Interview

Loes Wijnhoven: “Ik voel me Loes van Clean Pete die een boek heeft geschreven”


12 april 2021

Onafscheidelijk zijn ze, de gezusters Wijnhoven. Wie Loes zegt, zegt bijna volautomatisch Renée. In het afgelopen jaar hadden de tweelingzussen van Clean Pete echter allebei een eigen project. Beiden maakten ze een bevalling door. Waar Renée een kerngezonde zoon op de wereld zette, daar liet Loes haar eerste boek het levenslicht zien. Met De Hotelgids biedt ze een inkijkje in het leven van klassiek zangeres Louisa, een fictief karakter dat onmiskenbaar trekjes vertoont van de onbevangen vrijheidszoeker in haarzelf.

Tekst en foto’s Niels Steeghs

Op een prachtige voorjaarsdag kruipen we door het raam van Wijnhovens appartement naar het gedeelde dakterras van haar woongroep, een bijzondere vrijplaats op luttele meters van het station van Nijmegen. Op de plek waar ze veel aan haar debuutroman werkte, spreekt ze nu openhartig over het proces er naar toe, op basis van citaten uit haar eigen debuut. Het idee te gaan schrijven had ze altijd wel, maar dat leek meer iets voor later. Toen uitgeverij Das Mag – waar Wijnhoven als lezer al liefhebber van was – zich meldde, ging het hard en werden de eerder opgetekende schetsen steeds scherper. Juist de avonden en belevenissen met Clean Pete vormden de beste inspiratie voor het schrijven, zegt ze zelf. “Dat was zo’n fijne wereld; als ik ’s nachts thuiskwam na een show, was het fijn om daar in te duiken, met de adrenaline van het optreden nog in mijn lijf. Dan ging ik weer hier zitten, met iets warms aan. Toen ik veel te doen had met Clean Pete was ik heel productief. Bij een optreden treed je zo enorm naar buiten toe, ik vond het fijn om me juist met het schrijven naar binnen toe te richten.”

Optreden voelde vanaf het eerst moment als abseilen: laten vallen en daarna gaat het vanzelf

“Ja, die zin gaat zeker over mijn eigen ervaring. Wat daar staat, klinkt honderd procent als podiumangst. Het is gedeeltelijk angst en ik zeg ook heel vaak tegen mezelf: het begin is eng, daarna ga je. Maar ik wíl het ook heel graag. De adrenaline, de overwinning als je het hebt gedaan, dat is zo’n grote beloning. Elke keer is het weer een gevoel dat het een wedstrijd is die je kan winnen of verliezen. En je wint ‘m niet vaak, voor mijn gevoel. Heel af en toe – één of twee keer per jaar – hebben Renée en ik allebei het gevoel dat het écht was zoals het moet zijn. Dan ontstaat er een sfeer dat je met band en publiek in een wereldje zit.”

Zo’n gedeelde wereld ontstaat er niet met een boek. Niet op dezelfde tijd en plaats tenminste. Nu komen de reacties veel meer verspreid binnen. Dat houdt Wijnhoven zeker bezig, erkent ze. “Het voelt heel erg van ‘hallo? Wat vindt iemand ervan?’ Ik zie niemand. Daarom deel ik al die mensen die het lezen in mijn Insta-stories. Dan zie ik tenminste dat het leeft. Nu realiseer ik me meer dan ooit tevoren hoe dat is met Clean Pete: dan bepalen we samen dat we iets vets gemaakt hebben en gaan we daar achter staan. Nu doe ik dat alleen. Het is het meest kwetsbare dat ik ooit heb gedaan. Verschrikkelijk. Het is dat ik het schrijven zo leuk vind, anders zou ik zeggen: ik ga het nooit meer doen, haha.”

“Over een tijdje kon ik naar iedereen die met mijn hotelgids rondliep roepen: Die is van mij!”

