“Zoals je merkt ben ik stralend vrolijk deze morgen”, zegt Protomartyr-frontman Joe Casey met een verontschuldigend lachje als ons interview nog geen tien minuten onderweg is. De frontman van de befaamde Detroit postpunk-band is dan net klaar met een, zeer eloquent verwoordde, tirade die vol zit met de slimme verwoordingen en intelligente woede die ook zijn teksten kenmerkt. Een paar weken voor de release van het, vandaag verschenen, uitgestelde vijfde album Ultimate Success Today, heeft Casey dan ook genoeg reden om boos te zijn.

Tekst Reinier van der Zouw

Dat het coronavirus Amerika, en de rest van de wereld, nog steeds in zijn greep houdt, bijvoorbeeld. En hoe dit zijn band heeft aangetast: “Het heeft ons bijna vernietigd. Het houdt ons uit elkaar, dus het is niet alsof we nu het grote corona-album aan het opnemen zijn. Ik heb die gasten niet meer gezien sinds maart, het album is uitgesteld, onze tour is afgelast en de industrie waar we in zaten gaat het waarschijnlijk niet overleven. Niemand weet wanneer we weer shows kunnen gaan doen. Iedereen hoopt dat dat volgend jaar weer kan, maar wie kan dat met zekerheid zeggen? Dus ja, het is beangstigend om momenteel een band te zijn die geen geld met zijn muziek verdient.”

Casey ziet ook weinig redenen om optimistischer naar de situatie te kijken. “Ik vertrouw de respons van de regering op de situatie voor geen meter. Wat er nu gebeurt is dat Amerika niet wil betalen voor werkloosheid, dus wordt de economie weer geopend. Dus worden mensen gedwongen om weer aan het werk te gaan, want de economie is belangrijker dan mensenlevens. Dus dit is wat we doen, we halen mensen door de gehaktmolen. Vanwege de aandelenmarkt, maar die doet toch whatever the fuck het wil, die reageert helemaal niet op gebeurtenissen in de wereld. Voordat de coronacrisis gebeurde, een maand of twee voordat het album uit zou komen, toen begon ik optimistischer naar dingen te kijken. Nu niet meer. Ik ben weer terug bij mijn oude zelf, daar kan ik het virus voor bedanken.”

Muziek uitstellen
Ook het uitstellen van de release van het album van 29 mei naar 17 juli viel bij hem niet in goede aarde, althans niet meteen. “Het label presenteerde het aan ons alsof we een discussie zouden hebben over het uitstellen van het album en toen we die discussie aangingen beseften we ons dat het geen discussie was. Ze hadden het al lang besloten, maar ze vonden dat ze ons een gunst deden door ons ja te laten zeggen tegen dat geweldige idee. Initieel had ik zoiets van, waarom? Motherf…” en dan onderbreekt hij zichzelf voordat er een scheldwoord uitfloept, “Muziek is het enige waar mensen momenteel enig plezier uit kunnen halen! Waarom zou je dat uitstellen?”

Na die onderbuikreactie lukte het Casey uiteindelijk wel om de optimistische kant van de situatie te zien. “Ze waren heel duidelijk, ze zeiden: Protomartyr, moet je luisteren, jullie worden niet gestreamd. Jullie luistercijfers zijn shit. Maar het goede nieuws is dat mensen nog wel jullie platen kopen. Dus hoe langer we het uitstellen, hoe groter de kans dat mensen weer platen kunnen kopen, dat de platenzaken weer open zijn. Dus ik vind het een minder pessimistische en graaierige actie van het label dan ik in eerste instantie dacht, ze doen wel hun best voor ons. Ik kan het nu wel begrijpen.”

Een album over alles
Wat natuurlijk niet wil zeggen dat de situatie niet frustrerend is. “We kunnen natuurlijk niet touren. Onze plannen voor muziekvideo’s hebben we uit moeten stellen, het heeft alles aangetast. Wij worden er al hard door geraakt, dus ik kan mij voorstellen dat het voor kleinere bands alleen maar erger is. Ik ken mensen in andere bands, vrienden die ook niet op tour kunnen. Maar hun andere baan is barman zijn, dus dat kan nu ook niet. Ze zijn aan beide kanten de pineut.” Ook Casey zit nu effectief zonder werk. “Ik heb geen andere baan. Gelukkig hebben we een beetje geld in de rekening van de band om op terug te vallen, maar we discussiëren nu over waar het geld verder vandaan moet komen. Het werd tijd om onze T-shirts hard te pushen, want dat is de enige directe inkomensbron die we momenteel hebben.”

Dan begint de eerder aangehaalde tirade. “Hoe leuk het ook is om bij een label te zitten, die willen bij iedere plaat eerst hun geld terugverdienen. Dus van de albums zie je nauwelijks geld. En van streaming krijg je toch niks, dus het is misschien wel prima dat we niet gestreamd worden. Dat is de grootste oplichtingspraktijk die er is, hoeveel geld een dienst als Spotify aan jou verdient en hoe weinig jij daar van terugziet. Wat vooral vervelend is, is dat mensen Spotify-playlists gebruiken om te kijken of ze je wel of niet willen boeken voor een festival of voor een show, wat ik krankzinnig vind. Maar ik weet zeker dat we op een aantal plekken genaaid zijn door onze Spotify-luistercijfers, wat mij betreft luidt dat op veel manieren de dood van de muziek in.”

“Er blijft stront op het menu staan als we niet zelf de keuken betreden”

Hoewel Casey aangaf dat hij een paar maanden geleden optimistischer over zaken dacht dan nu, betekent dat niet dat hij zich ook goed voelde tijdens het maakproces van Ultimate Success Today. Integendeel. “Het album gaat over ziek zijn en ik was ziek toen ik het schreef. Daarom leek het me ook wel goed als het uit zou komen op het hoogtepunt van de crisis, ik dacht dat het misschien aangenaam herkenbaar zou zijn, maar aan de andere kant zat er misschien ook niemand te wachten op een kerel die kreunt over hoe ziek hij is.” Dat dat de insteek van het album is, was ook niet altijd het plan. “Wat je altijd wilt voorkomen, is dat je gaat zitten schrijven met het idee, dit is waar het album over gaat. Het album gaat over alles, hoe groots en overtrokken dat ook klinkt. Pas als alles geschreven is, dan kan je zeggen: o ja, het gaat hier over.”

