Tweeduizendachttien loopt bijna ten einde en daarom zetten we bij The Daily Indie een vorig jaar gestarte traditie graag voort. Middels een serie eindejaarsfeatures kijken onze redacteurs terug op wat hen in 2018 opviel in de muziek, de invloed die dat had op de rest van de wereld, en omgekeerd. Met de laatste tientallen, compleet voorspelbare deuntjes van de Top 2000 op de achtergrond, gaan we zitten voor een jaaroverzicht van ons eigen platform.

Tekst Robin van Essel

Zo, dat was 2018. Om maar met een dooddoener te beginnen: wat een muziekjaar was het weer. We betreurden het heengaan van muzikanten, zowel Grote Namen als relatief obscure en zowel op respectabele als veel te jonge leeftijd, en die we hier onmogelijk allemaal kunnen noemen. Een greep: Mark E. Smith (lees hier onze in memoriam terug), Dolores O’Riordan (Cranberries), Avicii, Jóhann Jóhannsson, Aretha Franklin, John ‘Jabo’ Starks (drummer van James Brown), Scott Hutchison, Koos Alberts, Dale Barclay (The Amazing Snakeheads), Richard Swift, Conway Savage (The Bad Seeds), Charles Aznavour, Tony Joe White en onlangs nog Pete Shelley (Buzzcocks).


976 berichten
We lieten je afgelopen jaar kennismaken met zo veel mogelijk nieuwe muziek die meer aandacht verdient. Dat deden we met 976 berichten op onze website, waarvan vijfhonderd posts over nieuwe muziek, 108 interviews en 91 features, maar ook met 67 radio-uitzendingen en podcasts en 49 The Daily Indie Presents-liveshows. We waren aanwezig op tientallen festivals, we kregen een eigen podium tijdens de Popronde en lieten een waanzinnig toffe lijn T-shirts ontwerpen.

Maar uiteraard probeerden we ook verhalen te vertellen die, hopelijk, interessant zijn voor iedereen met bovengemiddelde interesse in muziek. Er viel namelijk genoeg te zeggen. De al eerder ingezette ontwikkeling naar een steeds diverser wordend poplandschap zette zich voort, iets dat dit jaar beter dan ooit te zien was in onze jaarlijst van beste albums. Maar het is nooit te laat om nieuwe muziek te ontdekken. Precies de reden waarom we afgelopen week nog in het teken zetten van onze ‘Op de valreep’-serie, bij The Daily Indie inmiddels net zo’n traditie als de jaarlijstjes zelf en iets waar we erg trots op zijn.

Gitaren
Hand in eigen boezem: we hebben het ook wel eens verkeerd. Zo riepen we regelmatig dat muzikale innovatie anno 2018 niet meer bij gitaarbands te vinden is en gingen op ESNS vorig jaar zelfs tevergeefs op zoek naar de hoop in bange gitaardagen. En dan komen de jaarlijsten en zetten we rustig de hoge regionen vol met oude en nieuwe gitaarfavorieten: Parquet Courts, IDLES (we verkozen Danny Nedelko zelfs tot beste song van het jaar), Shame, Rolling Blackouts Coastal Fever en Car Seat Headrest.


Vooral kenmerkend vinden we de plotselinge populariteit van ‘boze post-Brexit-bands’ zoals IDLES en Shame: blijkbaar hebben we ook aan deze kant van de Noordzee behoefte aan een muziek die tegengewicht biedt aan de steeds verder polariserende en populistischere wind in de samenleving. Op zich niet verwonderlijk, aangezien deze ontwikkeling overal gaande lijkt. Of het nu de Brexit is, Charlottesville, les gilets jaunes die hun weg vinden van Parijs deze kant op, of die poor excuses for human beings die zich bij de zwarte piet-demonstraties in Eindhoven ‘van hun beste kant’ lieten zien: politiek lijkt ons steeds vaker te polariseren en, extremer, aan te zetten om op de barricades te klimmen en tot actie over te gaan. Het is goed dat de muziekwereld daar steeds vaker een standpunt over inneemt, zoals de bovenstaande bands, of er gewoon op een slimme manier op reflecteert, zoals De Staat deed in de video voor KITTY KITTY, en waarover redacteur Ada pas nog een mooie analyse schreef.