De hoop die Louisa had, dat was zeker ook die van Loes. Als het boek klaar was, dacht ze het van de daken te schreeuwen. Van trots, van opluchting. Dan zou ze zich schrijver voelen, zoals Louisa zichzelf op een gegeven moment ook als schrijfster introduceert. Dat bleek iets anders uit te pakken. Er veranderde weinig, behalve dat de bevlogen Wijnhoven liefst zo snel mogelijk weer de pen ter hand neemt. “Ik zat hier zo in mijn hersenpan te graaien, voelde me zo zelfverzekerd toen ik het schreef. Ik wist wat ik aan het doen was, kende de hoofdpersoon door en door, wat ze aan had, wie ze was, met wie ze was. Tot het moment dat ik het in de winkel zag liggen, voelde het goed. Nu ik het moet loslaten, mis ik het. Het schrijven was zo fijn. Nu zit ik hier met mezelf, zonder iemand anders om het op te projecteren. Ik heb het gevoel dat het verhaal nog niet af is. Ik hoop dat het een succes wordt, zodat ik deel twee, drie, vier, vijf en zes kan gaan schrijven. Dat voelt het beste voor mijn mentale gezondheid”, zegt ze, terwijl er weer een brede glimlach verschijnt.

“Wat ik heel leuk vond, was dat heel veel mensen uit de muziek het boek aan het lezen waren. Ik voelde zo veel support. Mensen die ik nog nooit een boek had zien posten, zag ik nu opeens met mijn boek. Zo voelde ik me toch vooral muzikant die een boek heeft geschreven. En dat terwijl ik had gedacht nu het schrijversgevoel meer te hebben. Ik voel me Loes van Clean Pete die een boek heeft geschreven.”

Vrijheid kun je niet vinden op de plek waar je naar verlangt, maar op de plek waar je bent

De Hotelgids is speels, lichtvoetig, met een karakter dat zich nog steeds meisjesachtig gedraagt, maar soms ook vervalt in melancholie. In de promotie van het boek wordt verwezen naar Bridget Jones’ Diary en Sex And The City. Toch veert Wijnhoven nog wat meer op als de titel Into The Wild valt. Net als in dat verfilmde, waargebeurde verhaal, zoekt de eigengereide en ongeremde Louisa naar iets van die ultieme vrijheid. Niet zoals de hoofdrolspeler van Into The Wild in een verlaten en verroeste schoolbus in niemandsland, maar juist in het hart van de beschaving. En ondanks dat alles toch ook eenzaam. “Het gaat helemáál niet over die nachtelijke avonturen, het gaat veel meer over iemand die op innerlijke zoektocht is naar vrijheid, naar zichzelf. Die hotelgids, die mannen, die liefdes zijn een middel. Het is geen Sex And The City. Lichtvoetig is een woord dat erbij past, al klinkt het dan misschien weer teveel als Bridget Jones. Het heeft diepgang. Louisa is dertig, maar voelt zich toch nog een meisje. Wie van dertig noemt zichzelf nou een meisje? Ik wel. Ik vind het leuk om een tikje onbezonnen te leven. Ik ben heel zelfstandig, maar ik zit niet heel erg vast in dingen.”

Dat de personen Louisa en Loes dicht bij elkaar zitten, moge duidelijk zijn. Een muzikale carrière, schrijvende aspiraties, een zus die heel dichtbij staat en nog veel meer. Maar dan flink uitvergroot. “Het is echt geen autobiografie, er zitten heel veel dingen in waarvan wel duidelijk is dat het niet zo is. Zij probeert telkens door het schrijven iets van zichzelf te leren begrijpen. Die hotelgids kan haar niks schelen, het is het ontdekken van hoe ze wil leven. Wil ze vrij zijn? En wat is dat vrij zijn? Is dat zonder vriendschap, zonder relatie, zonder woning zijn? Het antwoord is nee, want ze doet van alles en voelt zich nog steeds niet vrij. Ze leert wel zichzelf beter kennen, het geeft een soort berusting.”

“Ik had in tegenstelling tot de poetsende mensheid het leven geaccepteerd voor wat het was: chaos

Van de chaos die Wijnhoven beschrijft, is nu weinig te merken. Met een reden. Omdat ze met regelmaat volk over de vloer krijgt om over het boek te praten, heerst er nu meer orde, erkent ze zelf. Ook haar boekenkast – een dierbaar bezit – oogt ordelijk. “Ik dacht steeds vaker: wat maakt het uit of het hier een rotzooi is of heel netjes. Ik merkte telkens dat ik ging opruimen als de chaos te groot werd. Toen bedacht ik dat poetsen niks anders is dan een wanhopige poging om grip te krijgen op de chaos. Als ik het niet opruim, dan accepteer ik dat het een chaos is, dat mijn leven soms een bende wordt. Het schrijven gaf mij de kans daar grip op te krijgen.”

