Lasek.

Gelukkig zorgde het verdwijnen van ‘boze buurman’ Trump voor een stuk verlichting, vertelt de zanger. Die overigens een gerespecteerd producer is met een eigen studio in Montréal, waar hij werkte met onder andere Suuns, Patrick Watson en Wolf Parade. Want hoe onafhankelijk Canada ook wil zijn, vanuit het grootste deel van de bewoonde wereld van het land is de grens met Amerika nooit ver weg. “Die vier jaar, het leek wel een mockumentary”, zegt Lasek, die direct ook opmerkt hoe kalm het opeens lijkt.

Vijf jaar ging er voorbij tussen deze plaat en jullie laatste. Kunnen jullie iets vertellen over het proces dat leidde tot dit album?
Lasek: “Olga en ik houden er van om samen muziek te maken. Wat we ook maken, het zou uiteindelijk klinken als The Besnard Lakes, dus konden we net zo goed een woestijnplaat maken. We vonden veel oud materiaal op harde schijven en begonnen te schrijven. We hadden geen label dat ons vroeg wanneer er iets nieuws kwam, dus het voelde op een bepaalde manier weer als een debuut. Zonder druk, zonder idee, zonder een beeld van hoe lang een plaat zou moeten zijn en hoe die zou moeten klinken. Dus besloten we de plaat te maken die we altijd al wilden maken. Het is nogal lang, er zit twintig minuten aan drone in de plaat. Maar het is ook kostbaar. Zodra je boven de 45 minuten komt heb je een tweede vinylschijf nodig. Voor mij is dit de meest positieve plaat die we uit hebben gebracht. Veel lichter dan ons vorige werk.”

Is dat niet een tikje ironisch, vooral gezien het feit dat de plaat hoofdzakelijk gaat over de dood?
Goreas: “Ja, ik snap je punt, maar toch is het zo. Natuurlijk, we verloren de vader van Jace en met Prince en Mark Hollis ook twee muzikale helden. De vader van Jace had kanker en we waren er bij op zijn doodsbed. Jace schrijft er over hoe dat de ultieme surrealistische en psychedelische ervaring was om daar getuige van te zijn, zeker als je weet dat hij op een gegeven moment uit een door morfine gedreven droom wakker werd en het had over een raam in zijn deken, met binnenin een timmerman die ingewikkelde objecten aan het maken was. Het grappige is dat de eerdere Besnard-platen ook gingen over leed en dood. Maar dat was vooral een interpretatie van hoe we dachten dat het was, nu kijken we daar anders naar.”

Lasek: “Het album was voor mij een vorm van therapie. Het is mijn contemplatie over het metafysische, het existentialistische rondom het idee van de dood en hoe mijn vader dat beleefd moet hebben. Daar dacht ik nooit eerder zo over na. Ja, het is deels een donker werk, maar met een lichte kant. Het is geen pure duisternis en triestheid. Er zit opluchting in, het besef dat de dood gewoon onderdeel is van de cyclus. Dankzij deze plaat kon ik dat verwoorden en heb ik vrede met mijn vaders dood.”

Vraag je je wel eens af wat je vader had gevonden van het album en meer specifiek van het nummer dat je over hem schreef, het acht minuten tellende Christmas Can Wait?
Lasek: “Hij zou het enorm vreemd vinden. Mijn vader was een enorme muziekfan. Vocal-bands, dat was zijn ding. BeeGees, Beach Boys, dat is wel deel van mijn muzikale opvoeding dankzij hem. Hij hield van het meer poppy werk dat we hadden, maar niet van het langere werk, wat hij the weird stuff noemde. Hij zou zeggen: ‘Wat hebben jullie gerookt?’ Zijn favoriete album was Dark Horse, net zoals dat voor de meeste andere familieleden geldt. Door dat album begrepen ze dat het serieus was, zeker toen ze ons op de televisie zagen. Dat maakte ze trots.”