Stront op het menu
Door de vertraging zijn de teksten van het album nu al meer dan een jaar oud, Casey schreef bijvoorbeeld het nummer June 21st op 21 juni 2019. Maar dat ze vandaag nog steeds resoneren, komt volgens de zanger doordat er nu eenmaal niet zo veel veranderd is. “Ik haat het wanneer mensen zeggen dat 2020 zo’n slecht jaar is. 2020 is een behoorlijk slecht jaar, maar 2019 was ook slecht. 2018 was slecht. Trump was toen ook president, dezelfde dingen die nu fout gaan, gingen toen ook fout. Er is nog steeds politiegeweld, er zijn nog steeds school shootings. De enige manier waarop het beter gaat worden, is als we zelf iets veranderen. Er blijft stront op het menu staan als we niet zelf de keuken betreden.”

De link tussen die uitspraak en de protesten die op dat moment, en nu nog steeds, door Amerika en de rest van de wereld raasden, is snel gelegd. “Ik vind de protesten geweldig. Ik hoop dat de voet op het gaspedaal blijft. Deze protesten zijn noodzakelijk, ze moeten mensen boos maken en ze moeten rommelig zijn. Omdat ze veranderingen in werk willen stellen. En ik denk dat we al kunnen zien dat het is gebeurd, in sommige gevallen. Ik vind het prachtig dat het om de jonge generatie gaat en dat ze geen rekening met de oude mensen houden, dat ze niet ‘één stapje tegelijkertijd’ willen zetten.” Die mentaliteit is wat Casey betreft ook een van de grootste problemen in Amerika momenteel. “Donald Trump is de slechtste president die ik heb meegemaakt, maar de kerel die het tegen hem op moet nemen denkt: oh, mijn kiezers willen dat er wat verandert bij de politie, dan moet de politie misschien mensen in hun benen schieten in plaats van ze te vermoorden. Dat was zijn grote idee.”

“Zijn tweede idee? De politie meer geld geven zodat ze geen mensen meer laten stikken. Dat is zoals de wet in New York die zegt dat de politie geen mensen kan laten stikken, guess what, ze laten mensen nog steeds stikken. Ik wil hier niet over door blijven razen, maar ik hoop dat ik ook mijn steentje bij kan dragen.” Naast de politieke tendens in zijn thuisland heeft Casey ook geen geduld voor mensen die klagen over de rellen die uitbreken bij de protesten. “Dat krijg je als er een grote groep mensen bij elkaar komt, dan komen er rellen. Je mag deze hele beweging niet afkeuren omdat het niet allemaal even vredig verloopt. Zo ziet een massabeweging er nu eenmaal uit. Het is grappig om te zien dat dezelfde mensen die zeggen dat jongeren bang zijn omdat ze door het virus niet naar buiten durven, nu hopen dat de regering ze zo snel mogelijk komt redden van de enge revolutionairen.”

Rally-nummers
Op Ultimate Success Today trapt de band zelf minder vaak het gaspedaal in dan vroeger, maar zoals je tot nu toe hebt kunnen lezen, zegt dat geenszins dat Casey of de band minder kwaad geworden zijn. Het uit zich alleen op een andere manier. “Het is zeker nog steeds een boos album. Wat wij willen vermijden, en ik zal geen namen noemen, maar er zijn bands die in een valkuil vallen waarbij ze zingen alsof ze alle antwoorden hebben. Dan krijg je nummers voor rally’s, die snel cliché kunnen worden. Wat ik geweldig vind aan zingen, aan poëzie, is dat je vreemde, niet precieze gevoelens kan uitdrukken. Muziek hoeft niet altijd een botte kracht te zijn.”

Als bijwerking van deze filosofie ergert Casey zich ook vaak aan hoe de albums van zijn band worden ontvangen, vooral Relatives In Descent, het vorige Protomartyr-album. “Ik haatte het echt wanneer mensen tegen mij zeiden: ‘oh, Relatives In Descent is jullie politieke album.’ Nee, het eerste album was ook een politiek album, dat aspect zit in al onze albums. Deze ook. Maar zoals ik zei, tijdens het schrijven was ik erg ziek. En ik wist niet waarom. Voelde ik mij ziek omdat ik aan het doodgaan was? Voelde ik mij ziek door de staat van de wereld? Ik ben een lafaard die niet naar de dokter gaat, dus ik kwam er ook niet achter. Die gevoelens komen dan vanzelf de muziek binnen. Tenzij je vindt dat je per se een fucking anthem moet schrijven, zo’n rally-nummer. Voor mij is het belangrijkste aan een mens zijn dat je twijfelt. Dat is belangrijk om over te praten, om over te zingen. Ik haat nummers die gaan over hoe alles wel goed komt, hoe jij de beste bent. Jij bent de meester van je lot, dat soort dingen. Als we samen komen, verslaan we dit of dat. Als je daar over nadenkt, besef je dat dit soort nummers snel fascistisch kunnen worden. Die kunnen net zo makkelijk tegen je gebruikt worden door een tegenwerkende kracht als dat jij ze zelf kan gebruiken.”

Ieder album heeft hij wel iets wat hij graag wil doen. Meestal als je daar voor het eerst over hoort, is het vrij verwarrend en weet je niet echt waar hij het over heeft

De deur openhouden
Wat Ultimate Success Today verder onderscheidt van de rest van de Protomartyr-discografie, is dat de deur meer dan ooit open is gezet voor gastmuzikanten. Casey: “Dat was een idee van Greg, onze gitarist. Ieder album heeft hij wel iets wat hij graag wil doen. Meestal als je daar voor het eerst over hoort, is het vrij verwarrend en weet je niet echt waar hij het over heeft. Bij deze zei hij, ik wil wat meer samenwerken met anderen. Dan zeg je: ‘Oké, dat is prima.’ En dan zegt hij: ‘Ik ben veel naar jazz aan het luisteren momenteel.’ Dan word ik een beetje nerveus en zeg ik: ‘Oké, maar we zijn geen jazzband.’ Er zijn genoeg bands die denken dat ze jazz kunnen spelen, maar dat is bijna nooit zo, want als je niet je hele leven aan jazz gewijd hebt, ben je er zeer waarschijnlijk slecht in. Maar Greg pakte het slim aan, het ging hem meer om het idee dat we alle spelers veel vrijheid geven om eventueel de nummers aan te passen.”

