The Daily Indie heeft vrijdagavond een geweldige avond gehad in het noorden van Amsterdam. De New Yorkers van DIIV waren na lange tijd weer eens in Nederland om de Tolhuistuin te bezweren. Het was net zo magisch als de twee eerdere keren dat we deze geweldige band zagen, in een verlaten kerk in Den Haag op Rewire 2012 en in volgepakte EKKO tijdens het Le Guess Who?. Het was warm, het was donker en het publiek was enthousiast. De jaren dat we DIIV gemist hebben, hebben ze gebruikt om de sound tot in de puntjes te perfectioneren. Eén ding is na deze magische avond zeker: we gaan weer heel veel van de band horen. Zeker met het nieuwe album ‘Is The Is Are’ op komst. Exciting stuff.

Zeker nadat de avond werd geopend door TV Wonder, waarme we laatst nog een knallende sessie opnamen voor TDI Video!

TV Wonder

DIIV

Dit weekend was de Tolhuistuin door London Calling omgetoverd tot een gigantische Concerto sweet-sixtieth. De locatie is slechts een van de verschillen ten opzichte van de klassieke London Calling. Andere zijn de vele randactiviteiten, de diversiteit in muziek en het feit dat Nederlandse bands ook een podiumplek krijgen. Gelonkt door het lekkerste eten en de mooiste platen waanden wij ons ook op dag twee, wederom met fotograaf Willem Schalekamp aan onze zijde, een weg door de imponerende line-up.

Tobias Jesso Jr.
De dag had niet beter kunnen beginen: het zonnetje ontfermt zich over de tuin en de verschijning van Tobias Jesso Jr. op het podium doet velen in het publiek verheugen. Hij speelt zonder band en weet in zijn eentje een ontzettend sterke show neer te zetten. Zelfs als er iets mislukt (“I just fucked up the lyrics there but I’ll keep going”) is er niemand die het hem kwalijk neemt. Na de prachtige afsluiter How Could You Babe kan Jesso Jr. dan ook rekenen op het hardste applaus van het weekend.

Nothing But Thieves
Na de aandoenlijkheid van Jesso Jr. is het tijd voor wat ruigers. Londense indierockers Nothing But Thieves komen de Noordzaal even afbreken. Althans, dat lijkt hun missie na het spelen van de eerste paar tracks. Toch kakt de set dan even in en lijken ze het spoor bijster. Een poosje blijft het stil en zijn zowel het publiek als de band afwachtend. “We’re going to play a cover now”, waarna Immigrant Song van Led Zeppelin wordt ingezet en de Noordzaal toch nog daadwerkelijk even op zijn grondvesten staat te trillen.

LoneLady
De sfeer is de hele dag al gemoedelijk en dat lijkt bij de set van LoneLady niet te gaan veranderen. De Tuinzaal is verre van vol, maar het lijkt de band niet te interesseren. Deze desinteresse is meteen het kwaaltje van Julie Campbell en haar band. Muzikaal spelen ze een enorm strakke set, maar er komt geen enkele vorm van enthousiasme het podium af. Campbell kijkt af en toe stoïcijns de zaal in en de band doet het voorkomen alsof ze net op de bruiloft van je oom en tante hebben gespeeld. Een gemiste kans.

DMA’s
Deze jongens komen over als een bijeengeraapt zooitje die gewoon even een band wilde beginnen en na een hoop geruzie dan maar drie gitaristen in de bezetting opnam. Niets is minder waar. Ja, een terminatorbril, een word-art gitaarstrap en een hoop ninetiesclichés vullen het blikbeeld. Van gitarist één hebben we alleen de rug gezien, gitarist twee – nadat hij op een magische wijze ineens zijn terminatorbril af had gedaan – kijkt vooral intens het publiek in en gitarist drie zingt en gebaart op een ‘had je wat?!’ manier mee. Maar DMA’s bestaat uit aandoenlijke jongens die ontzettend veel plezier hebben in wat ze doen; goede muziek maken.