Gitaren zat dus, en niet alleen in de UK. Ook in eigen land, bijvoorbeeld tijdens afgelopen Popronde, waar ‘klassieke’ gitaarbands als Yip Roc, The Tambles, Anemone, Van Common en Tape Toy steevast tot de best geboekte behoorden. Sowieso horen we tegenwoordig steeds vaker een grungier geluid bij de nieuwe generatie gitaarbands uit eigen land – het is allemaal net iets meer poppy en hifi, maar ook vaak harder, dan de vloedgolf garagebands die we afgelopen jaren voorbij zagen komen. Zie bijvoorbeeld ook het frissere geluid van de doorstart van een aantal van die bands, zoals Maple (eerder Orange Maplewood), Dripping Trees (voorheen Mexican Surf) en Gramma (voorheen Lookapony). Voorspelling: we hebben afgelopen jaren de sixties-garage voorbij zien komen, de seventies-psych en de eighties-synthesizers; 2019 wordt gewoon weer een gitaarjaar.


Diversiteit
Maar vlak de rest van de genres niet uit. Zoals we al zeiden: popmuziek wordt steeds diverser en daarmee ook voor platformen als het onze steeds meer credible – iets wat we vorig jaar in deze zelfde wrap-up al concludeerden. Die ontwikkeling zette zich dit jaar door, waarbij niet alleen popcoryfee Robyn een plaat maakte die alom werd gewaardeerd door ‘serieuze’ muziekliefhebbers, maar het zomaar kon gebeuren dat de voormalige enfant terribles van de indie hitproducer Brian ‘Danger Mouse’ Burton in de arm namen en met Wide Awake! hun meest poppy en funky plaat ooit maakten. En dat niet alleen: Parquet Courts veroverde er de nummer een in onze albumlijst mee. Verder in 2019 in onze jaarlijstjes: waanzinnige hiphop- en neosoul-platen van Noname, Kali Uchis en in eigen land van Rimon, jazz van Sons Of Kemet (lees hier onze feature over Shabaka Hutchings die we voor Le Guess Who? maakten terug) en Kamasi Washington (zie deze uitgebreide feature), de EBM-hype van bijvoorbeeld Job Sifre, en pure elektronica van Jon Hopkins (lees hier het interview met hem terug), Nicolas Jaar-alter ego Against All Logic en George FitzGerald (interview).

En wat te denken van ‘die andere’ diversiteit? Serieuzere onderwerpen, zoals etniciteit, gender en seksualiteit drukken ook hun stempel op de muziek en zijn natuurlijk, en gelukkig, niet aan een bepaald jaar voorbehouden. Ook 2018 was op dat vlak een bewogen jaar, maar zoals de tijd voorsluipt, is elke ontwikkeling ook weer een reactie op het voorgaande en dat brengt ook vaak iets moois. Zoiets zag redacteur Joëlle gebeuren, toen na de #MeToo-beweging van vorig jaar er dit jaar een hoop muziek verscheen die seksualiteit juist vierde.

Ook steeds vaker te zien: hoe de ’traditionele’ functie van muziek wordt uitgedaagd en het hele concept van de band en zijn werk een kunstproject op zich wordt. Ook dat zagen we al eind vorig jaar, toen King Gizzard and the Lizard Wizard het idee van ‘een album’ uitdaagde door een megalomaan kunstproject van vijf albums met overlappende concepten en verhaallijnen. Dit jaar zagen we een band als Superorganism, een band die muzikaal wellicht niet grensverleggend is, maar door zijn conceptuele vorm en surrealistische gebruik van theater-elementen in zijn liveshow je aan het denken zet over wat muziek nou precies hoort te zijn (lees hier ook de albumreview en een interview met de band van dit jaar). Het is alleen maar ontzettend mooi dat al deze diversiteit anno 2018 in toenemende mate een publiek weet te vinden.


Filterbubbels en aandachtsvacuüms
De andere zijde van de medaille is dat het gevecht om aandacht van het publiek ervoor zorgt dat de deugd een nood wordt. Het is fantastisch dat Soundcloud een doorbraak kan forceren voor rappers als Lil Pump and 6ix9ine. Maar die rappers zijn hetzelfde bewijs dat artiesten anno 2018 niet zelden gewoon veranderen in menselijke clickfarms. Gooi alles wat een beetje spraakmakend is op Instagram, Tumblr en Snapchat en laat media als hijgerige paparazzi alle aandacht schenken aan een klein groepje bekende artiesten. Zo ontstaat er een aandachtsvacuüm waarbij andere muzikanten, die vaak meer talent hebben maar minder social media savvy zijn, worden vergeten.