Thuis – dat is voor Wijnhoven echt haar woongroep. Daar vindt ze gelijkgestemden, creatievelingen, dwarsdenkers. Daar kan ze zijn wie ze is, alleen zijn wanneer ze wil. De woongroep komt meermaals terug in het boek, juist als plek om te koesteren. Als thuisplaat. “Heel veel dingen uit mijn eigen leven heb ik gebruikt, maar niemand moet iets te letterlijk nemen. Het is gebaseerd op gebeurtenissen, met mijn eigen fantasie daarbij. Volgens mij komt niemand er slecht vanaf in het boek, behalve Louisa zelf. Ik heb in dit boek ook wel echt iets geprojecteerd op mijn huisgenoten. Hier kom je nooit alleen thuis. Als ik terugkom van een optreden komt er een huisgenoot thee aanbieden, vragen of ik een biertje kom drinken in de kroeg beneden of een filmpje kijken. Ik woon alleen, maar tegelijk met allemaal mensen samen. Daar ben ik enórm aan gaan hechten. Zeker in zo’n coronajaar. Stel dat ik nu ergens in een appartementje had gezeten, dan was ik pas echt alleen.”

“Bij de laatste afspraak zei de uitgever dat ik meer moest ‘leven’”

Het voorgaande citaat is er een van Vincent, een karakter dat Louisa ontmoet in Amsterdam en onmiskenbaar overeenkomsten vertoont met de schrijver die Thomas Heerma van Voss opvoert in zijn roman Condities. Heerma van Voss werkte samen met Wijnhoven aan het verfijnen van haar verhaal. “Telkens als ik weer een stuk van het verhaal af had, liet ik hem lezen en kreeg ik kritisch commentaar terug, met zijn sterke blik op taal. En ik was het lang niet altijd met hem eens. Hij leerde me woorden weg te laten. En hij zegt vaak: ‘Hoe zie ik dat?’ Als ik schreef dat ik me verdrietig voelde, bijvoorbeeld. Waar je dat aan ziet, het objectiever beschrijven. Dan hoef je het niet echt te zeggen, maar laat je het de lezer voelen. Hij kent heel goed de taalregels. Al heb ik dat soms ook genegeerd. Een zin mag grammaticaal imperfect zijn. Het gaat over een vrij onrustig persoon, dus de zinnen hoeven niet allemaal heel clean te zijn. Soms mag het een brei zijn.”

“Je bent de eerste die de link met Thomas’ boek legt. Thomas is een heel ander persoon dan ik en Vincent is zelfs zo ongeveer het tegenovergestelde van Louisa. Louisa heeft een idee en gaat ervoor, Vincent is zo iemand die het leven al heeft opgegeven. Dus ik had zoiets van: wat zou er gebeuren als die twee elkaar ontmoeten? Dat hoofdstuk vond ik geweldig om te schrijven. Ze hebben allebei iets aan die ontmoeting. Hij ziet iets in haar, zo van: ik kan iets gaan beleven. Zij ziet een scherpe blik in hem. Het voelde wel heel slecht om haar te laten doen wat ze doet. Louisa laat hem in de steek en gaat vrij intuïtief door, want anders raakt ze met hem verstrikt in iets dat ze niet wil.”