Best Coast
All the way from the west coast: Best Coast! Het duo onder de vocale begeleiding van Bethany Cosentino, tevens de ex van mister Wavves, lift in 2010 mee op diens succes. In de jaren na debuutplaat ‘Crazy For You’ is de muziek van het duo steeds zoeter, plakkeriger en gelikter geworden. Gelukkig is de band live nog net zo gruizig als bij de eerste ontmoeting. Best Coast kent alle ingrediënten voor een spannende show: onverwachte tempowisselingen, potentiële hitjes en een mooie chick in een bontjas. Toch blijft het deze avond bij ‘leuk’.

Heat
The Daily Indie was er weer vroeg bij, letterlijk dit keer. De soundcheck van de lastig te Googelen band Heat maakte al de belofte waar die ons met vergelijkingen als The Strokes en The Velvet Underground was gedaan. En toen we erachter kwamen dat Heat bij de befaamde Montreal-crew (die ook Mac DeMarco en TOPS telt) hoort, begon ons hart al helemaal sneller te kloppen. De show die volgt liegt er ook niet om. Heat bestaat uit energieke, modieuze, knappe knapen die ronduit verrukkelijke muziek maakt Dat allemaal begeleid door de zang van Susil Sharma die met zijn rauwe, slepende Kurt Vile- en Lou Reed-achtige stemgebruik garagerock een hoop leven inblaast.

OOK GEZIEN:

The Jacques

The Indien

Surf City

Stornoway

Eaves

Zo! Een beetje bijgekomen van de zaterdag? Kun je je weinig meer over gisteren herinneren dan de bar? Of wil je simpelweg de shows van gisteren herbeleven? The Daily Indie is daar. Redacteuren Mabel Zwaan en Dion van Leeuwen beschrijven hun ervaringen en hoogtepunten, samen met fotograaf Willem Schalekamp. Enjoy your memories.

Vergezeld door de regen druppelen de eerste bezoekers voorzichtig richting het hoofdpodium van het festival. Aan de Amsterdamse band The Mysterons de eer om het Tuin-podium in de Tolhuistuin te openen. Het eerste nummer is volledig instrumentaal, totdat frontvrouwe Josephine van Schaik de tuin betreedt. Van Schaik is zeker niet de vertegenwoordiging van de badassrockchickclub, maar weet de harten van de vroege London Callingers met gemak te stelen met haar dansjes, praatjes en vooral haar heldere stem. Zij en haar compagnons jagen de regen met hun psychedelische garagerock weg en maken plaats voor een zonnige London Calling.

 

Rotterdams (oké, Voorschotens) trots The Breaks neemt de balletzaal Scoop voor zijn rekening. De garagerock-boys timmeren de laatste tijd aardig aan de weg en staan in menig café en club. En nu ze de lijst van Popronde 2015 in zijn geknald, zal de rock-’n-roll-sneltrein nog wel even door blijven razen. Tot die tijd: de kleine, snoezige zaal van London Calling Loves Concerto. Die ze afbreken. Gitarist Thomas Foster vindt zijn eigen manier van de rock-’n-roll-ballet uit en de rest van het werk laat de band over aan het publiek.

 

De set van The Griswolds, een Australische formatie onder leiding van Christopher Whitehall, kent een lastig begin. Het publiek is afwachtend en Whitehall en kompanen weten hier in eerste instantie niet op in te spelen. Toch lukt het ze: als Whitehall het publiek vraagt naar voren te stappen en hitje ’16 Years’ wordt ingestart, voelen zowel het publiek en The Griswolds zelf zich thuis. Wat volgt zijn potentiële meezingers die sporadisch ook daadwerkelijk worden meegezongen. The Griswolds is misschien niet uniek, maar wel erg vermakelijk.

 

Na The Mysterons en The Breaks is hier de derde sixties revival-band van de dag. De Nederlandse koning van de pysch: PAUW. Het oplettend oog zal vast en zeker niet zijn ontgaan dat dit niet het eerste optreden van frontman Brian Pots van vandaag is. Hij verkaste van de Tuin – met The Mysterons – naar de Noordzaal, die al snel overspoeld wordt door fantastisch, psychedelisch, instrumentaal geweld dat het publiek in trance achterlaat. Het enige ingrediënt dat de show nog mist is dat van vloeistofdia’s, maar dit maken de felle, mystieke lichten ruimschoots goed.