Een van de meest opvallende gastoptredens is jazzmuzikant Izaak Mills die in meerdere nummers opduikt, maar vooral leadsingle Processed By The Boys met zijn klarinetspel een bijzondere flair meegeeft. “Processed By The Boys zou Processed By The Boys niet zijn zonder Izaak. Hij maakt dat nummer. In het begin van de opname zei hij: ‘Ik zou dit kunnen doen, maar ik weet niet of jullie dat willen’, en dan hoor je het en dan denk je: natuurlijk. Dit moet er in.” Een andere in het oog springende gastbijdrage is zangeres Nandi Rose, alias Half Waif, op het nummer June 21st, wiens zalvende stem een scherp contrast vormt met die van Casey. “Nandi hoefde niet eens naar de studio te komen, die heeft alles thuis opgenomen en heeft daarmee mooi alle saaie aspecten van het proces omzeild. Onze producer had met haar samengewerkt en ik was op zoek naar een vrouwelijke stem omdat de combinatie met mijn stem altijd interessant voor mij klinkt. Dat soort samenwerkingen wil ik persoonlijk vaker, duet-achtige dingen.”

Sowieso wil Casey in het vervolg graag de deur openhouden voor andere samenwerkingen. “Nandi hoor je het duidelijkst op June 21st, maar doet op meer nummers mee. Soms is het heel subtiel en klinkt ze misschien als een keyboard, maar het is haar toch echt. Dan tilt haar stem een nummer echt op. Op papier klinkt het misschien alsof zoiets niet werkt. Onze muziek kun je beschrijven als modderig en luid, dus om het dan met zoiets moois te combineren klinkt raar, maar wat mij betreft is het een geslaagd experiment. Ik hoop dat het een nieuw hoofdstuk voor ons inluidt met meer samenwerkingen. Dat is waar je naar op zoek bent als band, een manier om het interessant te houden. En dat is dit zeker voor mij.”

Diverse tegenslagen
Naast June 21st is afsluiter Worm In Heaven het meest opvallende nummer op het album, zo ingetogen en haast liefelijk klonk Protomartyr nog nooit. Het was dan ook een bewuste keuze om ook dit nummer vooruit te schuiven als single. “Ik denk eerlijk gezegd dat het nummer wel logischer is in de context van het album, dan als single. Maar die brachten we uit om mensen die niet echt van Protomartyr houden, die denken: ‘oh, die kerel schreeuwt alleen maar’, iets te laten horen met een nieuwe toon. Om te laten zien dat we wat anders doen.” Om de bijbehorende video te maken moest er wel het een en ander geïmproviseerd worden. “Onze vrienden zijn gelukkig best slim. De video voor Worm In Heaven heeft een vriend van ons gemaakt met zijn camera terwijl hij geïsoleerd thuis zat. En de video voor Michigan Hammers (single nummer drie, red.) hebben we gemaakt van stock footage. We doen wat we kunnen. Het label had overigens ook niet nagedacht over dat we door het uitstellen van het album nu meer dan een maand zonder nieuwe single zitten, maar hé, zij zijn de genieën.”

De video’s waren niet het enige waarbij de band moest improviseren door de huidige situatie. Zelfs het maken van het album-artwork ging niet zonder slag of stoot. “Ik weet meestal al hoe een album eruit gaat zien voordat het gemaakt wordt. Ik wist dat op de cover van deze plaat een muilezel zou komen te staan voordat ik een muilezel in de teksten had verwerkt. Ik was lang op zoek naar een dichtbij zijnde boerderij zodat ik een foto van een muilezel kon maken, of iemand anders dat kon laten doen. Maar toen ik zo ver was, kon het niet meer, dus heb ik ook een stockfoto van een muilezel moeten kopen.” Het maken van het artwork is wel een van de dingen die Casey het meest inspireert. “Dat vind ik een van de leukste dingen aan in een band zitten. Het artwork maken en daarover nadenken zodat het al volledig in mijn hoofd zit voordat het af is. Als het lukt om een volgende plaat te maken weet ik ook al wat de voorkant gaat zijn, maar dat moet je maar afwachten.”


Een beetje postpunk liefhebber heeft het nieuwe album van Protomartyr, Ultimate Succes Today, natuurlijk hoog op zijn verlanglijstje voor dit jaar staan. Oorspronkelijk zou het album afgelopen vrijdag al verschijnen, maar een aantal weken geleden werd het album uitgesteld naar 17 juli. Als kleine troost is daar de nieuwe single Michigan Hammers, die het wachten niet bepaald makkelijk maakt.

We horen hier namelijk Protomartyr in optima forma. Frontman Joe Casey verheft het praatzingen op ieder album van de band verder tot een kunstvorm en zijn vertolking van de enigmatische tekst van dit nummer vormt op die regel geen uitzondering. In lijn met de andere nummers die we tot nu toe van Ultimate Succes Today hebben gehoord gooit de band op Michigan Hammers niet volop de beuk erin, maar de stuwende kracht van het nummer is ontegenzeggelijk. Vooral drummer Alex Leonard levert een heuse tour de force af.

Voor de video verkoos de band, waarschijnlijk deels gemotiveerd door de coronacrisis, voor een hervertelling van Paul Verhoevens sci-fi klassieker Robocop (1987), geheel bestaand uit rechtenvrije stock footage. Een geslaagd experiment, dat door het bronmateriaal met onontkoombare beelden van politiegeweld, door de golf van protesten tegen zulk geweld die momenteel door Amerika gaat, een enigszins verontrustende laag meekrijgt. Het wringt allemaal een beetje, zoals het Protomartyr betaamt.


Het is bijna geen 2017 meer. De laatste twee weken van het jaar rondt The Daily Indie 2017 af met een serie features over de onderwerpen die onze redacteurs bezig hielden de afgelopen maanden. In de laatste feature op onze adventskalender herinnert Dirk Baart zich hoe Harry Styles in mei terecht kwam in The Daily Indie Playlist en hoe dat symbool staat voor een grotere verandering.