Het nummer over je vader is niet de enige ode. De dood van Prince leidde tot The Father Of Time Wakes Up en het overlijden van Mark Hollis van Talk Talk vormde de inspiratie voor Raindrops. Wat betekenen zij voor jullie?
“Ik ben fan van Prince sinds mijn twaalfde. Als tiener verzamelde ik bootlegs van hem. Hij was de eerste persoon die mij deed beseffen dat je platen helemaal zelf kunt maken. Hij deed alles zelf op zijn eerste platen. Dat gaf mij het idee dat ik hetzelfde kon. Ik leerde naast gitaar ook andere instrumenten bespelen. Het hielp mij mezelf te vormen als muzikant, engineer en producent. Hij was een artiest die overal bij betrokken was en ultieme controle had. Ik werd verliefd op dat idee. Toen hij overleed had ik het gevoel dat ik een eerbetoon moest maken, maar wel op een smaakvolle manier. Het zijn uiteindelijk allemaal melodieën van Prince en de songtekst barst van de referenties naar de zijne.”

Goreas: “Van Mark Hollis waren we allebei fan. Ik schreef de tekst voor Raindrops. De regel: ‘On the other side of the world is my backyard Garden Of Eden spirited‘, is een directe referentie naar het album Spirit of Eden van Talk Talk. Die plaat is zo mooi, zo minutieus gemaakt, tot het artwork aan toe. Het heeft ons veel geleerd over hoe we onszelf muzikaal en artistiek willen presenteren. Zijn dood kwam als een schok, zeker omdat hij nog niet zo oud was.”

Normaliter gaan jullie elk jaar naar het meer waar jullie bandnaam aan ontsproten is, in de provincie Saskatchewan. Afgelopen jaar konden jullie daar niet naar toe door COVID-19. Wat is de magie van die plek?
Lasek: “Het is een plek die nog eens acht uur ten noorden van mijn geboorteplaats Regina ligt. Eerst is het nog prairie, maar rond Besnard Lake is het vooral boreaal bos. Het is enorm geïsoleerd. Je moet weten dat negentig procent van de Canadezen binnen honderd kilometer van de Amerikaanse grens woont. Daarboven is er nog bar weinig bewoond. De weg naar Besnard Lake gaat misschien daarna nog vijftig kilometer door, dan houdt het op. Ik ontdekte het toen ik jong was en zocht naar een plek om te ontsnappen. Wat we er zo tof aan vinden, is dat het zo afgelegen is dat je geen bereik hebt met een mobiele telefoon. We kamperen daar één maand per jaar. Je leeft dichtbij de natuur, ook al maken we onze tent best comfortabel. Je kunt daar dagen doorbrengen zonder iemand anders te zien of te horen. Het enige dat je hoort zijn geluiden uit de natuur. Je oren gaan toeteren, juist omdat je geen stadsgeluiden meer hoort. Je bent daar echt weg van de snelheid van het leven van alledag en aangewezen op jezelf. Wij raken daar opgeladen. Het geeft ons tijd om na te denken over wat we gedaan hebben en welke plannen we willen maken. Ons leven wordt daar niet verstoord door sociale media of nieuws. Voor ons is het al vijfentwintig jaar een therapeutische sessie.”

Goreas: “Er is daar wel een gemeenschap van mensen die een houten huis hebben en een camping waar we mensen ontmoeten in de zomer. We hebben daar de nodige vrienden gemaakt door de jaren heen. Het is een ander soort gemeenschap dan de mensen die we in Montréal kennen. Het is awesome. Het is bijna alsof je verdwaald. Daar zijn is als een droom. Het was enorm balen dat we daar afgelopen jaar niet naartoe konden. In plaats daarvan hebben we wat mooie plekken bezocht in Quebec.”

Los van de grotere thematiek van de plaat zeggen jullie over het nummer Our Heads, Our Hearts On Fire Again dat het een ode is aan logica en intuïtie en de mogelijkheid om te leren van het verleden.
Goreas: “Ik houd van dingen leren, om mezelf op een bepaald onderwerp te storten. Ik leerde op de universiteit zoveel dat ik het gevoel kreeg een vol hart te hebben. Ik zing in het nummer – zeker in het eerste couplet – over dingen die van nature academisch zijn. Zoals het bestuderen van geologie, lagen en lijnen en dat gelijkstellen aan het verstrijken van de tijd. Zo wordt het voor mij een abstracte oefening. Het is de lol van woorden maken, zinnen vormen. Dat is een ode aan logica en intuïtie. De mogelijkheid om daar een gevoel voor te ontwikkelen en van dingen te leren. Over het verleden, doorgaan en als mensheid evolueren.”

