Interview

INTERVIEW: Jacco Gardner


30 april 2015

Ondergetekende is een uur te vroeg in Amsterdam-Noord beland, waar vertoeven aan het water een goed plan blijkt te zijn om op deze zonnige dag de tijd te doden. Op de agenda staat een persdag bij Excelsior rond Jacco Gardners nieuwe album ‘Hypnophobia’. Later, zittend aan een picknicktafel in de tuin van het label, praat The Daily Indie met deze oude bekende over zijn nieuwe plaat. En synthesizers.

Op ‘Hypnophobia’ experimenteert Jacco Gardner met library music: muziek die in films voorkomt en veelal instrumentaal is. Denk bijvoorbeeld aan het werk van de Italiaanse componist Ennio Morricone en de soundtrack van de film Suspiria, gemaakt door Goblin. Deze sound is prominent aanwezig op ‘Hypnophobia’. Hoe is dit tot stand gekomen? “Op de eerste plaat was ik al bezig met library music zonder dat ik eigenlijk wist wat de term inhield”, vertelt Gardner. “Maar uiteindelijk kwam ik erachter: ‘O ja, dat is een ding’. Toen ben ik er helemaal ingedoken en begon ik meer naar films te kijken uit de jaren zeventig en tachtig. Met name Disneyfilms uit de jaren tachtig hebben mij geïnspireerd om dit album te maken. Vanwege de combinatie tussen iets dat duister en kinderlijk is. Bijvoorbeeld de film Return of Oz is superdisturbing en totaal niet geschikt is voor kinderen.”

Hoorn
Gardners fascinatie voor fantasy- en horrorelementen in kinderfilms op ‘Hypnophobia’ maakt benieuwd naar zijn eigen kindertijd in Hoorn. “Ja, een moeilijke periode was dat, niet echt per sé leuk. Ik was altijd al een loner, al ik trok wel vaak op met Hugo (van de Poel, van Earth Mk. II – red.) ondanks dat hij in een ander jaar zat. Resultaat was dat ik verplicht werd om ook met andere mensen om te gaan. Je kunt nu eenmaal niet vier jaar lang in je eentje op school rondhangen, je moet sowieso vaak samenwerken. Dus ook met mensen met wie ik vrijwel niets gemeen had.” Gardner had het kortom niet makkelijk in Hoorn, iets dat vandaag de dag weerspiegelt in zijn eigenzinnige muziek, die ook lang niet door iedereen begrepen wordt. Sowieso heeft de muzikant Engels bloed, maar is er eigenlijk nog wel iets typisch Nederlands aan Jacco Gardner? “Goede vraag…”, bekent hij. “Dit is echt een lastige, omdat ik me tijdens het maken van mijn muziek juist niet per se op Nederland richt. Ik vind het moeilijk om het zelf te zeggen, waarschijnlijk kan iemand anders het heel duidelijk aanwijzen. Misschien de structuur van hoe ik mijn muziek maak. Het heeft ook wel iets Duits, dat hele rigide ding, dat komt ook wel terug in de Nederlandse cultuur.”

Analoog vs Digitaal
Het mag bekend zijn dat het verzamelen en gebruiken van allerlei instrumenten een belangrijk aspect is van Gardners muziek. Zo kreeg hij op zijn debuut ‘Cabinet Of Curiosities’ hulp van muziekkunstenaar Jean Audier. Op ‘Hypnophobia’ gebruikte Gardner verscheidene analoge en digitale instrumenten, bijvoorbeeld de Korg MS-20, een analoge synthesizer uit de jaren zeventig, die typerend is voor zijn geluid. Gardner vertelt vol passie dat hij fan is van zowel analoog als digitaal: “Door de combinatie kom je geluiden tegen die je vroeger nog nooit eerder hoorde, omdat ze in die tijd niet konden. Dat maakt het zo fascinerend, omdat je die hele synthesizerwereld opnieuw kan verkennen. Ik koop mijn instrumenten voornamelijk op Marktplaats en soms ook via eBay. Ik zit niet tot diep in de nacht op instrumenten te bieden, hoor. Ik gebruik een auction sniper (een tool die de advertentie in de gaten houdt en automatisch voor je biedt – red.).” Iedereen koopt wel eens iets op internet waar je later spijt van hebt.

Zo ook Gardner: “Ja, mijn Yamaha NP-30, een grote elektronische piano uit de jaren zeventig met gewogen toetsen. Ik had daar iets meer van verwacht, omdat er tof elektronisch harpsichords-geluid uitkwam, maar ik heb dat ding nog nooit gebruikt. Dus als iemand dit leest en denkt: dat wil ik nog graag hebben…”