Tekst Dirk Baart
Coverafbeelding Kevin Smink


 

Ergens midden mei moet het zijn geweest, dat er een berichtje opdook in het groepsgesprek van onze webredactie. Hoofdredacteur Ricardo Jupijn was zo onder de indruk van de nieuwe solosingle van de frontman van Peace dat hij het nummer meteen maar in The Daily Indie Playlist had gezet. De oplettende kijker ontdekte echter al snel dat niet de naam van Harry Koisser, maar die van Harry Styles als auteur achter songtitel Sign Of The Times prijkte. Ongelukje op de werkvloer, maar vooral een voorval dat steeds meer symbool begon te staan voor een nieuw streven in ons vaandel.

De gebeurtenis legde de voedingsbodem voor de nodige grappen en grollen, maar de grootste grap moest nog volgen. Althans, zo bleek toen het voormalige lid van One Direction later die maand zijn volledige debuutalbum uitbracht en het niet eens slecht was. Sterker nog, Styles bracht een van de beste popplaten van het jaar uit. De bubbel van onze hoofdredacteur werd gedecideerd doorgeprikt, terwijl Styles een interessante vraag opriep. Waarom zouden we hem waarschijnlijk wél een lovende recensie gegeven hebben als z’n achternaam Koisser was, maar niet nu z’n achternaam Styles is?

Natuurlijk wisten we al langer dat indie een rekbaar begrip is, als het überhaupt al iets betekent. Maar dit jaar werd eens te meer duidelijk dat de grenzen tussen genres voorgoed aan het vervagen zijn. Daarmee willen we niet zeggen dat we ons voortaan voornamelijk richten op voormalige leden van boybands en andere popsterren, maar wel dat we open willen staan voor alle verschillende soorten muziek. De geest die de afgelopen decennia het handelsmerk van ‘gitaarmuziek’  was, lijkt vandaag de dag vooral terug te vinden in andere genres. De hiphop van nu is het neefje van de punk van toen. Dat is terug te zien aan de succesvolle releases van Run The Jewels, Vince Staples en Tyler, The Creator, maar ook aan de opmars van meer controversiële figuren als Future, Migos en Lil Uzi Vert.

Wij spraken er dit jaar onder meer over met het Londense talent Loyle Carner. Zoals het een Brit betaamt liggen zijn wortels in grime, het brutale Britse broertje van Amerikaanse hiphop. Aan de hand van Skepta en Stormzy reikte dat subgenre de afgelopen jaren tot grote hoogten. Zelfs Drake pikte het op. Reden genoeg voor ons om deze zomer wat onderzoek te verrichten naar de in Nederland nog grotendeels ondergesneeuwde stroming (al bracht viralhit Man’s Not Hot daar dit jaar verandering in). Wat in ons land wél gebeurde op het gebied van hiphop? Dat doet vooral terugdenken aan de taboedoorbrekende queerhiphop of het Friese festival Welcome To The Village.

En dan hebben we het nog niet eens gehad over jazzscenes als de Londense, waar aan de lopende band interessante innovaties gedaan worden. Ook in Nederland worden die rimpelingen in het water steeds ruwer. In Rotterdam bijvoorbeeld, waar we dit jaar uitgebreid verslag deden van REC. Ook in Utrecht komt steeds vaker de hele wereld samen, met name als in november het steeds meer ideologisch ingeslagen Le Guess Who? de stad vult met alle muziek waarvan je nog nooit hebt gehoord maar die je wel móet horen. Perfume Genius en Protomartyr, die kenden we al wel, maar ook de vooruitstrevende constellaties van Shabazz Palaces bleken perfect te passen in het immer uitweidende universum van The Daily Indie.

Dat universum beslaat sinds dit jaar ook heuse talkshows, waarin verschillende programmeurs ter ere van Le Guess Who? hun avontuurlijke plannen uitspraken. Kurt Overbergh, programmeur van de Brusselse Ancienne Belgique, sloeg er keer op keer de spijker op zijn kop. Hij vertelde dat trends er niet alleen zijn om te vatten, maar ook om te sturen. Ter ere van de honderdste verjaardag van de eerste jazzplaat en de maatschappelijke relevantie van hiphop besloot hij zelfs de programmering van het Belgische podium flink aan te passen.

Natuurlijk hoeft in de waardering van muziek geen keuze gemaakt te worden: er is geen sprake van een of/of-kwestie. De ontzuiling van de muziekwereld biedt eenieder juist de mogelijkheid een volledig individueel palet aan voorkeuren samen te stellen dat geen rekening meer hoeft te houden met ongeschreven regels over wat wel en geen goede muziek is. Er is simpelweg goede en slechte muziek in ieder genre.

Godzijdank houdt dat ook in dat er te allen tijde nog goede gitaarmuziek is, al bevindt zich die anno 2017 misschien meer in de marge dan de mainstream. Het eerdergenoemde Protomartyr is daarvan een uitstekend voorbeeld, net als ‘nieuwkomers’ van Alvvays en Jay Som tot Iguana Death Cult en The Homesick. Daarnaast maakten indie-iconen als LCD Soundsystem, Slowdive en Grizzly Bear indruk met lang- of onverwachte comebacks. De laatstgenoemde spraken we uitgebreid over de volledig veranderde muziekwereld waarin de geslaagde albums American Dream, Slowdive en Painted Ruins uitkwamen.

Ongegrond pessimisme ten opzichte van populaire muziek is, kortom, niet meer van deze tijd. Wie dat in 2017 misschien wel meer bewees dan wie dan ook was de nog altijd pas 21-jarige Lorde, die met Melodrama haar debuut overtrof en uitgroeide tot een ster die serieus genomen dient te worden. Niet tegen de verhoudingen, maar wél tegen de verwachtingen in belandde haar album dit jaar plots op nummer twee in onze eindlijst. Natuurlijk zijn zowel wij als de wereld om ons heen veranderd, maar zoiets was zeven jaar geleden bij de oprichting van The Daily Indie vast en zeker nog niet mogelijk geweest.