We proberen bij TDI zo weinig mogelijk mee te doen met het achterna rennen van hypes, maar soms worden we ons ook pijnlijk bewust van de bubbel waar we zelf in zitten: toen bekend werd dat Josylvio de meest gestreamde Nederlandse artiest op YouTube was, moesten we hier op de redactie bekennen dat we nog nooit van de beste man gehoord hadden. De vraag is natuurlijk in hoeverre dat een kwaliteitskeurmerk is, maar een naar binnen gekeerde blik is nooit goed om zaken in een context te plaatsen. Gelukkig prikt de muziekjournalistiek de bubbel ook nog wel eens gedecimeerd door: begin dit jaar was, dankzij waanzinnig werk van De Volkskrant, ‘Dotan-gate‘ een veelgehoord woord in de scene. De vraag rijst in hoeverre likes, volgers en views in de indiescene een maatstaf voor succes zijn, en in hoeverre dat invloed heeft op boekingen voor clubshows en festivals. En, belangrijkere vraag: in hoeverre muzikanten erop inspelen. Naast de Dotan-gate kennen we allemaal de verhalen over clickfarms en het kopen van online volgers. Is dat een ding bij de muziek waar wij over schrijven?

Parquet Courts doet nog steeds niet aan social media, dat weten we, net als de Rotterdammers van Lewsberg die we eerder dit jaar nog interviewden. Aan de andere kant zien we ook dat bands, vooral in een land als Nederland, steeds minder vaak een goed plan lijken te hebben en allemaal hetzelfde traject doorlopen voor snelle populariteit: een paar songs op Spotify, actief zijn op Instagram, meedoen aan Popronde, hopelijk Noorderslag en links en rechts wat festivalshows. Dat is geen goed pad naar een duurzame carrière: Nederland is een klein land en snel verzadigd. We spraken daar onlangs uitgebreid over met Amber Arcades, maar ook in interviews met The Hazzah en Pip Blom kwam het aan de orde.

Social media lijken overigens dan wel een katalysator voor dit proces, maar die concentratie van aandacht en geld bij een relatief select groepje artiesten is natuurlijk niks nieuws. Maar hoe dat carrières kapot kan maken en wel degelijk invloed heeft op wat wij te horen krijgen en live kunnen zien, werd zelden zo vlijmscherp verwoord als door Jonathan Wilson, in het interview dat redacteur Daan afgelopen zomer had met hem. Not sugar coating it mag een understatement genoemd worden.

Het werd, meer dan terecht, het meest gelezen artikel van The Daily Indie dit jaar.


En dan nog even dit…
Alle bovenstaande vragen en issues probeerden we in 2018 bespreekbaar te maken, in een context te plaatsen en idealiter te beantwoorden. Goede verhalen over goede muziek die te onderbelicht blijft, is wat we ook in 2019 zullen blijven doen. Helaas gaat dat niet altijd zo maar. Ons platform is gratis en dat blijft zo, maar als je het vet vindt wat The Daily Indie doet, willen we om een klein beetje hulp vragen.

Als je lid wordt van The Daily Indie voor een schamele tien euro per jaar, help je niet alleen ons om goede verhalen over de indiescene te blijven maken. Je profiteert ook nog eens van ontzettend veel voordelen: je kan gratis naar onze The Daily Indie Presents-shows door heel het land en je krijgt korting op tickets voor tientallen andere gigs en festivals bij onze muzikale partners. Via onze ledennieuwsbrief informeren we je bovendien over alle andere exclusieve ledenacties voor concert- en festivaltickets, unieke releases, T-shirts en vinyl.

Check deze pagina voor meer info over het lidmaatschap. Meteen een leuke actie? Koop ons fraaie limited edition ‘Silver Surfer’ T-shirt voor €25 en krijg er direct een jaarlidmaatschap bij.

Voor nu, goede jaarwisseling en tot volgend jaar, namens iedereen bij TDI!



Tweeduizendachttien loopt bijna ten einde en daarom zetten we bij The Daily Indie een vorig jaar gestarte traditie graag voort. Middels een serie eindejaarsfeatures kijken onze redacteurs terug op wat hen in 2018 opviel in de muziek, de invloed die dat had op de rest van de wereld, en omgekeerd. Nadat we vorige keer terugkeken op één jaar na #MeToo, zag dit keer Ada Siebelink in een videoclip van De Staat het politieke jaar 2018 in een notendop terug.