 

De zaal loopt per ongeluk vol. Toevallige voorbijgangers die geen enkele intentie hebben om de show van Klangstof te bekijken, worden betoverd door alles wat er op het podium gebeurt. Het project van Moss-bassist Koen van de Wardt weet door middel van magistrale imperfectie en ongemakkelijkheid (“We gaan nu een liedje van Portishead spelen, want dat vind ik een mooi liedje”) het publiek te verwennen. Alles komt goed over: van de ruige riffs tot de melancholische solo’s. En dan hebben we het nog niet eens over de Thom Yorke-achtige dansjes van de frontman gehad.

Verlicht door het avondzonnetje speelt fijn, lichtvoetig poprockbandje Palace in de Tuinzaal met een bladerdekdecor. Leo Wyndham wrijft tired en hungover over z’n pet en vertelt ons dat ze even rustig beginnen. Dat is slechts het begin van alle eenmansgesprekjes die hij het Palace-halfuur houdt. Of we even dichterbij willen komen, omdat ze willen crowdsurfen (not) en dat ze o, zo dol zijn op Amsterdam. Ondertussen worden de appelwangetjes van Wyndham met ieder nieuw nummer roder en roder. Zeker is: de fanclub van Palace is deze avond gegroeid.

Kevin Morby (jep, van Woods en The Babies) betovert ons samen met het avondgloren in de Tuin Zaal. Deze atmosfeer vormt de perfecte locatie voor de muziek van Morby, die in het Bob Dylan- en Real Estate-straatje valt. De timide, catchy nummers creëren een intieme, sprookjesachtige sfeer. Helaas doet de slechte, te harde akoestiek af aan de performance. Desalniettemin komen de songs op kabbelende wijze zijn wereld binnen, en terwijl de avond valt, vallen wij voor Kevin Morby. Als een blok.

OOK GEZIEN:

Bettie Serveert

Aurora

Ball Park Music

Breaking Levees

Kate Boy

Palace

London Calling in Paradiso is overzichtelijk: twee zalen, boven en onder. In de Tolhuistuin moet je daarentegen kiezen tussen vijf podia: het lijkt verdomme Lowlands wel. Maar geen nood, de redactie van The Daily Indie gidst je door de rock-‘n-roll heen in vijf tips.

 

 1) Pauw

Noord Hall, 15:35

Ze hebben lange manen, ze hebben een single uit met de naam Shambhala en daarop bespelen ze een Indiase sitar. Jazeker, een fucking sitar: hoe jaren zestig wil je het hebben. Toch, voor de vier heren van PAUW is dit een logisch instrument. Deze band – uit het Oosten van       het land – ademt de sixties. De laatste tijd krijgen groepen te pas en te onpas het label ‘psychedelisch’ opgeplakt, maar wees gerust: bij de muziek van PAUW zit je met dit woord veilig. Een trip naar 1967, dat is PAUW. Wat moet het gek zijn om de bandleden te betrappen met een iPhone.

 2) The Mysterons

Tuin, 13:35

De Thunderbird 1, dat was dat kekke vliegtuigje uit de serie Thunderbirds. Dat die serie door de jaren veel jongetjes heeft geïnspireerd om piloot te worden, kunnen we ons voorstellen. Maar dat het ook muzikanten inspireerde, is toch op zijn minst verrassend te noemen. Maar het gebeurt: het vijfkoppige The Mysterons doopt zijn eerste single om tot Thunderbird 1. Nu is een link misschien gelegd: Thunderbirds de serie komt uit medio jaren zestig, en The Mysterons klinken ook behoorlijk trippy sixties. Trippy ja, alsof de muziek – met dromerige zang van Josephine van Schaik – je laat opstijgen in een Thunderbird 1 met maar één logisch eindstation: de summer of love.