Toch toont ieder jaar ook opnieuw aan dat doorgeslagen poptimisme net zo onwenselijk is als verouderde vooroordelen. Dat komt mede omdat de trend niet altijd even tweezijdig lijkt te zijn. Hoeveel Lorde-liefhebbers werden dit jaar fan van haar mannelijke tegenhanger, Alex Cameron? Vast minder dan andersom. Daar komt bij dat niet ieder nummer goed is ómdat een bekende popster het uitbracht. Grizzly Bear-frontman Ed Droste drukte het in een interview met Fleet Foxes’ Robin Pecknold als volgt uit: “Why is this Top 40 artist with this random song that’s fine being championed as the best thing ever right now?

In 2017 werd het, vooral met het oog op seksueel misbruik in de muziekindustrie, soms onwenselijk of zelfs onmogelijk een muzikant los te zien van zijn muziek. Toch lijkt het in sommige gevallen juist wél wenselijk om dat eens te proberen. Het geeft je de kans om nummers te beoordelen op hoe ze klinken, niet op wie ze gemaakt heeft. Dan ontdek je pas dat er simpelweg goede en slechte popmuziek is, onafhankelijk van genre of populariteit. De tijd van gitaarpuristen en pophaters (of andersom natuurlijk) is voorgoed voorbij. Voor wie dat nog niet weten wil, heeft Harry Styles nog wel een wijsheidje liggen: ‘Just stop your crying / It’s a sign of the times.’


Lees ook vooral onze andere artikels in deze serie features nog eens terug! Klik hier voor all-female bandsThe War on Drugsfilmmuziek#metoo, en anti-Trump-songs.

Als geen ander festival weerspiegelt Le Guess Who? dit jaar de tijdsgeest. Verrassend is het dus geenszins dat de vrijdag van de Utrechtse vierdaagse niet bepaald een vrolijke bedoeling belooft te worden. Intiemer, intenser en interessanter des te meer. Op een avond van uitersten tonen getergde artiesten aan in hoeveel verschillende vormen verdriet en de daaruit voortvloeiende vechtlust zich kunnen uiten. De een dompelt zijn publiek onder in diep persoonlijke rouw, de ander maakt zich boos om racisme en de derde waarschuwt voor de gevaren van rechtsextremisme. Die diversiteit wordt in de hand gewerkt door het feit dat het festival geen headliners heeft: elke act is hier een must see. Vooraf omcirkelen we ons hele blokkenschema, vanavond blijkt dat verdwalen in het muzikale vliegveld dat TivoliVredenburg heet vaak de beste optie is. Op naar hogere sferen.

Tekst Dirk Baart, Roelof Schipper en Ricardo Jupijn

Tijdgeest, zeitgeist, het presenteren van de ondervertegenwoordiging, een dwarse stem tegen de monocultuur, een dwingende vraag als antwoord op datgene wat al tig keer is gezegd – en zie daar:  Abdel Karim Shaar in de Jacobikerk, als vleesgeworden dwarse vraag. Wie zegt u? Veertig jaar muziek, nul platen en evenzoveel streams.  Van de minaret als muezzin, als koorknaap in een christelijk koor en nu als leadsinger van een vierkoppig ensemble in het schip van de Jacobi. Radwan Ghazi Moumneh van Jerusalem In My Heart deed Karim en zijn orkest overkomen uit Libanon, waar de man een levende legende is. Pitchfork? Geen idee. Spotify? Niet in mijn Discover Weekly. YouTube? Slechts met keywords buiten mijn toetsenbord om. Hoe hard de programmering van Abdel Karim Shaar precies is geweest: degene die er bij was weet het. Degene die het heeft moeten missen blijft zitten met giswerk en nog meer vraagtekens. (RS)

Abdel Karim Shaar. Foto: Melanie Marsman

 

Het festival komt bepaald niet langzaam op gang vandaag, om acht uur is het al direct volle bak bij Protomartyr, de onheilspellende band uit Detroit (waar je hier een uitgebreid interview mee kunt lezen). Waar we het viertal de laatste jaren vooral in kleinere zalen zagen, staat frontman Joe Casey vanavond met zijn kompanen een uur lang in de massieve Ronda en we moeten zeggen: deze zaal gaat minstens zo hard voor de bijl. Er zijn geen visuals, hallucinerende lichtprogramma’s of andere trucjes voor nodig: gewoon vier muzikanten die vol overgave hun nummers zonder poespas spelen. Want ook al staat Casey zijn teksten met zijn hand in zijn broek de zaal in te spuwen of met een blikje Jupiler in zijn hand, de energie komt zoals altijd vanuit zijn tenen en wordt hij opgezweept door het vurige spel van de band. Protomartyr is vanavond bijzonder helder, scherp, in opperste concentratie en beter dan ooit. Tel daar een overzichtelijke zaal en goed geluid bij op en ineens zie je de volledige potentie van Protomartyr. (RJ)

Protomartyr. Foto’s: Tim van Veen

 

Van de kerk naar Patrick Higgins met het Netherlands Chamber Orchestra, waar we gedurende een half uur moeten stilstaan bij de aanstaande climate collapse. Heftig op papier, onoorbaar in uitvoering. Jonny Greenwood die het strijkkwartet mechanisch kielhaalt. Het strijkkwartet spartelt, huilt, krijst en geeft na een half uur de geest. Plezant is anders. De persoon naast mij illustreert: met interesse voorover gebogen – hoofd rust op vuist (denkstand). Begint na het eerste strijkersgehuil om zich heen te kijken. Fluistert iets tegen de oude man naast haar. Stopt de oren toe na de eerste machinale fluittoon – pijnlijke blik. Gaat aan haar lip pulken, fluistert het vertreksignaal naar links, staat op en vertrekt. Tien minuten later eindigt het stuk, schrapend, traag en in een langzaam leeggelopen zaal. (RS)

Patrick Higgins. Foto: Melanie Marsman

 

