Interview

INTERVIEW: FIDLAR


3 september 2015

Het ‘tweede album-complex’: er is veel over geschreven. En dat is niet voor niets. Wanneer je als band na jaren in de marge een succesvolle debuutplaat uitbrengt, krijg je voor de opvolger te maken allerlei belangen, verwachtingen en de bijbehorende prestatiedruk. Maar wie had verwacht dat ook de laidback feestbeesten van FIDLAR te maken zou krijgen met de classic sophomore slum?

Zac Carper, Brandon Schwartze en broertjes Elvis en Max Kuehn zitten er tamelijk relaxed bij. De Europese tour voor het 4 september verschenen tweede album ‘Too’ duurt maar drie weken. Niks vergeleken met de maandenlange, uitputtende Amerikaanse tour die het viertal dit voorjaar deed. FIDLAR is inmiddels wel wat gewend. Het jaar na de zelfgetitelde debuutplaat uit 2013 speelde, zoop en feestte de band uit LA zich non-stop een weg langs elk Amerikaans en Europees festival. Bij thuiskomst een jaar later begon het viertal meteen aan ‘de lastige tweede’. En dat werkte niet.

Wat ging er mis?
Carper: “We kamen thuis en hadden geen idee wat we moesten doen. We schreven dertig, veertig songs, maar we waren niet tevreden. We probeerden te klinken als FIDLAR, de songs klonken als variaties op de eerste plaat. We schreven niet meer voor onszelf. We waren een soort merk geworden en dat was een vreemde, enge gewaarwording. Maar dat was ook het keerpunt waarop we ons realiseerden dat we tijd nodig hadden om te resetten. Daarop zijn we bijna een jaar lang vooral weg bij elkaar geweest. We hebben toen maar één of twee shows gespeeld. Ik maakte een lange surftrip langs de kust en begon weer te schrijven, omdat ik het wílde, niet omdat het móést. Toen begon het weer te lopen. We moesten duidelijk een stap terug nemen om te realiseren dat het vooral leuk moest blijven.”

Je zei over ‘Too’: ‘For this record we wanted to challenge ourselves to admit we don’t know everything’. Wat bedoelde je daarmee?
“De eerste plaat werd geproduceerd door Brandon en mij. We leefden praktisch in de studio en maakten een plaat omdat het kon. Nu realiseerden we ons dat je in de studio gemakkelijk vast komt te zitten in dezelfde maniertjes van produceren. Dus we dachten: laten we accepteren dat we onszelf moeten dwingen iets anders te doen.”

Is de plaat daarom gemaakt met producer Jay Joyce in Nashville? Dat lijkt nogal een stap.
“Jay is geweldig. Hij doet precies wat een producer moet doen. Hij is heel goed in zorgen dat je niet obsessief bezig bent met een bepaald ritme. Zo van: ‘als je nu eens tada tada tada da da speelt, in plaats van tadadadadadadada’. In de basis zijn het allemaal FIDLAR-songs gebleven, maar we hebben niet dezelfde plaat opnieuw gemaakt.”

Dat zeggen bands altijd, maar wat is er dan precies anders?
“Dat klopt, we zijn dezelfde band, we maken niet ineens hiphop of zo. Het is vooral iets dat we onszelf voorhouden, omdat wij het belangrijk vonden. Maar de plaat is dit keer live opgenomen, dat geeft een andere feel. Dat kon eerst natuurlijk niet omdat Brandon of ik achter de knoppen zaten. Ook waren de songs altijd behoorlijk simpel: coupletje, refreintje, coupletje, refreintje, staccato gezongen en met dikke, dubbele gitaarlagen. ‘Fidlar’ was een hele harde plaat. Nu zit er meer melodie en dynamiek in de songs. We hadden beschikking over andere instrumenten in Jays studio, zoals een mellotron of een orgel. Soms zeiden we: ‘laten we het hier bij één gitaarlijn houden.’”

De tracklist valt ook op. Naast de titels zoals we die van FIDLAR gewend zijn (40oz On Repeat, The Punks Are Finally Taking Acid), zijn er ook titels als Sober, Overdose, Stupid Decisions en Bad Habits. Zijn jullie volwassen geworden?
“Het gaat over de slechte kanten van feesten (lacht)! Maar serieus: ik denk dat we opgroeien, ja. Dat feestimago is saai, want hoe kan je verder ontwikkelen, weet je wel? Het is wel een beetje irritant dat we steeds gezien worden als feestband. Op zich kan ik dat, door songtitels als Cheap Beer en Cocaine, niemand verwijten hoor, maar als mensen beter zouden luisteren, zouden ze horen dat het meestal geen feestsongs zijn, zelfs niet die op de eerste plaat. Het voelde goed om ze snel en hard te spelen, maar de teksten zijn altijd vrij duister geweest.”

Hadden jullie verwacht dat je bij je tweede plaat een grote band zou zijn?
“We zijn nog steeds blut, haha. Voor ons voelt het niet als een enorme sprong, er zijn een paar jaar overheen gegaan. Ik weet niet of we het hadden verwacht. Je ziet de groei en het is geweldig, maar het is niet iets dat je verwacht. Je merkt het aan de kleine dingen. Op festivals spelen we nu later op de avond voor een groter publiek. We hebben nu voor de eerste keer eigen hotelkamers, een tourmanager, iemand voor de merch. Je wil altijd blijven groeien…”

Waar houdt het op? Vorige keer dat The Daily Indie met jullie sprak was jullie droom om met The Hives te touren net uitgekomen…
“Toen wilden we toeren met The Pixies en dat is nu ook gelukt. En nu? The Pixies zijn! Spelen met Jimi Hendrix! Serieus: het is fijn dat we door kunnen gaan en het groeit. Het is nu een carrière en we verdienen eraan. Maar we zijn harde werkers en willen het zo groot mogelijk zien worden. Joey Ramone werd eens in een interview gevraagd naar zijn ultieme doel en hij zei: ‘ik wil de grootste band ter wereld worden’. Dat zei hij over The Ramones! Het is bizar dat zo’n grote band die ambitie heeft. Maar ik denk dat het goed is. Richt je op de sterren en waar je landt, land je. Dat is een verkeerd gebruikte uitspraak van Kanye, inderdaad. Haha!”