 

 3) Klangstof

Noord Zaal, 18:15

Moss-bassist Koen van de Wardt heeft zijn eigen project: Klangstof. Klinkt als? Vooral niet als

rockband Moss, eigenlijk. Bij zijn solo-project maakt Van de Wardt eerder gebruik van donkere elektronica. Kale drumbeat, minimalistisch gitaarwerk, retro-synthesizer: veel meer is het niet, maar het werkt. Zijn single Hostage is een gitzwarte song over gevangen zitten in jezelf. Zoals hij het nummer onlangs uitlegde aan 3Voor12: je weet uit die slechte toestand te komen, maar voelt je nog steeds niet lekker. Moss blijft trouwens over zijn schouder meekijken: Van de Wardt speelt samen met onder meer – Moss-leden Finn Kruyning (drums, synthesizer) en Michiel Stam (gitaar).

 

 4) Weval

Noord Zaal, 23:35

Harm Coolen en Merijn Scholte Albers – die gast van Mastermovies – hadden een carrière in het vooruitzicht in de filmwereld. Dat liep even anders. In 2010 leerden ze elkaar kennen op de filmacademie in Amsterdam, waar ze een gemeenschappelijke passie voor elektronische muziek ontdekten. Hoofdingrediënten? Trip-hop en house. Ze besloten samen onder de naam Weval songs te produceren, maakten een EP’tje en gooiden hun nummers op Soundcloud. Het is niet onopgemerkt gebleven: het Keulse dancelabel Kompakt strikte ze vervolgens, en sindsdien staat Wevals Facebook-wall vol met showaankondigingen. De ene dag in Alkmaar, de andere in Parijs. Wordt dit het Disclosure van de underground?

 

 5) Kate Boy

Noord Zaal, 22:20

Kate Boy is een Stockholmse electropopgroep, bestaande uit een Kate (Akhurst) en twee boys: Markus Dextegen en Hampus Nordgren Hemlin. De oplettende kijker heeft ze afgelopen jaar al op London Calling zien spelen, maar nu is het tijd voor de Tolhuistuin. Vergeet bij deze groep vooral niet je o, zo ironisch reflecterende trainingspak van zolder te halen. Kate Boy haalt behoorlijk wat elementen uit de jaren ’90: Akhurst zingt op een uitbundige, drukke manier die terug doet denken aan de zang bij menig nineties housecollectief. Dexteger opent hier een blik aan elektronische geluiden bij waar zelfs DJ Jean ‘u’ tegen zegt. Kortom: feestmuziek voor in de avond. Die andere Stockholmer, ene Avicii, kan trots zijn op zijn stadsgenoten.

Deze lijst kwam tot stand op basis van de meningen van: Teun Guichelaar, Ricardo Jupijn, Arnout Coppetiers, Ruben van Dijk, Wessel van Hulssen, Mabel Zwaan, Dion van Leeuwen, Jort van Meeteren, Ronald van Berkel en Jelmer Luimstra.

 

Ondergetekende is een uur te vroeg in Amsterdam-Noord beland, waar vertoeven aan het water een goed plan blijkt te zijn om op deze zonnige dag de tijd te doden. Op de agenda staat een persdag bij Excelsior rond Jacco Gardners nieuwe album ‘Hypnophobia’. Later, zittend aan een picknicktafel in de tuin van het label, praat The Daily Indie met deze oude bekende over zijn nieuwe plaat. En synthesizers.

Op ‘Hypnophobia’ experimenteert Jacco Gardner met library music: muziek die in films voorkomt en veelal instrumentaal is. Denk bijvoorbeeld aan het werk van de Italiaanse componist Ennio Morricone en de soundtrack van de film Suspiria, gemaakt door Goblin. Deze sound is prominent aanwezig op ‘Hypnophobia’. Hoe is dit tot stand gekomen? “Op de eerste plaat was ik al bezig met library music zonder dat ik eigenlijk wist wat de term inhield”, vertelt Gardner. “Maar uiteindelijk kwam ik erachter: ‘O ja, dat is een ding’. Toen ben ik er helemaal ingedoken en begon ik meer naar films te kijken uit de jaren zeventig en tachtig. Met name Disneyfilms uit de jaren tachtig hebben mij geïnspireerd om dit album te maken. Vanwege de combinatie tussen iets dat duister en kinderlijk is. Bijvoorbeeld de film Return of Oz is superdisturbing en totaal niet geschikt is voor kinderen.”