Na een verbluffende opening van de dag, willen we vervolgens naar boven voor Weyes Blood. Willen inderdaad, want we komen keihard in de rij te staan, wat deze avond een terugkerend ritueel blijkt te zijn. Eenmaal boven komen we met moeite de veel te volle zaal in en zien we een zweterige massa genieten. Want  van wat er boven de hoofden naar ons toe komt aan geluid, dat is dan ook wel paradijselijk mooi. Maar hoeveel parels Natalie Mering met haar band ook speelt van Front Row Seat To Earth, we vinden het stiekem ook wel fijn om iets te zien van een show en tegelijkertijd engiszins te kunnen ademen en besluiten lekker naar Kelly Lee Owens te gaan in Cloud Nine. Haar zelfgetitelde debuutalbum is een warm bad van ambient techno en dromerige pop. Toch komt het live beter tot zijn recht dan op plaat, de muziek van Owens dringt meer binnen door het harde, lage en overdonderende geluid. Ze heeft maar één nummer nodig om je te bezweren en je te ontvoeren naar ‘haar kant’ van de kosmos. (RJ)

Weyes Blood. Foto’s: Jelmer de Haas

 

De wie-zegt-u-vraag blijft vanzelfsprekend achterwege: het is immers de oude man/levende legende Thurston Moore himself. Als voorman van de Thurston Moore Group is de man vanavond verantwoordelijk voor een ouderwets avondje rock & roll-gezelligheid. Drummer, basgitaar, gitaar één, gitaar twee.  Dan begint de machine te lopen en spinnen de composities zich zeven, acht, negen, tien minuten over het publiek uit. Thurston Moore is behoorlijk blij, maakt zich vrolijk om een gitaar die het laat afweten, babbelt nog wat meer, trekt de grootst mogelijke herrie uit zijn gitaar, wijdt een nummer aan Han Bennink, neemt na compositie twee rustig de tijd voor een teamoverleg en zet nonchalant de volgende tien-elf-twaalf-minuten in. Drumman Steve Shelley (rood overhemd, asblond haar) straalt als een kind dat voor het eerst op een skelter zit, en dat is eigenlijk wel aandoenlijk. Ook gehoord uit een stem van links: “die William Basinksi, zo’n avant-garde gast, wat een lul”. De opmerking wordt al snel kapot vernietigt door nog een haal op de gitaar van Moore. (RS)

Thurston Moore Group. Foto: Jelmer de Haas

 

Na de rockende legendes, kruipen we ons een weg door de overladen Pandora voor Jenny Hval. Bij Hval weet je van tevoren dat je niet naar een doorsnee show gaat, maar dat er altijd van alles gaande is op het podium en het voor de helft bestaat uit perfomance-art. We zien op links een soundman die lekker met al zijn tools aan het spelen is om het geluid de zaal in te toveren, terwijl  Hval op rechts continu in een vermakelijke worsteling is met een tweede dame. Ze hangt op Hval haar rug, plukt bladeren van rozen en drapeert die over de zangeres, gooit die de zaal in of streamt met haar smartphone rechtstreeks naar de projectie achter het podium. Naast een dozijn aan visuals, is er daardoor continu wel weer iets gaande op het podium en elk nummer staat de bezoeker weer iets anders te wachten. Niet alleen zijn de ogen vastgeplakt aan het podium, de oren worden niet overgeslagen, want de muziek komt vanavond diep binnen en slaat als golven door de deinende zaal heen. De langgerekte nummers van het laatste album Blood Bitch geven je weinig ademruimte en zorgen ervoor dat je wilt blijven kijken en luisteren wat er gaat komen. Een typische LGW?-show: je weet niet precies wat je moet verwachten, maar binnen een uur heb je ineens een favoriete artiest erbij en ga je de volgende dag eens naar de lokale platenboer, om even te kijken of ze die laatste plaat ergens hebben liggen. (RJ)

Jenny Hval. Foto’s: Melanie Marsman

 

Wie zoals geadviseerd op tijd aanwezig is bij Mount Eerie, mag op audiëntie bij Phil Elverum. De muzikant zelf zit namelijk zijn zo moeilijk verkrijgbare merchandise te verkopen achter een tafeltje in de Jacobikerk. Verbaasd en vereerd drommen mensen om hem samen, Elverum zelf spreekt slechts zacht. Of hij zijn albums wil signeren? In principe wel, maar het album dat het meest over zijn toonbank gaat niet. Uitleggen waarom hoeft hij niet, zowel maakt de sacrale stemming die om hem heen hangt duidelijk. De treurnis van A Crow Looked At Me, dat Elverum schreef na de dood van zijn vrouw Geneviève, is al tastbaar voor zijn concert begonnen is. Alhoewel, concert? Zeker in de context van de volle Jacobikerk voelt de aanwezigheid van Mount Eerie meer als een mis dan een show. In doodste stilte drinken de kerkgangers uit hun blikjes bier.

Mount Eerie. Foto: Tim van Veen

 

Vanaf de eerste ademteug volgt een uur van absurde intimiteit en intensiteit, even prachtig als pijnlijk. Surrealistisch is het, hoe Elverum in al zijn zinnen – hoe specifiek ze soms ook zijn – een samenvatting lijkt te geven van zijn leven met en zonder zijn vrouw, die overleed aan kanker. De Amerikaan opent met de eerste drie nummers van zijn recente album en bezingt daarin dingen die niet voor onze oren benoemd zijn. We kijken rouw gezamenlijk recht in het gezicht als Elverum praatzingt over het pakketje dat zijn vrouw stiekem had besteld voor hun dochtertje, het huis dat ze samen zouden bouwen op een eiland en haar kleren die hij weggaf aan de dorpelingen. Hij herinnert zich uitvoerig de kampeertripjes die ze samen ondernamen en drinkt tussendoor uit een gouden veldfles die hij wellicht toen ook bij zich droeg.