Nu het album uit is, moet het toch vreemd voelen om nog thuis te zitten.
Lasek: “Dat is het allergekste. Normaal zouden we ons nu voorbereiden om op pad te gaan. In plaats daarvan richten we ons met livesessies tot een paar camera’s. We houden van toeren, we houden van spelen voor mensen. We geven ze een lange show, misschien langer dan ze soms willen, maar als we naar je stad komen en vijf uur in een busje hebben gereisd, dan kunnen we beter ook maar lang spelen.

“Het eerste dat we doen als het weer kan is naar Besnard gaan. Verder hebben we in september een toer staan door Europa. Wie weet kan het dan. We hebben in Europa veel publiek, jullie romantiseren altijd de andere plek, de overkant van de oceaan. We waarderen de historie bij jullie. Dat hebben we hier niet. Maar weet je, het terrein is overal zo anders. Ik begon te werken met een paar bands in het noorden, in Iqaluit, Nunavut, dichtbij de Noordpool. Het is daar ijskoud, maar absoluut prachtig. Ongelooflijk. Zolang je maar oog hebt voor de grote steen waar we op leven, is er overal wel iets om van te genieten.”  


Soms is verdediging de beste aanval. Het zevental van Black Country, New Road wist met een minieme output en weinig publiciteit een flinke hype om zichzelf te creëren. Anderhalf jaar geleden, met een oeuvre dat op dat moment uit slechts een enkel uitgebracht nummer bestond, wist de band ons al compleet omver te kegelen. Nu komt BCNR met een debuutalbum: For The First Time is de vereeuwiging van de eerste achttien maanden van de band. We spraken bassist Tyler Hyde en gitarist Luke Mark over het kruispunt waarop de band zich momenteel bevindt.

Tekst Jurriaan Hupjé
Illustratie Naomi van Kuijk

For The First Time is grotendeels opgenomen in maart 2020 tijdens een zesdaagse sessie met producer Andy Savours. Echter, de pandemie gooide toch wat roet in het eten. De instrumentale stukken waren opgenomen, maar frontman Isaac Wood had zijn vocalen nog niet op tape gezet. Mark: ‘’Dat was het ergste deel. Het album was praktisch klaar. We hadden nog drie dagen nodig om het af te maken. En om dan maanden te moeten wachten…” Hyde vult hem aan: “Het is heel raar om op een soort stilstaand moment in de tijd te staan, met een album dat je af moet maken, terwijl je muzikale drive compleet weg is.” Het nog moeten opnemen van de vocalen kostte de band enerzijds een hoop tijd, maar anderzijds mag er van geluk gesproken worden dat de rest wel op tijd opgenomen is. Hyde: “Het zou ontzettend moeilijk geweest zijn de vibe die we voor de pauze hadden te recreëren. De opnames waren perfect getimed want we hadden net op het BCC Radio 6 Music Festival gespeeld en in Parijs met Jenny Beth. Na een show renden we snel van het podium af om de studio in te gaan.”

De dynamiek
Het resultaat is een plaat die zeer sterk leunt op de evolutie die de nummers hebben doorgemaakt gedurende de anderhalf jaar dat deze live zijn gespeeld. Het kernpunt van de plaat is dynamiek. Dynamiek tussen luid en zacht, maar net zo zeer de dynamiek tussen het live spelen van nummers en deze in de studio opnemen. De twee nummers op de plaat die het langst geleden de wereld ingeschoten zijn: Athens, France (ditmaal gespeld zonder apostrof tussen n en s) en Sunglasses, brengen toch een ander gevoel over dan hun singleversies. “Dynamisch gezien en qua instrumentatie zijn de verschillende secties van de nummers nog ongeveer hetzelfde. We probeerden dezelfde dynamiek van spanning en loslaten te creëren, maar met minder voor de hand liggende middelen.”