Hoorn
Gardners fascinatie voor fantasy- en horrorelementen in kinderfilms op ‘Hypnophobia’ maakt benieuwd naar zijn eigen kindertijd in Hoorn. “Ja, een moeilijke periode was dat, niet echt per sé leuk. Ik was altijd al een loner, al ik trok wel vaak op met Hugo (van de Poel, van Earth Mk. II – red.) ondanks dat hij in een ander jaar zat. Resultaat was dat ik verplicht werd om ook met andere mensen om te gaan. Je kunt nu eenmaal niet vier jaar lang in je eentje op school rondhangen, je moet sowieso vaak samenwerken. Dus ook met mensen met wie ik vrijwel niets gemeen had.” Gardner had het kortom niet makkelijk in Hoorn, iets dat vandaag de dag weerspiegelt in zijn eigenzinnige muziek, die ook lang niet door iedereen begrepen wordt. Sowieso heeft de muzikant Engels bloed, maar is er eigenlijk nog wel iets typisch Nederlands aan Jacco Gardner? “Goede vraag…”, bekent hij. “Dit is echt een lastige, omdat ik me tijdens het maken van mijn muziek juist niet per se op Nederland richt. Ik vind het moeilijk om het zelf te zeggen, waarschijnlijk kan iemand anders het heel duidelijk aanwijzen. Misschien de structuur van hoe ik mijn muziek maak. Het heeft ook wel iets Duits, dat hele rigide ding, dat komt ook wel terug in de Nederlandse cultuur.”

Analoog vs Digitaal
Het mag bekend zijn dat het verzamelen en gebruiken van allerlei instrumenten een belangrijk aspect is van Gardners muziek. Zo kreeg hij op zijn debuut ‘Cabinet Of Curiosities’ hulp van muziekkunstenaar Jean Audier. Op ‘Hypnophobia’ gebruikte Gardner verscheidene analoge en digitale instrumenten, bijvoorbeeld de Korg MS-20, een analoge synthesizer uit de jaren zeventig, die typerend is voor zijn geluid. Gardner vertelt vol passie dat hij fan is van zowel analoog als digitaal: “Door de combinatie kom je geluiden tegen die je vroeger nog nooit eerder hoorde, omdat ze in die tijd niet konden. Dat maakt het zo fascinerend, omdat je die hele synthesizerwereld opnieuw kan verkennen. Ik koop mijn instrumenten voornamelijk op Marktplaats en soms ook via eBay. Ik zit niet tot diep in de nacht op instrumenten te bieden, hoor. Ik gebruik een auction sniper (een tool die de advertentie in de gaten houdt en automatisch voor je biedt – red.).” Iedereen koopt wel eens iets op internet waar je later spijt van hebt.

Zo ook Gardner: “Ja, mijn Yamaha NP-30, een grote elektronische piano uit de jaren zeventig met gewogen toetsen. Ik had daar iets meer van verwacht, omdat er tof elektronisch harpsichords-geluid uitkwam, maar ik heb dat ding nog nooit gebruikt. Dus als iemand dit leest en denkt: dat wil ik nog graag hebben…”

 

 

london calling tolhuistuin

 

London Calling in de Tolhuistuin: de zaterdag
London Calling is al jaren een van onze favoriete festivals om nieuwe en vertrouwde indie-acts te leren kennen, en bij sommigen te zien voordat ze de stap maken naar de grote zalen. Afgelopen weekend was de eerste editie van London Calling in de Tolhuistuin. The Daily Indie moet daar natuurlijk bij zijn.