Mount Eerie. Foto: Tim van Veen

 

Romantiseren doet Elverum echter niet. Telkens als hij dat dreigt te doen, corrigeert hij zichzelf: ‘Death is real, somebody’s there, and then they’re not.’ De daarop volgende zin maakt het geheel meta: ‘It’s not for singing about, it’s not for making into art.’ Voor Elverum zelf voelt het net zo vreemd om deze nummers te zingen op een festival als het voor het publiek voelt ze te horen. In een tweetal nieuwe nummers vertelt Elverum over ervaringen op een festival in de VS, waar hij tegen de tourbus van Skrillex over songwriting stond te praten met Father John Misty, net nadat hij liedjes over de dood van zijn vrouw had gezongen voor een publiek van drugsgebruikende jongeren. Tussen alle tranen door is er op die momenten ruimte voor een voorzichtige glimlach. Voor Elverum vormen zulke nummers, zo benadrukt in de afsluiter van de avond, een manier om zijn vrouw en de herinnering aan haar bij zich te houden, al is het maar een beetje. ‘I sing to you, Geneviève.’ Men staat op, klapt de handen rood en snikt nog na: Le Guess Who? heeft er tegelijkertijd een legendarische ode aan het leven bij. (DB)

Mount Eerie. Foto: Tim van Veen

 

Op een normaal festival zouden we na Mount Eerie meteen thuis onder een dekentje zijn gaan liggen met een flinke bak Ben & Jerry’s. Maar Le Guess Who?, dat is natuurlijk geen normaal festival. De kans dat je een briljante show misloopt, is bijna net zo groot dat je er een meemaakt. Toch lukt het om de stemmige sfeer te bewaren. Bij de meditatieve ambient van Dedekind Cut bijvoorbeeld. Mensen staan vlak voor het podium, liggen languit op de grond of doen in een hoekje bewegingen waarvan we aannemen dat het tai chi of iets dergelijks moet voorstellen. In een donkere Cloud Nine zweven we langzaam maar zeker weg, tot niemand minder dan Elvis met het zoete en zwoele Can’t Help Falling In Love een verrassend passend einde aan een van de meest meeslepende shows van de avond maakt. (DB)

Prurient. Foto: Erik Luyten.

 

In de Pandora schreeuwt Prurient zich ondertussen een weg naar het andere einde van het spectrum. Wie hier zijn ogen sluit, ervaart al snel de fysieke sensaties die Dominick Fernows niets ontziende noise teweeg brengt. Minstens zo luidruchtig is Moor Mother even later. Camae Ayewa begint nog in uiterste concentratie achter haar laptop, maar al snel grijpt ze de microfoon en begint ze als een bezetene te preken over beats die bij vlagen zo hard zijn dat Prurient er nog een puntje aan kan zuigen. Ayewa is een orakel aan wie je geen moment twijfels als ze de Apocalyps voorspelt, zo overtuigend is haar steengoede show vanavond. Laverend tussen spannende hiphop en elektronica preekt de muzikante uit Philadelphia: ‘The end of the world has already happened, and every day somebody figures it out.’ Als punk dood is, graaft Moor Mother de geest van dat genre hier eigenhandig op. Zelden zagen we een artiest die een publiek om drie uur ’s nachts zo wist te bezielen met zulke moeilijke muziek. Een ijzingwekkend a capella wordt begroet met gejuich, dat door Ayewa in de kiem wordt gesmoord. Inderdaad, iemand praatte erdoorheen, en die motherfucker moet de zaal uit. Lang duurt het ongemak niet. Moor Mother duwt haar stoel weer achteruit, staat op en spuwt weer vuur: “Let’s go!”  (DB)

Moor Mother. Foto: Melanie Marsman.


 

Andere hoogtepunten van de vrijdag:

Thurston Moore Group

Foto’s: Jelmer de Haas

 

Pissed Jeans

Foto’s: Erik Luyten

 

Lili Boulanger performed by Radio Philharmonic Orchestra 

Foto: Jelmer de Haas

 

William Basinski

Foto: Erik Luyten

 

Greg Fox

Foto: Jelmer de Haas

 

Abdelkarim Shaar

Foto’s: Melanie Marsman

 

Ibaaku

Foto’s: Tim van Veen

Een paard leert een vreemde taal spreken, maar zodra de mensen hem leren te verstaan en er achter komen dat hij ze aan het uitschelden is, wordt hij doodgeschoten en opgezet. Elvis Presley ziet in de wolken het gezicht van Jozef Stalin in dat van Jezus Christus veranderen en heeft een religieuze openbaring, maar sterft vervolgens eenzaam op zijn badkamervloer voordat hij deze onder woorden kan brengen.

Zomaar een greep uit de verhalen die Protomartyr-frontman Joe Casey op het nieuwe album Relatives In Descent aan de luisteraar voorschotelt. De albums van zijn band hebben wel wat weg van het tv-programma Griezelverhalen Voor Ettertjes, waar ik als klein kind altijd met beide ogen dicht langs zapte. Alleen dan zijn het nihilistische verhalen voor afgematte punkers, of iets in die richting. Op deze weergaloze vierde plaat zijn zowel die verhalen als de muziek krachtiger dan ooit tevoren.

Waar op voorganger The Agent Intellect (2015) de constante stroom van neerslachtigheid zo nu en dan wel eens omsloeg in eentonigheid, is Relatives In Descent stukken beter in balans. Zoals je aan songtitels als Corpses In Regalia en Male Plague af kunt leiden is dit nog steeds geen gezellige plaat geworden, maar het klankenpalet is gevarieerder. Luister bijvoorbeeld goed naar de ontzagwekkende geluidsmuur die aan het einde van The Chuckler wordt opgetrokken en je zult wat strijkers kunnen ontwaren. Ook kent deze plaat maar verschil in tempo. Waar op de voorganger vrijwel ieder nummer in een stevig midtempo voortploeterde, schiet Protomartyr nu moeiteloos van standje elf (Up The Tower, met een post-hardcore uitbarsting in het refrein waar Fugazi jaloers op mag zijn) naar standje nul (Night Blooming Cereus) en alles daartussen.  

Alles is dan wat gevarieerder geworden, verder is er niet bijster veel veranderd. Casey kan nog altijd niet zingen, maar dat houdt hem gelukkig niet tegen. Zijn praatzang is soms tegen het randje, maar zijn statige voordracht geeft zijn teksten wel extra kracht. Hij bewijst met deze plaat dubbel en dwars dat hij een van de meest onderschatte tekstschrijvers van zijn generatie is. Zijn teksten zitten vol dubbele lagen en referenties, waardoor je bijna een hele bibliotheek nodig hebt om alles te doorgronden. Zo bevat de plechtige opener A Private Understanding niet alleen de bovenstaande Elvis-anekdote, maar verhaalt Casey hierin ook over de Griekse filosoof Heraclitus. Zijn filosofie leunde op het feit dat de wereld constant in een staat van verandering is, als een rivier waar voortdurend nieuw water instroomt. Niet in het universum van Casey. “Call me Heraclitus the Obscure, constantly weeping because the river doesn’t flow. 