Tekst Ada Siebelink

Drie jaar geleden ging De Staat hartstikke viral met de videoclip van Witch Doctor, die letterlijk om frontman Torre Florim draait. En terecht: wie was er niet van onder de indruk? De vierenhalf miljoen Youtube-views geven een duidelijk antwoord op die retorische vraag. Maar we leven nu eind 2018, dus wat hebben we het dan aan viral clips uit 2015? Omdat De Staat het kunstje goede clips maken in 2018 alles behalve verleerd is, integendeel zelfs. En omdat de oogst van dit jaar, namelijk de visuele uitbreiding van nieuwe stamper KITTY KITTY, in bepaalde opzichten aan de clip van Witch Doctor doet denken. Met zijn intimiderende trekjes en dominante vocals zweept Florim in beide als een ware psychopaat grote mensenmassa’s op.

In 2015 deed Florim dat nog geïnspireerd door Balinese Monkey Chants en gabberparty’s, maar in de tussenliggende jaren kon hij inspiratie putten uit meer westelijke invloeden: KITTY KITTY is gebaseerd op de campagneteksten van Donald Trump. Het uitzwaaien van de eclectisch gekozen thema’s komt de kracht van het nieuwe nummer, en in het verlengde daarvan van de clip, ten goede.

De clip zag in oktober het levenslicht en geeft ons letterlijk een goed beeld van hoe nieuwsfeiten op verschillende manieren  – wederom letterlijk – worden belicht. Als 2018 het jaar van de filterbubbels en fake news is, dan moet KITTY KITTY wel het bijbehorende onheilspellende anthem zijn. In een interview met Music News vertelt Florim dat het nummer gaat over de creatie van verschillende groepen in de samenleving en hoe die compleet in hun eigen ‘bubbel’ bestaan. Het gaat, net als alle songs op het toepasselijk genaamde aankomende album Bubblegum op één of andere manier doen, over het gevoel in een bubbel te zitten. “Het is de nieuwe religie, mensen geloven heel erg in hun eigen bubbel: de informatie die ze willen hebben, krijgen ze en voor de informatie die hen niet aanstaat, staan ze niet open.” Florim vertelt ons waarom De Staat als Nederlandse band hierover schrijft: “Het was hier ook heel erg aan de hand, die blik naar Amerika. Hoe de structuur daar is, is heel erg mooi te vertalen naar een kunstwerkje. Je hebt heel duidelijk twee kanten. Die heb je in Nederland iets minder.”

De clip gaat verder dan dat: De Staat onderzoekt op ijzingwekkende wijze wat er gebeurt in die bubbels en wat er kan gebeuren als ze lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. Dat beide groepen bestaan uit de leden van De Staat is erg belangrijk. Florim legt uit: “Die twee verschillende groepen die zijn gecreëerd in de maatschappij zijn eigenlijk niet zo heel anders. Ze staan alleen in een andere bubbel.” Nog voor het nummer echt begint krijgen we een rode en een blauwe bubbel te zien, die sterk verwijzen naar het rood van de Amerikaanse Republikeinse, en het blauw van de Democratische partij. Wat er daarna gebeurt, is van groot belang: in eerste instantie zien we de band afwisselend in blauw en rood licht. De kijker mag toekijken terwijl de band, het onderwerp van onze aandacht, gewoon zijn eigen ding doet. Het wekt de illusie dat de kijker een feitelijk beeld mag vormen van wat hij te zien krijgt. Hoe anders is dat een paar tellen later: spontaan richt Florim zijn blik omhoog om die van ons te vangen. We mogen niet langer alleen toeschouwer zijn, vanaf heden wordt een beroep op ons gedaan, vanaf heden zijn we persoonlijk betrokken. En dat blijven we door het paparazzi-achtige zoomeffect. 

Het is die persoonlijke betrokkenheid in combinatie met het gevoel dat opgeroepen wordt die als rode (en blauwe) draad door het nummer loopt: ‘Make it feel, make it feel real’ instrueert Florim koeltjes. We blijven de band in de afwisselende belichting zien, terwijl Florim ons met politieke catchphrases om de oren slaat: ‘Swear me in, hater.’ Let hierbij vooral op de dubbelzinnigheid van het eerste gedeelte. Direct betekent het ‘inhuldigen’ en indirect, visueel versterkt door één hand die een eed lijkt af te leggen in combinatie met de andere hand die een middelvinger opsteekt, drukt het iets uit als ‘haat me vooral m’n kantoor in, jongens’.