Luisterend naar de zes nummers wordt nog eens duidelijk hoe erg de stijl van de band eigenlijk is overgoten met tegenstellingen. Elementen van postpunk, free jazz, klezmer en minimalisme leven door elkaar heen op For The First Time. Maar de voornaamste blikvanger is toch de neurotische, met referenties naar de popcultuur overgoten schrijfstijl van Isaac Wood. Hoe vaak hoor je iemand ‘leave Kanye out of this’ schreeuwen alsof zijn leven ervan afhangt terwijl de muzikale ondersteuning klinkt alsof hij elk moment uit zijn voegen kan barsten en zichzelf met zevenhonderd kilometer per uur richting de maan zal schieten? “Het gebruik van popcultuurreferenties in de teksten heeft vooral het doel om het herkenbaar te maken”, beantwoordt Hyde als we vragen waar deze eigenlijk voor dienen. Natuurlijk worden teksten het best uitgelegd door de schrijver zelf, in dit geval Wood, maar bassist Hyde blijkt ook heel goed in staat een schets te geven. “Het gaat erom iets te maken dat iedereen kan herkennen. Veel dingen waar Isaac over schrijft zijn persoonlijke of fictieve gebeurtenissen die soms wat ongrijpbaar aan kunnen voelen. Door er dan een naam doorheen te gooien die mensen herkennen zorg je ervoor dat ze blijven haken. Hetzelfde principe geldt voor onze algemene esthetiek, die gebaseerd is op voorstedelijk Amerika, dingen je ziet in Hollywoodfilms en stockphotos.”

Vlees noch vis
De mengelmoes van invloeden en klanken op het album is ontzettend moeilijk te classificeren. Het maakt het geluid van de band haast een soort anomalie. Vlees noch vis. Een wereld op zichzelf. Niet dat de band nou heel bewust zijn muziek in hokjes probeert te plaatsen. “Het is niet bepaald iets dat we opzettelijk doen”, aldus Mark over het ontstaan van de eclectische sound. “We denken niet: laten we een popnummer schrijven en tegelijkertijd een rare compositietechniek gebruiken. De oorsprong van de diversiteit aan invloeden kan eerder gezocht worden in het feit dat vrijwel de hele muziekgeschiedenis binnen handbereik ligt: “Je zou een playlist op Spotify kunnen maken met zowel Vampire Weekend als Shostakovich. Misschien wordt dat geen fantastische playlist, maar het kan wel. Vanzelfsprekend wil je al die dingen gebruiken als je ervan houdt.”

Zelf houdt de band ook een eigen playlist bij op Spotify. De zeven leden voegen sinds een paar maanden ongeveer wekelijks een aantal nummers toe aan BC,NR’s First Ever Playlist. Zet ‘m op shuffle en je begrijpt een beetje waar Mark het over heeft. Van The Microphones tot Throbbing Gristle en van Carly Rae Jepsen tot de soundtrack van Minecraft: meerdere uithoeken van het muzikale landschap komen elkaar tegen. “We zien elkaar momenteel niet zoveel en normaal gesproken praten we veel met elkaar over muziek. We raken dus allemaal een beetje opgewonden door die playlist, omdat we zo kunnen zien waar iedereen naar luistert”, aldus Mark. Toch moet het gezegd worden: voor een band wiens geluid zo experimenteel en ongrijpbaar is, is het toch opvallend zoveel rechtdoorzee popmuziek in de lijst te zien staan. Hyde legt uit: ‘’We zijn met zijn zevenen en we hebben allemaal een andere muzikale opvoeding gehad, dus het is lastig om een definitief geluid aan te wijzen, omdat we door zoveel verschillende dingen zijn beïnvloed. Het enige wat in het midden ligt, waar we allemaal fan van zijn, is popmuziek. We bewonderen de manier waarop popmuziek veel kan zeggen in een korte tijd en er niet vijftien minuten over doet om tot een punt te komen. Die benadering van songwriten proberen we mee te nemen naar album twee.”