Net als bij een goede film had ik het gevoel dat ik om mijn leven echt goed te kunnen begrijpen, ik het nog een keer zou moeten zien om alle details mee te krijgen

Ook als Louisa in Parijs de Franse kunstenaar Louis ontmoet, vaart ze op haar intuïtie. In een kasteel vindt ze stiekem uit dat hij van elke vrouw met wie hij op date gaat een schilderij maakt. En dus popelt Louisa om uit te vinden wat hij van haar gaat maken. Klinkt dat niet als een nummer van Clean Pete? “Haha, ja, wat is dat nu voor een rare geestelijke afwijking? Toen ik het schreef had ik het nog niet eens door, maar het hoofdstuk en het liedje Ik Wil een Kunstenaar passen een op een bij elkaar. In het liedje zing ik: ‘Ik wil een kunstenaar die iets van mij kan maken.’ Ze wil dat een ander iets uit haar kan destilleren. In het liedje is het nog wat grappiger en lichter, in het boek is het wel echt een thema. Uiteindelijk moet ik naar mezelf kijken en zien wie ik ben.”

“Er wordt vaak gevraagd of ik bindingsangst heb. Alsof er een grote problematiek aan ten grondslag ligt en je niet mag verlangen naar heel vrij leven. Als andere mensen andere verlangens hebben dan jij, dan gaat het opvallen. Ik heb helemaal geen behoefte aan een vaste relatie. Het boek heeft me zeker geholpen daar woorden aan te geven. Dat als je over Louisa leest hopelijk echt gelooft dat ze zo wil leven, en niet stiekem toch verlangt naar een vaste relatie. Het kan elk moment omslaan. In een volgend boek kan ze zomaar verliefd worden.” Lachend: “Ik heb zelf geen last van die verwachtingen. Er komen leuke verhalen voort uit hoe ik leef, zo heb je ook iets om over te schrijven.”

Je moet voor de zekerheid iets meenemen ter bescherming
– aldus de moeder van Louisa.

“Er overkomt haar niets, wat eigenlijk wel opvallend is als ik er nu over nadenk. Ze is zo zelfverzekerd, twijfelachtig over zichzelf, maar tegelijk ook doelgericht. Mijn moeder zou eerder tegen me zeggen dat ik op moet passen. Ik vergeet die gevaren. En zelfs bij het geven van interviews zegt ze dat ik mezelf moet beschermen door te zeggen dat het een en al fictie is. Dat vind ik zo lief van mijn moeder. Het is een heel kwetsbaar boek, dus ik moet ook door het stof en zelf kwetsbaar zijn. Mijn moeder vindt het doodeng. Ze heeft het boek heel snel gelezen, ze wilde weten wat er ging gebeuren. Ze zou beter slapen als ik een normale baan had. Ik snap heel goed wat ze bedoelt, ik voel mezelf heel kwetsbaar, maar voor ik het weet heb ik toch weer iets wat ik uit wil gaan voeren.”

Ongetwijfeld voelt het voor moeder Wijnhoven dan ook een stukje meer geruststellend wanneer de beide zussen straks weer samen als Clean Pete op pad gaan. Ook nu Addo – het zoontje van Renée en Anne Soldaat – er is, zit de eeneiige tweeling nog steeds heel dicht bij elkaar. En ook al staat de naam van Loes op de voorkant van het boek, Renée was wel degelijk meer dan nauw betrokken bij de totstandkoming van haar vrijheidsverklaring. Stiekem dus toch een Clean Pete-productie? Verlegen lachend zegt Wijnhoven: “Ja, toch wel een beetje. Niemand heeft zo veel meegelezen als Renée. Elk hoofdstuk las zij. Renée had als enige echt invloed op het verloop van het verhaal. Zij kan tegen mij zeggen: ‘Ik wil dat ze nu zoiets gaat beleven’ of ‘hoe gaat ze reageren als ze op zo’n plek komt?’. Zij mag zulke dingen tegen mij zeggen. Niemand snapt beter wat ik wil maken dan zij. Twee weken voor de bevalling, toen ze echt al op springen stond, heeft ze mijn laatste versie gelezen.”

“Er is tussen Renée en mij niets veranderd. De eerste keer dat ik haar langer sprak na de bevalling hadden we een gesprek in de keuken, terwijl de baby in de kamer lag. Dat hadden we ook twee maanden daarvoor kunnen voeren. Het is nog hetzelfde, alleen met een leuke baby erbij. We zien elkaar nog steeds elke dag en kijken er allebei naar uit om weer met Clean Pete aan de slag te gaan. En ja, ik kijk er ook naar uit om over een maandje of twee weer te gaan schrijven.”