Interview

Jasper Boogaard (Nagasaki Swim) op zoek naar een thuis: “Ik realiseerde mij dat het niet veel voorstelt”


1 april 2021

The Mirror is een nieuw, zelfverzekerd hoofdstuk in het boek van de jonge muzikant, labelbaas en geluidstechnicus Jasper Boogaard uit Rotterdam. Na een rits muzikale avonturen op Nederlandse bodem brachten zijn rusteloosheid en hang naar escapisme hem naar Philadelphia, waar hij – althans voor nu – zijn muzikale ‘sense of belonging’ vond.

Tekst Robin van Essel
Foto’s Niek Hage

Wanderlust’: het laat zich maar moeilijk vertalen. Het officiële Nederlandse ‘reislust’ dekt de lading niet, dat klinkt als domweg zin hebben om op reis te gaan. Wanderlust beschrijft de diepere, inherente behoefte aan het ontdekken van nieuwe plekken en het najagen van nieuwe inzichten – zowel fysiek, mentaal als moreel. Op zoek naar de plek waar je spiritueel thuishoort.

Met name in de naoorlogse Verenigde Staten vond de wanderlust-thematiek zijn weg naar de muziek en literatuur. De schrijvers van beat-generatie, zoals Jack Kerouac, Allen Ginsberg en William S. Burroughs, bouwden hun hele narratief op de reizen die ze maakten door het uitgestrekte continent. In hun voetstappen traden rondzwervende muzikanten zoals Leadbelly, Woody Guthrie, Pete Seeger en ook Bob Dylan, die daarmee wanderlust vastmetselden in de genres die we nu folk en americana noemen. Vandaag de dag scharen we namen als Mount Eerie, Sun Kil Moon en Damien Jurado, om er maar een paar te noemen, onder hetzelfde kopje.

De dubbelzinnigheid van het wanderlust-thema zit hem maar al te vaak in de moeizame, dubbelzinnige relatie die de verteller met zijn thuisfront heeft. Een fundamentele rusteloosheid dwingt hem altijd te dromen over het ontdekken van nieuwe plekken en ervaringen. Maar eenmaal daar, realiseert hij zich de mate waarin zijn afkomst zijn persoonlijkheid heeft gevormd, en hoe onmisbaar die plek is.

Dromen mag hier niet
De net zo rusteloze Jasper Boogaard, de muzikant die schuilgaat achter Nagasaki Swim, had zijn ‘wanderlust-moment’ begin vorig jaar in Chicago. Hij was daar voor een bezoek aan de studio van de legendarische producer Steve Albini en tijdens een ommetje door de stad stond hij plotseling oog in oog met Anish Kapoors kunstwerk Cloud Gate, een enorme kwikzilveren pelpinda die in de volksmond ‘the bean’ wordt genoemd.

“Terwijl ik daar stond, dacht ik: dit is helemaal niet chill. Ik vond het niet erg om alleen in de Verenigde Staten te zijn. Maar zo in mijn eentje bij een toeristische attractie waar iedereen maar naar stond te kijken, realiseerde ik mij dat het niet veel voorstelt, wanneer er niemand is om het de ervaring mee te delen.”

Voor zijn verblijf in de Verenigde Staten woonde Boogaard al zijn hele 23-jarige leven in Rotterdam, waar hij zich naast een studie voor geluidstechnicus en het runnen van cassettelabel Coaster Records vooral bezighield met allerlei muzikale projecten. Met zijn emopopband Goodnight Moonlight maakte hij meerdere EP’s, hij nam voor zijn synthwave-gelegenheidsproject Midwinter Bonfire een album op en bracht begin dit jaar nog de geïmproviseerde ambientplaat PLACE uit, die hij maakte met Roel van der Meulen.

Voor Boogaard zijn die uiteenlopende muzikale avonturen vooral onderdeel van een zoektocht naar een eigen geluid. Hun grote gemene deler: zijn moeizame relatie met Nederland. Men weet hier – in tegenstelling tot het internationale publiek dat hij via allerlei online platformen bereikt – zijn verregaande DIY-mentaliteit maar niet op waarde te schatten.

Die weerstand is wederzijds, vertelt hij: “Ik heb altijd het idee dat Nederlandse bands eerst gaan zitten bedenken hoe ze spraakmakend worden. Wat voor kostuum ze aantrekken op het podium en zo. Dat kan heel cool zijn, maar het voelt ook geforceerd. Nederland is gewoon niet zo romantisch. Alles is rationeel, to the point. Dromen mag hier niet. Ik streef wel naar internationale erkenning, ja.”