Ook op het debuut is deze aanpak zo hier en daar al zichtbaar. Track X, het enige nummer van de plaat dat nog nooit live gespeeld is, gooit de abstracte structuren van de rest van de plaat grotendeels overboord en houdt een couplet-refrein-couplet-refreinconstructie aan. Hyde licht het nummer uit omdat het volgens hem het meest representatief is voor de richting waar de band heen wil: “Isaac schreef het gitaarstuk een paar jaar geleden, maar het werkte niet toen we het gingen repeteren en daarom schoven we het aan de kant. Om er toch op terug te komen toen we het album op gingen nemen. Het nummer is beduidend anders opgenomen dan de rest van de plaat, met veel meer overdubbing.”

Realistisch maar positief
Veel liefhebbers van het eerste uur waren overigens toch een beetje teleurgesteld toen de tracklist van For The First Time bekend werd en ze zagen dat er een hoop fan favorites ontbraken. Hyde: ‘’Er zijn een aantal nummers die we schreven toen de band net begon, die simpelweg niet goed genoeg zijn.” Voorlopig zal, deels door gebrek aan andere mogelijkheden, de volledige focus op het werk aan de nieuwe plaat liggen. Hyde en Mark zijn zich ervan bewust dat het feit dat de muziekindustrie momenteel op zijn gat ligt de zekerheid niet bevordert: Mark: “We zijn ontzettend blij met de financiële steun die we van ons label hebben gehad voor de opnames van For The First Time, want waarschijnlijk zouden we nu veel minder krijgen.” Hyde toont zich realistisch maar positief over de toekomst van de band: ‘’We zullen goedkopere manieren moeten vinden om een album te produceren, bijvoorbeeld door meer dingen zelf op te nemen. We hebben al besproken of we wel een producer nodig hebben, of dat we ook gewoon met een paar ingenieurs kunnen werken. Het is best beangstigend, maar het zal het geluid van het album alleen maar veranderen, en dat kan ook spannend zijn.”


Op een druilerige dinsdagmiddag bel ik de vijfentwintigjarige Jacob Allen, afkomstig uit Engeland en beter bekend als voicemailballad-producer en -artiest Puma Blue. Ik kijk uit het raam, het regent, terwijl ik wacht tot de telefoon overgaat.

Hi, this is Jacob”, klinkt het met een krakerige stem uit de telefoon.Toepasselijk: de rommelige geluidskwaliteit van het telefoongesprek is vergelijkbaar met het lofi-geluid dat zo kenmerkend is voor de muziek van Puma Blue. De zachtaardige stem van Allen herken ik uit duizenden, ik zou er uren naar kunnen luisteren. En gelukkig kan dat, want er staan al meerdere singles, EP’s en een liveplaat op zijn naam. We spraken de artiest over zijn eerste echte album, genieten van slechte films, het uiten van je emoties, mannelijkheid en meer.

Bandcamp en slapeloosheid
In 2014 zette Allen, toen nog zonder artiestennaam, zijn eerste track Only Trying 2 Tell U (demo) online op Bandcamp: een melodisch lofi nummer, tijdens een slapeloze nacht opgenomen met een laptop. Pas drie jaar later volgde de release van een eerste EP, Swum Baby. In 2018 kwam Blood Loss uit en afgelopen jaar onthulde Allen een intiem livealbum genaamd on his own. Live At Eddie’s Attic, Atlanta. Inmiddels hebben Puma Blue’s ambientrock, gothic r&b, dream soul en voicemailballads miljoenen streams op Spotify en YouTube. Niet zo makkelijk in een hokje te plaatsen: Allens inspiratie komt van overal, maar vooral van oudere en klassieke muziek. Een greep uit zijn inspiratiebronnen laat duidelijk zien dat hij niet bang is om te experimenteren met verschillende stijlen. Artiesten als D’Angelo, Björk, Radiohead, Sade, J Dilla, John Frusciante en Jeff Buckley drukten een stempel op zijn werk.