Net na de tweede minuut zien we de band voor het eerst vermeerderd. In beide verlichtingen worden de onderwerpen van onze aandacht en daarmee de bubbels zelf, groter. Een volle minuut lang worden beide bubbels, beide realiteiten, groter, slechts gevoed met variaties op hun eigen acties, in hun eigen realiteit. Geen van beide bubbels wordt als overduidelijke agressor neergezet, het gaat hier echt om het continue voeden. De kracht van de eigen bubbel wordt versterkt door de opruiende Florims in de menigten. Als dat alles is wat je om je heen ziet, ontkom je er niet aan om mee te doen.

En dat is ook het doel. Op de helft van het nummer staan we als legers tegenover elkaar terwijl een kippenvel-opwekkend crescendo van synthesizers, gitaar, bas en drum als strijdmars fungeert. De spontane stilte die volgt is de stilte voor de storm. Nog één keer worden we onder het opgefokte geluid van luchtalarmen opgestookt. Daarna een stuwende basdrum verwikkeld met twee nerveuze keyboardtoetsen. Overig instrumentarium? Schreeuwende menigten. The point of no return. Daar gaan we, zonder er ooit bewust voor gekozen te hebben vechten we de strijd van onze bubbels, de strijd van onze onverenigbare realiteiten. In het allerlaatste shot krijgen we Florims hoofd te zien in een bubbel met beide kleuren: “Het voelt inderdaad alsof dat het punt gaat zijn van ja of nee. Hoe wordt dit opgelost? Je weet niet wat het einde is. Alleen gebeurt het allemaal in je hoofd.”

Alleen in ons hoofd of juist niet, wie het afgelopen jaar naar het nieuws keek zag taferelen die akelig veel op Florims verbeelding leken. Neem bijvoorbeeld de protesten in Charlottesville waarbij mensen, ook hier gevoed door een herhaling van hun eigen overtuigingen, in groepen tegenover elkaar komen te staan.

Maar ook de onophoudelijke Gele Hesjes-protesten zijn een duidelijk teken dat bepaalde groepen voldoende geprikkeld, voldoende gevoed, zijn om tot actie over te gaan. Een teken dat ze voldoende gevoed zijn om de strijd met elkaar aan te gaan. Ook als ze misschien toch niet zo verschillend van de ander zijn als ze denken. Met de concessies van Macron die niet eens helpen de gemoederen te kalmeren, lijkt de vraag net als in de clip: hoe eindigt dit? Van een oceaan van ons verwijderd tot Parijs, tot hier midden in Nederland: met de zwartepietendiscussie zijn clashes tussen groepen ook hier aan de orde van de dag.

Voorspelt Florim een bepaalde uitkomst? “Vanaf een bepaald punt neemt fictie het over. Op het moment dat de groepen naar elkaar toe rennen gaat het meer om hoe het voelt. Ik ben superpositief ingesteld over de toekomst, altijd, maar op de één of andere manier vind ik het heel leuk om over de andere kant na te denken. Maar dat is ook één van de redenen om dit soort dingen te maken. Dat je het idee krijgt: ‘ja, dit zou kunnen’, waardoor je er meer over na gaat denken en het misschien ook voorkomt, uiteindelijk.”

Met dit nummer en deze clip laat De Staat op doodenge wijze zien hoe de wereld er anno 2018 voor lijkt te staan. Laten we hopen dat zijn positieve toekomstbeeld in 2019 gerechtvaardigd blijkt.


Tweeduizendachttien loopt bijna ten einde en daarom zetten we bij The Daily Indie een vorig jaar gestarte traditie graag voort. Middels een serie eindejaarsfeatures kijken onze redacteurs terug op wat hen in 2018 opviel in de muziek, de invloed die dat had op de rest van de wereld, en omgekeerd. Het spits wordt afgebeten door Joëlle Koorneef, die terugkijkt op wat de vorig jaar gestarte #MeToo-beweging in 2018 teweegbracht.