Door Wessel van Hulssen

Wat zijn de verschillen met de ‘normale’ London Calling? Op de naam en de programmeerstijl is eigenlijk alles anders. De locatie, een beschut grasveldje in een klein park net voorbij de pont naar Amsterdam-Noord, is zo’n beetje het tegenovergestelde van de poptempel nabij het Leidseplein. Open, ruim en met maar één podium. De (soms iets te) volle zalen en gangen van Paradiso lijken opeens ver weg. De relaxte sfeer die op het veld hangt maakt het festivalgevoel compleet. Een kleine maar fijne setting.

Pien Feith wordt helaas net gemist. Heel jammer, want album ‘Tough Love’ is een van de beste Nederlandse platen van het jaar tot nu toe. Als de show in de Tolhuistuin half zo geslaagd was als haar albumrelease in Bitterzoet, een paar maanden terug, zit het meer dan goed.

Vrij rap betreed Young Galaxy het podium. Deze Canadese band maakt synthpop die op plaat wisselt tussen hypnotiserend en dansbaar. Live is het vooral de zweverigheid die benadrukt wordt, met de zang die niet echt goed in de mix gelegd wordt. Hopen dat ze binnenkort in Nederland een herkansing krijgen, want met songs als Pretty Boy verdienen ze dat zeker.

DJ-set
Naast het festivalterrein staat een roze bus: de Tolhuisbus, die tijdens het festival dienst doet als sessie- en dj-locatie. Tijdens Chet Faker en Cayucas was het de beurt aan The Daily Indie dj’s om de plaatjes te draaien. Vandaar dat deze twee acts niet besproken worden.

Eenmaal terug in de tuin is In The Valley Below net begonnen. Wat direct opvalt is de opvallend geklede frontvrouw: lange witte jurk, wit geschminkte huid, hoedje op en een bril met dubbele glazen. De op plaat als duo opererende act wordt live bijgestaan met een drummer en een toetsenist. En het is juist de extra toetsenist die de popliedjes live de lagen geeft die het optreden solide en sterker maakt dan de studio-opnames. Beetje gekke aankleding, maar met de songs en de vertolking daarvan is niets mis.

Regelrecht gekopieerd
Tactisch bij muzikale voorgangers inspiratie opdoen is eerder regelen dan uitzondering. Maar Satellite Stories gaat daarin nog iets verder, ze kopiëren namelijk regelrecht de stijl van één van hun idolen, zonder eigen input hier aan toe te voegen. De show is energiek, de presentatie netjes, en sommige liedjes zijn behalve catchy ook echt wel goed. Maar ondanks alle pluspunten is Satellite Stories wel een onvervalste Two Door Cinema Club-kopie. Een coverband met eigen songs. En die songs zijn nergens zo goed als het ‘origineel’. Jammer, maar helaas.

De avond valt en de temperatuur in de Tolhuistuin ook (en het was al niet zo war, to begin with) en bij de eerste klanken van Mister & Mississippi staat het in ene zo vol op het veld dat meteen duidelijk wordt hoe populair de act inmiddels is geworden. Hun professioneel in elkaar gezette mix van Fleet Foxes en Bon Iver met een vleugje Sigur Rós is vlekkeloos gemixt, waardoor details en samenzang perfect overkomen. Eerste single Northern Sky is het beste eigen voorbeeld waarin dit allemaal in terug te horen is. Hoogtepunt in de set is hun cover van Daft Punk’s Get Lucky. En nee, dat is niet omdat ze het zo goed naar hun eigen hand hebben gezet (daarin was Daughter hun voor), maar puur om het feit dat ze dondersgoed weten waar ze goed in zijn, en hier precies de aandacht weten te leggen. Erg knap, en het publiek eet uit hun handen.

London Calling
London Calling in de Tolhuistuin is in alle opzichten London Calling Light. Kleiner, simpeler, minder aantal acts, en een lager liggende temperatuur. Even wennen, helemaal niets mis mee, maar erg losbarsten wou het uiteindelijk niet echt. En dat je niet constant op elkaars tenen staat (zoals in Paradiso regelmatig het geval is) is aan de andere kant ook wel eens fijn.