Vrijwel alles wat Puma Blue doet, sluit op elkaar aan. Zijn bedachtzame persoonlijkheid en artistieke interesses komen tot uiting in zijn muziek, artiestennaam, Instagram-feed en artwork. Hij noemt met name film als een belangrijke invloed op zijn muziek: “Ik denk dat als ik niet iets zou doen met muziek, ik me bezig zou houden met film; waarschijnlijk zou ik schrijven of regisseren. Films kijken is echt geweldig, maar ik voel me waarschijnlijk over films op de manier waarop mijn fans die zelf geen muziek maken zich voelen over mijn muziek. Ik weet veel van film and ik ben er heel enthousiast over, maar ik heb er geen ervaring mee, buiten een paar muziekvideo’s. De filmwereld is een mysterie voor mij.” Als zijn favorieten noemt Allen de Baz Luhrmann-adaptie Romeo + Juliet uit 1996, het drama Eternal Sunshine Of The Spotless Mind en Zuid-Koreaanse Oscar-winnaar Parasite. Hij vertelt dat hij dat hij veel bewondering heeft voor levendige en poëtische metaforen in films. “Ik houd van lezen tussen de regels door, wanneer dingen niet per ongeluk ergens in verwerkt zitten. Het hoeft niet super fijnzinnig te zijn, maar meer een verborgen betekenis. Ik probeer dat ook te doen in mijn teksten, maar vooral ook met productie: dat mensen tussen de regels door kunnen lezen. Ik houd ervan om kleine geluidjes en cinematische details in nummers te verstoppen. Hopelijk komt dat over, maar ik hoop er nog beter in te worden.”

Japanse literatuur en levenslessen
De titel van Allens debuut In Praise Of Shadows komt van een Japans boek met dezelfde naam van Jun’ichirō Tanizaki. Ergens in een kunstboekhandel gevonden of aangeraden door een vriend – Allen weet het niet meer precies. Maar het boek speelt een belangrijke rol in de wereld van Puma Blue. Tanizaki benoemt verschillen tussen de westerse en oosterse wereld. Hij beschrijft hoe de Japanse cultuur het bestaan van schaduw en duisternis erkent en hoe mooi dat kan zijn, terwijl de westerse cultuur daarentegen vaak allen licht en verzadiging benadrukt. Allen vertelt hierover: “Nadat ik het boek een paar keer gelezen had, begon ik me af te vragen of hier een metafoor inzat. Voor mij voelde het alsof het ging over het vieren van de donkere tijden in onze levens en om die tijden net zo te waarderen als de positieve momenten. Want zonder de donkere momenten kun je jezelf niet ontwikkelen of helen. Mijn nieuwe werk komt ook van een plek van begrip, in plaats van verdriet, dus ik vond het belangrijk dat de titel dat reflecteerde.”

Een beetje triest vertelt Allen dat hij normaal met zijn band oefent, maar dat dat nu niet kan: hij doet vrijwel alles zelf. “Wat betreft het proces, het is eigenlijk nog steeds een one man studio album. Het meeste is nog steeds gewoon met mijn laptop opgenomen of in de kelder van Harvey, mijn bandlid. Alleen mijn waarden zijn wel veranderd. Ik wilde niet meer te strak vasthouden aan een lofi of vintage esthetiek. Ik wil muziek maken die tijdloos is en die niet per se old school aanvoelt, dus die verandering is wel intentioneel.” Allen lacht: “Maar het klinkt natuurlijk nog steeds wel veel meer lofi vergeleken met andere gepolijste en in een professionele studio geproduceerde muziek.”

“Wanneer ik luister naar mijn oude materiaal, hoor ik wel dat het niet goed ging met me”

Een aantal tracks van In Praise Of Shadows klinken minder duister dan ouder materiaal van Puma Blue, misschien iets meer geraffineerd en met hier en daar wat soulinvloeden. Wat betreft de nieuwe inslag die ik lijk te horen, daar blijkt wel wat in te zitten. Een beetje peinzend vertelt Allen: “Voor mijn gevoel is het album niet per se minder duister, op een bepaalde manier is het zelfs donkerder dan al het andere wat ik gedaan heb. Maar het is vooral zo dat het daarnaast ook stukken lichter is, er is een betere balans. Voorheen klonk alles vrij depressief. Wanneer ik luister naar mijn oude materiaal, hoor ik wel dat het niet goed ging met me. Mijn mentale gezondheid, slaappatronen en relaties waren niet optimaal. Nu voel ik me veel beter, dus die balans slaat ook weer op de titel van het album. Mijn intentie is eigenlijk om zo open mogelijk te zijn over mijn gevoelens en hopelijk kan dat anderen aansporen omdat ook te doen, of in ieder gevoel emoties nietweg te stoppen: dat is voor niemand goed.”

