Interview

INTERVIEW: The Maccabees


3 september 2015

In 2013, vlak nadat The Maccabees op een handjevol zomerfestivals hadden gespeeld, deelde de band een lange Facebook-post. Hierin vertelde de band dat ze enorm genoten hadden van de shows, dat ze al bezig waren met het opnemen van nieuw werk, en dat fans de groep terug konden verwachten ‘in the not too distant future’. De belofte werd niet ingelost, want deze ‘nabije toekomst’ liet maar liefst twee jaar op zich wachten. Het maken van album nummer vier – ‘Marks To Prove It’ – bleek het lastigste wat de band ooit deed. We interviewen frontman Orlando en Weeks gitarist Felix White.

“Na de laatste ‘Given To The Wild’-shows hadden we er veel vertrouwen in genoeg geleerd te hebben om de volgende plaat er in korte tijd uit te kunnen knallen. Een groot nadeel hiervan is dat we onszelf geen rust hebben gegeven. Na negen maanden hard werken bleken we geen steek verder te zijn. We waren uitgeput, we hadden veel halve ideeën maar geen nieuwe songs, alles stond in een klap stil”, legt Felix uit. Orlando vertelt verder: “De dingen die we schreven werden steeds minder unaniem ondersteund. Waar dit precies door kwam weten we niet. Voorheen als we demo’s hadden lieten we die altijd aan anderen horen om feedback te krijgen. Maar nu wilde ik helemaal niets laten horen, aan wie dan ook. We waren niet trots genoeg op wat we hadden liggen.”

“Het was echt meer een onderbuikgevoel, wat altijd lastig is om echt een vinger op te leggen. Je wilt als band altijd dat je nieuwe album de beste verzameling songs is die je ooit zal maken. Maar at the end of the day is het toch een gevoel dat je zegt of het goed genoeg is of niet”, legt Felix uit . “Het is een complex iets. Alles wat we bij eerdere platen geleerd hadden voelde aan als trucjes wanneer we die opnieuw gingen toepassen, wat snel leidt tot een gevoel van ontevredenheid. Dit maakte het ons als band best lastig.” Wat was dan wel de manier om deze nieuwe plaat te maken? “Ieder bandlid heeft hier zijn eigen visie op. Elk Maccabees-album is telkens een combinatie van vijf verschillende visies geweest, die ieder album ook weer veranderd zijn, maar nu kwamen we er moeilijk uit”, vult Orlando aan.

Het opnameproces is altijd vrij chaotisch, vertelt Orlando: “Felix en ik hebben bij elkaar ongeveer zestig stukken muziek opgenomen. Sommige zijn een refrein, anderen een couplet, soms zijn het willekeurige stukjes. De andere bandleden werken zo ook aan delen muziek, die iedereen meeneemt naar onze thuisstudio in Zuidoost-Londen. Dit vormt al snel een archief aan ideeën waar we met z’n allen dan in duiken om er achter te komen welke dingen bij elkaar passen of als startpunt van een song kunnen dienen. Het kost veel tijd en energie om dit zo te doen, maar het is voor ons de beste manier.” Felix, die de leiding nam in het produceren van het album, vult aan: “Het is frustrerend dat we delen van ons derde album ‘Given To The Wild’ live niet neer kunnen zetten. We hadden onszelf daarom opgedragen dat de nieuwe songs moesten werken in de oefenruimte, en dat ze anders niet op het album zouden komen. ‘Marks To Prove It’ is daarom ook een stuk eerlijker. De muziek op de plaat klinkt ook echt zoals we het op het podium kunnen waarmaken.”

Dé track van ‘Marks To Prove It’ die alle elementen van de plaat in zich heeft is Spit It Out. Na een rustige intro op piano bouwt de song op naar een orkaan aan gitaren en emotionele uithalen. Het was juist deze track die The Maccabees de inspiratie gaf om het lastige proces te voltooien. “Spit It Out was de eerste song waarvan de hele band in één klap wist dat het op het album zou komen,” zegt Felix enthousiast, zichtbaar oplevend nu hij aan dat moment terugdenkt. Het idee waar de song uit ontstond was de piano-intro van Orlando. “Ik was er helemaal tevreden mee geweest als de hele song alleen maar de piano was geweest. Maar vanaf het moment dat de rest van de band langzaam het geheel opbouwde en de song een soort strijdkreet-sfeer kreeg, hoorde ik een heel andere kant van mijn eigen idee. Je moet als muzikant ook het vertrouwen hebben om je bandleden iets met een song te laten doen wat je zelf niet zou bedenken.” Terwijl Orlando nadenkt over een conclusie, maakt Felix zijn gedachte af: “En daarmee wordt zoiets ook een Maccabees-song. Het moet niet worden zoals de één iemand denkt dat het moet zijn, maar zoals wij als band denken dat de song kan zijn.”

Tijdens hun show op The Great Escape vertelde Orlando dat de albumcover niet alleen representatief is voor het nieuwe album, maar er ook voor gezorgd heeft dat een jarenlang niet gespeelde track weer zijn weg naar de setlist gevonden heeft. Orlando: “Toen we op zoek waren naar een beeld dat het album goed samenvat, kwamen we de perfecte afbeelding al snel tegen. De cover is een foto van het Faraday Memorial dat op een grote rotonde vlakbij onze studio staat. De constructie is ontworpen door Rodney Gordon in de jaren vijftig. We hadden het altijd over het hoofd gezien, maar deze foto bracht daar verandering in. De man die de foto gemaakt heeft, heet David Busfielt. Hij heeft de foto al gemaakt in 1964. We hebben veel moeite moeten doen om hem, ruim vijftig jaar later, te vinden en om toestemming aan hem te vragen. De foto heeft er voor gezorgd dat we anders gingen kijken naar het Faraday Memorial. Het is fijn als iets of iemand je opnieuw ergens bewust van maakt, waardoor je naar datgene kijkt met nieuw enthousiasme. Dit is precies de boodschap die ik voelde bij het schrijven van ‘Latchmere’. Het is fijn om op een andere manier naar iets te kijken en eens niet ‘in your lane’ te blijven.”

“Ik heb jaren geleden gezegd Latchmere niet te willen spelen, omdat ik er niet tegen kon dat tijdens rustige nummers ‘Latchmere’ gezongen zou worden door mensen in het publiek. We hoopten dat ze daarmee zouden stoppen als we de song gewoon jaren niet zouden spelen, wat gelukkig ook gebeurde. Door de overeenkomst in boodschap en effect met de albumcover, heeft de song weer een plek in onze show, met een nieuwe context. Eentje die we zelf zien en niet alleen die dronken gasten vooraan.”

 

Foto: Robin Alysha Clemens