Tekst Joëlle Koorneef

2017 was het jaar van de stilteverbrekers van #MeToo. We stonden erbij toen Sam Carter (Architects) op Lowlands woedend predikte dat we nou verdomme moeten kappen het grijpen van crowdsurfende meisjes en keken ernaar terwijl er meer en meer verhalen uitkwamen over het seksueel wangedrag in het muziekwereld. Als indieplatform, maar ook als individuele muziekfan, moet je dan de verantwoordelijkheid kunnen nemen om die artiesten te laten vallen en je achter de slachtoffers te scharen. Je kunt niet met terugwerkende kracht de artiest uit de scene wissen, maar je kunt er wel voor kiezen om deze artiest geen podium meer te geven.

Slachtoffers
Wat was het soms scheef om te zien hoe fans van aangeklaagden zichzelf als slachtoffers van de situatie zagen, vloekend op de #MeToo-beweging die het muzikale landschap opschudde. Natuurlijk slikte ikzelf ook wel even toen enkele van mijn favoriete bands ten onder gingen dit jaar. In augustus verscheen er een beschuldigende Google Doc vol verhalen en screenshots van minderjarige vrouwelijke fans van The Orwells: blijkbaar hadden de bandleden stuk voor stuk een aardig #MeToo-portfolio opgebouwd. Al toen ikzelf nog een jonge fan was van The Orwells gingen er al bedenkelijke verhalen rond. Door de Google Doc kwam wat jarenlang borrelde nu ineens tot ontploffing. Nog geen week nadat het document online verscheen, ging de band al uit elkaar.

Zoals bij alle #MeToo-beschuldigingen verdedig ik ook in dit geval de slachtoffers. Het bandshirtje blijft voor altijd in de kast en zolang de band te vinden is op Spotify, skip ik de songs als die op shuffle voorbij komen. Dat dubbele gevoel van afscheid nemen van beschuldigde artiesten is niet iets wat we achter hebben gelaten in 2017: helaas is seksueel wangedrag niet iets wat er met een hashtag en je een jaartje boos maken uit de industrie te slaan is.

Eeuwige realiteit
De plotselinge aandacht voor seksuele intimidatie was misschien een eyeopener voor velen, maar voor veel vrouwen was dit altijd al de realiteit. Toen Courtney Barnett dit jaar in Nameless, Faceless zong over de gevaren die vrouwen ervaren als ze in het donker alleen op straat lopen, was dat echt niet opeens een #MeToo-plaat, al werd hij zo wel ontvangen. ‘I wanna walk through the park in the dark. Men are scared that women will laugh at them. I wanna walk through the park in the dark. Women are scared that men will kill them’. De tekst is een slimme speling op een uitspraak van schrijfster Margaret Atwood (auteur van feministische klassiekers zoals The Handmaid’s Tale).

Zo’n quote blijft niet bij fictie, zo’n quote ontstaat in de realiteit. Als meisje raak je door catcalls op je dertiende al bewust van je vrouwenlichaam, hoe wrang dat ook is. Door #MeToo voelden vrouwen zich meer op hun gemak om dit bespreekbaar te maken. Daarom kunnen we het probleem dat Barnett beschrijft allemaal wat beter plaatsen, ook diegenen die het nog nooit hebben meegemaakt. Zo’n plaat als Nameless, Faceless is niet geheel vernieuwend: al jaren zingen vrouwen over hun ervaringen met seksuele intimidatie. Luister maar eens naar Liar van Bikini Kill. Het nummer is in 1991 geschreven, maar de zin ‘You profit from the rape lie, baby’ doet maar al te veel denken aan de uitspraken die dit jaar tegen slachtoffer Dr. Christine Ford gedaan werden in de zaak rond rechter Brett Kavanaugh. ‘Stand my whole life on trial baby. Deny, deny, deny, deny‘, zingt Bikini Kill toepasselijk door. We kunnen in 2018 het labeltje #MeToo plakken op nieuwe muziek die dat soort zelfde thema’s aanhaalt, maar het verhaal is echt nog hetzelfde als in 1991.

Onderwerp / Lijdend Voorwerp
Het is dus een beetje naïef om een lijstje te maken met platen die het #MeToo-verhaal anno 2018 echoën. In plaats daarvan viel mij een andere beweging op: namelijk het terugwinnen van de vrouwelijke seksuele ervaring. Door het debat wat er nu wordt gevoerd over de wandaden waarin vrouwen het vaakst de slachtoffers zijn, is de associatie tussen vrouwelijke lichamen en het uitdrukken van seksuele gevoelens negatief geworden. Men durft niet meer, het kan niet meer, want alles kan gelinkt worden aan die kwade hashtag. Het hele idee dat wanneer je een vrouw bent en over seks zingt, dat dan meteen gelinkt moet zijn aan #MeToo, is nogal achterhaald. Het gaat compleet voorbij aan de vrije wil van de vrouw zij alleen nog maar gezien kan worden als het lijdend voorwerp, en niet het onderwerp, van de seksuele ervaring.