Philadelphia
Zelf luistert Boogaard het liefst muziek waar die authenticiteit voorop staat – hij is groot fan van folky muzikanten als Mount Eerie en Woods, maar ook van turn-of-the-century emobands als American Football. Een tijdje geleden viel hem ineens op dat de paden veel van zijn favoriete muzikanten en technici kruisten op een specifieke plek: de Headroom Studios in Philadelphia. Onder andere Thin Lips, Diet Cig, (Sandy) Alex G en Modern Baseball namen er platen op. Dus wanneer hij eind 2019 stage moet lopen voor zijn studie, is de keus snel gemaakt: hij vertrekt naar Philadelphia.

In Philadelphia ontstaat zijn nieuwe project, en voorlopig muzikale eindstation, Nagasaki Swim. De muziekscene van de stad mag hier niet zo bekend zijn, in de Verenigde Staten denken ze daar anders over. ‘Philly’ ligt ingeklemd tussen New York City en Washington D.C. maar is lang niet zo hip, belangrijk of duur en de lage levenskosten trekken veel muzikanten en andere creatievelingen.

Boogaard voelt zich er op zijn plek. Hij woont in een gedeelde Airbnb en zijn dagen als stagiair in de Headroom Studios zijn tot de nok gevuld met muziek. “Het zijn workaholics daar. Ik zat volle dagen in de studio, naast de engineer mijn notitieblok vol te schrijven, tot één à twee uur ’s nachts. Na het werk gingen we vaak direct door naar een optreden.” Ondanks zijn eerdere ervaring als technicus, steekt hij een hoop op: “Ze waren een stuk perfectionistischer dan ik verwachtte op basis van de muziek die er ooit is opgenomen. Ik kan nu een mix een stuk strakker maken om het allerbeste eruit te halen en tegelijk een levendige, open DIY-sound houden.”

Thuiskomen
Kort nadat Boogaard na drie maanden stage terugkeert in Rotterdam, gaat het hele land op slot. Net zoals iedereen noodgedwongen aan huis gekluisterd, duikt hij zijn eigen thuisstudio in om zijn nieuw verworven kennis toe te passen op de muziek, die uiteindelijk The Mirror zou gaan vormen. De sound zat al in zijn hoofd, maar hij kan die nu daadwerkelijk vastleggen. Dat bewustzijn voelt bevrijdend: “Ik heb goed gekeken naar wat vrij en los moest klinken en wat juist strak. Die combinatie vind ik mooi. Big Swan is bijvoorbeeld een kort, weird nummer dat bijna hetzelfde klinkt als de eerste opname. Het nummer Company heb ik juist zo strak mogelijk gemaakt, maar dan met gekke distortion erover die het interessanter maakt om te luisteren.”

Ook tekstueel zat Boogaard nog stevig met zijn hoofd bij zijn afgelopen verblijf in de Verenigde Staten. Zowel de hoogte- als dieptepunten: The Bean gaat over zijn kortstondige crisis tijdens het uitstapje naar Chicago, het liedje Company verwoordt precies dat ambigue gevoel van zowel thuis als weg willen zijn. Zonder zijn verblijf in Philadelphia had hij deze plaat nooit kunnen maken, zegt hij. “Ik was klaar met Nederland, maar halverwege de opnames realiseerde ik mij dat ik het in Rotterdam ook goed heb. Dat ambigue is mijn constante state of mind. Ik ben een thuismens, maar streef ook naar escapisme. Dat is soms frustrerend, maar ik heb er vrede mee.”

Zo heeft zijn trip naar de Verenigde Staten hem niet geheel bevrijd van de wanderlust, maar zeker is dat Boogaard na lang experimenten met uiteenlopende projecten voorlopig in elk geval zijn muzikale thuis gevonden heeft. De muziek op The Mirror is dan ook niet toevallig een behoorlijk eigenzinnige versie geworden van de met wanderlust ingegeven alt-folk en americana van de artiesten die hij als voorbeelden ziet. Atypisch Nederlands is het nog steeds en ook de parallel met zijn eerdere werk is er – hoor bijvoorbeeld die vreemde, ambient-achtige field recordings in de interludes.

Maar tegelijk voelt de plaat zelfverzekerd en ontspannen, alsof hij wil zeggen: ik heb mijn sound gevonden – voorlopig dan. En inderdaad, zo besluit hij: “Deze plaat is hoe ik zou het liefst wil klinken. Ik heb nu zin om dit verder uit te zoeken, volgens mij kan ik hier nog allerlei richtingen mee op.”