Mannelijkheid
Zeker als man is het niet altijd makkelijk om emoties te uiten. “Jazeker, mannen worden aangemoedigd om geen emoties te tonen of zich hard of macho op te stellen. Dat is gewoon zo fout. Het is niet alleen slecht voor mannen zelf, het heeft effect op de mensen om hen heen, vooral vrouwen die eronder lijden en zich gekwetst voelen door zo’n emotioneel slot. Mijn vader heeft me opgevoed op een manier waarop het oké was om te huilen en mezelf te uiten, dus ik probeer dat te doen, maar ik ben zeker geen perfect voorbeeld. Maar toch, als we onszelf meer uiten en dan anderen kunnen aanmoedigen hetzelfde te doen… Mensen om mij heen hebben dat ook bij mij gedaan, dus ik denk dat ik dat probeer door te zetten.”

Een mooie boodschap. Dan herinner ik me dat Allen veel inspiratie haalt uit rap en r&b, toch doorgaans behoorlijk masculiene genres. “Ja, het blijkt tricky met rap, ik weet niet of ik de juist persoon ben om hierover te praten. Maar ik denk wel dat er mensen zijn geweest die vrij goed waren in zelfexpressie. Ik bedoel, ik herinner met dat prachtige nummer Dear Mama dat Tupac schreef voor zijn moeder in de jaren negentig. Het is zo mooi om zo’n gespierde, uitgesproken man te zien die zulke lieve dingen zegt over zijn moeder.” Er lijkt misschien wel een verandering gaande te zijn waarin jonge, mannelijke rappers zich iets kwetsbaarder op durven te lijken stellen. “Neem iemand als Kendrick Lamar, die echt in de dieptes van hart dook en zich comfortabel genoeg voelde om een aantal extreem persoonlijke dingen te delen. Zelfs in de muziek van Eminem hoor je af en toe ook best wel opvallende dingen over zijn verhaal en problemen en ik denk dat dat mensen ook wel heeft aangespoord om hetzelfde te doen.”

Jezelf bloot geven
De tot de essentie teruggebrachte muziek van Allen verhoudt zich goed tot zijn persoonlijkheid: niet bang zich bloot te geven, zonder opsmuk. Puma Blue’s teksten voelen herkenbaar en persoonlijk aan. “Het is moeilijk, ik voel me er soms wel angstig door, het feit dat mensen luisteren naar mij en dat ze weten wie ik ben. Soms voelt het ook verleidelijk om een tijdmachine te bouwen en terug te gaan naar een tijd waarin ik anoniem was. Maar op het moment zit ik op een goed level waarop er genoeg mensen mijn muziek goed schijnen te vinden en het is geweldig om gerespecteerd te worden voor iets waar ik van houd: daar kan ik me niet negatief over voelen en alleen maar dankbaar voor zijn.”

Allen spreekt met een wijsheid die me niet ontgaat, terwijl hij pas vijfentwintig is. Hij vertelt dat hij zijn hart op de tong heeft en dat het voor hem natuurlijk voelt om zich kwetsbaar en emotioneel op te stellen. Maar dat komt met een keerzijde. “Er zijn wel dingen die ik niet zomaar kan zeggen tegen een, bij wijze van, oneindig publiek. Een van mijn nieuwe nummers die ook op het album staat bijvoorbeeld, Velvet Leaves. De track gaat over mijn zus en is heel persoonlijk. Ik moest haar echt vragen of ze het oké vond dat ik zing over haar problemen met haar mentale gezondheid. Maar ze vond het belangrijk dat anderen met dezelfde problemen dit nummer konden horen en er wellicht iets aan zouden hebben. Dus ja, het is af en toe wel echt moeilijk om geen spijt te hebben van de dingen die je vertelt in een nummer. Soms wilde ik dat ik dingen kon herschrijven die ik al heb uitgebracht, maar ik probeer er nu maar vrede mee te hebben. Uiteindelijk wordt de muziek eigendom van de luisteraar die het interpreteert en er een connectie mee heeft, dus het zou niet eerlijk zijn om het dan te veranderen of te verwijderen.”