Bij het maken van mijn eigen jaarslijstje viel het me op dat er dit jaar veel toffe platen gemaakt zijn waarbij er openlijk over seksuele ervaringen werd gezongen door vrouwelijke en queerartiesten (normaal ging het natuurlijk voornamelijk over de ervaringen van heteromannen). Ik haal Courtney Barnett er weer bij, maar ook Janelle Monáe, Christine and the Queens en de meesterlijke platen van Blood Orange en SOPHIE. Bij ons stond Blood Orange op nummer 2, Monáe kreeg bij OOR de nummer 1, Rosalía op de hoogste plek bij de Volkskrant en SOPHIE werd dit jaar een van de eerste transgender-artiesten met een Grammy-nominatie. Waar 2017 het jaar van de stilte verbreken was, leek 2018 het jaar te zijn dat die stilte langzaam werd opgevuld met een steeds seksueel diverser canon van topartiesten.

‘See, everything is sex. Except sex, which is power. You know power is just sex. You screw me and I’ll screw you too’. De songtekst van Janelle Monáes Screwed is misschien wel de perfecte samenvatting van haar album Dirty Computer. Seks en macht zijn zo aan elkaar verbonden. Ook de hele kwestie #MeToo gaat om macht: machtsmisbruik, de macht die de beweging bij de slachtoffers probeert te leggen. Op Dirty Computer draait het om de macht om je seksualiteit in eigen handen te nemen. ‘If you try to grab my pussy cat, this pussy grab you back’ zingt Monáe op I Got The Juice. Het is een uitspraak die we sinds de inauguratie van Trump op allerlei spandoeken hebben gezien. De panseksuele zangeres eist ruimte op voor een vorm van seksualiteit waar mannelijke lust niet per se een rol speelt. Zo is Pynk (feat. Grimes) een anthem van zelfliefde en vrouwenliefde waarin er niks gegrepen of teruggegrepen wordt. In de videoclip wordt er gedanst in vrolijke vaginabroeken, als het nog niet duidelijk was dat Pynk daaraan een ode is. Janelle Monáe liet dit jaar zien dat terugeisen ook een vorm van protest is.

Sexuele ambivalentie
Chris is de nieuwe plaat en overigens het nieuwe alterego van Christine and the Queens. De Franse Héloïse Letissier is net als Janelle Monáe openlijk panseksueel en speelt op haar tweede album nog meer met gender en seksualiteit dan op haar debuut. Al in 2015 vroeg ze zich in het nummer iT af hoe het zou zijn om te leven als man, maar dit jaar begon ze zich te kleden en te gedragen als Chris. De machoman zijn, dat is waar Chris over gaat: niet de girlfriend, maar de lover. Dat ze daarvoor een androgyne look en mannelijke naam aanneemt, lijkt een knipoog of middelvinger naar de maatschappij te zijn.

Zelf moet Héloïse/Chris er wel om lachen dat ze in Frankrijk nu pas haar seksuele ambivalentie doorhebben, want ze verschool zich lang voor het afknippen van haar lokken al in haar muziek en teksten. Door zich de privileges van de man aan te meten, durft Chris te zingen over ’typische mannendingen’, zoals geilheid, in Damn (What Must A Woman Do): ‘Damn, what must a woman do? Para follarse, para follarse’. Het Portugese ‘follarse’ kunnen we hier eigenlijk alleen vertalen met ‘neuken’: waarom zou dat geen vrouwending mogen zijn? Precies die vraag stelt Chris op dit rete strakke album.

Al om al is mijn punt natuurlijk niet dat het ontwijken van heteroseksualiteit de oplossing van #MeToo is. Wat ik probeer te zeggen, is dat we best wat kunnen leren van de queer-stemmen in onze eindejaarslijstjes. Het luisteren naar artiesten die afwijken van de norm, die bijvoorbeeld een andere geaardheid hebben in deze hetero-normatieve wereld, kan ons helpen met het ontwikkelen van een kritische blik op het seksuele landschap van 2018. Ik ben benieuwd hoe we er volgend jaar in staan.