Vrijwel alle teksten op Relatives In Descent barstten uit hun voegen van zulke wrange zinspelingen en observaties, die vervolgens nog wat extra onderschreven worden door de muziek er omheen. Want hoewel Casey en zijn teksten voor een groot deel de bouwsteen van deze plaat vormen, komen deze pas echt tot leven door de formidabele muzikale omlijsting. Neem bijvoorbeeld het moment in Windsor Hum, waarop de band flink wat standjes omhoog schakelt terwijl Casey in de zin “everything’s fine” eindeloos uitrekt en met net zoveel gif injecteert als een giftige slang zijn prooi. Dat soort momenten van muzikale synergie maken meer dan duidelijk dat we hier te maken hebben met een band in blakende vorm, die een van de allerbeste platen van het jaar heeft afgeleverd.  

De zomer komt er weer aan, dus worden we overspoeld met zonnige gitaarlijntjes en frisse vocals. Hartstikke leuk natuurlijk, maar ook in de zomer zijn we wel eens toe aan wat sombers. Gelukkig is daar de nieuwe single van Protomartyr, die ons op onze wenken bedient.

Het recept van deze post-punkers mag in middels bekend zijn: neerslachtige gitaren met een dikke laag ruis er overheen, gecombineerd met praatzang van frontman Joe Casey. Dat werkt nog steeds uitstekend en door de lekker korte speelduur is de somberheid van het nummer ook weer niet zó overweldigend dat het je
hele zomerdag verpest.

Wie op Le Guess Who? niet de overvolle zaal tijdens hun show meemaakte of nog niet de lovend ontvangen plaat The Agent Intellect hoorde, ontkomt nu niet wéér aan de postpunkers van Protomartyr. Want ja, zodra je dit leest, ben je al betrokken bij het nieuwste feestje van de band.  

Het feestje dat het viertal uit Detroit door deze video laat vergezellen, neigt meer naar een begrafenis die wordt bezongen met de onverschillig klinkende zang van Joe Casey. Achter die onverschilligheid schuilt een dikke laag van welgemeend cynisme, twee kenmerken die het handelsmerk van de band vormen. In de video bij Feast Of Stephen vinden we zwart-wit beelden uit 1933, van een experimentele film van James Sibley Watson. Een film die verbeeldt over de belevenissen van Lot in Sodom en Gomorra, de Bijbelse geschiedenis waarin gefilosofeerd wordt over verdorvenheid en seksualiteit. Zo diep gaat de filosofie Protomartyr.

 

De beste tracks zijn soms in mum van tijd geschreven, zo blijkt ook weer uit Protomartyrs nieuwe single Born To Be Wine. Eh, bedoel je niet Wild? Nope: ‘The title comes from mishearing a Frenchman talking about his favorite rock and roll songs’, aldus frontman Joe Casey in een persbericht. Ha!  

Even terug naar die plaat. Born To Be Wine klinkt niet als een soepel wijntje, maar eerder als een vol glas zwaar speciaalbier. Traag, vol distorted gitaren en Caseys zang die meer op gesproken woord lijkt. Prettig ongemakkelijk. Het nummer is onderdeel van de Single Series van de Amerikaanse televisiezender Adult Swim, waarbij in 25 weken 25 nummers worden uitgebracht.

 

Jou je ongemakkelijk laten voelen kun je prima aan Protomartyr overlaten. Alweer een tijdje geleden brachten de postpunkers uit Detroit de track Dope Cloud uit, afkomstig van tweede plaat The Agent Intellect. Nu worden de zwartgallige teksten ook vergezeld door beeld. ‘It’s not gonna save you man’, zingt Joe Casey, terwijl een jongen achterna gezeten wordt door mannen met maskers.  

En daar blijft het niet bij, natuurlijk. Denk veel geduwd en gebonk, eieren en bommen. De unheimische maar fijn rammelende gitaarklanken en Caseys kalme manier van zang maken het plaatje compleet. ‘It’s not gonna save you man, but what will?’ Schuilen in een telefoonhokje in ieder geval niet.

 

Protomartyr brak door en de zanger brak het allemaal op. Terwijl de band teerde op het succes van ‘Under Color Of Official Right’, kampte Joe Casey in 2014 met het overlijden van zijn vader en de Alzheimer van zijn moeder. Muziek blijven schrijven bleek voor Casey de enige uitweg en dus is derde album ‘The Agent Intellect’ een allesbehalve comfortabele ervaring geworden.

“He walks into the temple. / It falls. / It always falls.” Bezwerend gonst de bariton van Casey door lead single Why Does It Shake?, zinspelend op de aftakeling van zijn moeder. Het is karakteristiek voor een plaat die draait op weemoed en melancholie, meer nog dan op de twee voorgangers. De band uit Detroit is diep gegaan, schuurt en knaagt en ontroert voortdurend. In de sinistere post-punk van Protomartyr voelen de vocalen als een instrument en Casey bespeelt ze met verve, voortdurend variërend tussen moedeloos en furieus. De donderwolken wijken nimmer op ‘The Agent Intellect’. Er ligt altijd een gierende gitaarmuur op de loer. Zo ontaardt het vriendelijke begin van Pontiac 87, over het bezoek van de paus aan Casey’s hometown, al snel in een spinnijdige beukpartij.

Met genre- en generatiegenoten Ought en Parquet Courts heeft Protomartyr veel gemeen. Allen trappen tegen de gevestigde orde en ook de zangstemmen vertonen een merkwaardige gelijkenis, maar als het om drift en geslepenheid gaat troeft Protomartyr zijn collega’s met gemak af. ‘The Agent Intellect’ boort zich in al zijn intimiteit en droefenis een weg naar je hart (en de jaarlijsten), al is enige volhardendheid van de luisteraar vereist.