Live

London Calling 2021: Britten alom, maar de Hollanders overwinnen


1 november 2021

De knaldrang zal bij London Calling nog net wat groter geweest zijn dan bij andere festivals, kunnen we ons voorstellen. De pandemie heeft niet twee, maar drie edities van het festival in het water doen vallen. De eerste post-corona-editie van het festival is er een die, deels noodgedwongen, back to basics gaat. Het overgrote merendeel van de bands op het affiche is van Britse komaf. Nu zou je kunnen denken dat dit niet voordelig is voor de diversiteit die het festival nu al jaren typeert. Maar dat blijkt hartstikke mee te vallen.

Tekst Jurriaan Hupjé
Foto’s Mirel Masic & Sabrine Baakman

Aan The Lottery Winners de eer om de grote zaal te openen. Het is zes uur op een vrijdag, dus loopt het nog niet bepaald storm in Paradiso. Het doet niks af aan de energie van frontman Thom Rylance, die na elk nummer wel een anekdote of een aantal grappen heeft. De band heeft duidelijk ambities die verder reiken dan een halfvolle grote zaal van Paradiso. Even later begint in de kleine zaal misschien wel het compleet tegenovergestelde van wat we net zagen: de jonge George O’Hanlon heeft niet veel meer nodig dan een gitaar en een stem. Met een half uur aan zachte, introspective ballads wordt gelijk een tegenwicht gegeven aan het bombast van de openers.

We gaan terug de trap af richting de grote zaal, waar Coach Party klaar staat om te beginnen. Het viertal speelt lekkere, noisy indierock en frontvrouw Jess Eastwood schreeuwt regelmatig de longen uit haar lijf. De vergelijking met een band als Wolf Alice is snel gemaakt, wat niet heel raar is aangezien het label van Coach Party, Chess Club, ooit Ellie Rowsell en consorten hielp hun eerste stappen in de muziekwereld te zetten. Het tempo tijdens de set blijft hoog en de gitaren rammelen. De grunge-cover van Lizzo’s Truth Hurts, die de band tegen het einde inzet, valt een beetje uit de toom bij de rest van de set, maar krijgt het publiek wel mee, zeker wanneer deze overgaat in In Bloom van Nirvana. Als het publiek nog niet wakker was na de eerste acts, is het dat nu wel.

Het duurde even, maar het klassieke probleem van London Calling komt toch weer tevoorschijn. Halverwege op de trap naar Odd Morris in de kleine zaal, krijgen we te horen dat deze helemaal vol is. Gedesillusioneerd keren we terug naar de grote zaal waar het optreden gelukkig te volgen is via een groot scherm. In theorie klinkt dit heel goed, ware het niet dat het geluid van de show mengt met dat van Tiña, die op dat moment staat te soundchecken. Nou ja, dan maar wachten op de groep uit Zuid-Londen.

Visueel gezien is alles in ieder geval in orde met die band. Frontman Josh Loftin is vrijwel geheel in het roze gekleed, inclusief imposante cowboyhoed die ergens doet denken aan het soort dat Michael Gira van Swans vaak draagt. Daar houden de gelijkenissen tussen die twee bands ook wel op. Tiña speelt een psychedelisch soort indierock die soms wat speels, dan weer wat broeieriger is. Toetsenist Calum Armstrong heeft duidelijk genoten van zijn blikje Heineken en strooit zijn achtergrondvocalen uit alsof zijn leven ervan afhangt. De sfeer lijkt er goed in te komen en zo hier en daar schudden mensen hun hoofd en dansen ze licht mee. De eerste moshpit kan niet lang meer uitblijven toch?

Een ezel stoot zich niet twee keer aan dezelfde steen? Blijkbaar wel, want zelfs wanneer we tien minuten van tevoren vertrekken bij Tiña om op tijd bij NewDad te zijn, worden we geconfronteerd met een muur van mensen die voor de gesloten deuren van de kleine zaal staan te wachten. Er rest ons niks dan ook maar aan te sluiten en na een kwartier zijn we dan toch binnen. NewDad’s lome indierock voelt als de soundtrack voor een nostalgische jaren negentig coming-of-age-film die je op VHS huurt bij de videotheek om op een druilerige zondagmiddag te kijken met die ene vriend of vriendin die je stiekem meer dan alleen aardig vindt. Geen idee of het er ook zo uit zag, daarvoor stonden we te ver naar achteren.

Het mocht even duren, maar daar is hij dan toch: de eerste moshpit! De eer is aan The Ninth Wave, een viertal uit Glasgow dat moody, duistere synthpop speelt. En dan zijn we pas echt los. Wodan Boys, een garagerockduo uit Den Haag die de kleine zaal een paar uur eerder ook al opende, krijgt na de last-minute afgelasting van Wet Leg een tweede kans en grijpt deze met beide handen aan. Thomas en Mikkie B. gooien hun hele ziel en zaligheid in de muziek en krijgen deze energie dan ook ruimschoots terug van het publiek.

De vrijdag wordt afgesloten door een van de meer gehypte acts van deze editie. PVA is een trio uit de Speedy Wunderground-stal en daar zijn automatisch bepaalde verwachtingen aan verbonden. Gelukkig worden deze geheel ingelost door de bruisende mix van techno, synthpop, dance-punk en disco die de Londenaren spelen. Met een setlist die vooral uit nieuw materiaal bestaat, perst PVA het laatste beetje energie uit het publiek, dat zich gewillig overgeeft aan de dansbare dampen die het drietal ze voorschotelt.

Op zaterdag vinden we de enige echte clash van het weekend. We worden gedwongen te kiezen tussen het Amsterdamse trio REX of de in Londen woonachtige, Nieuw-Zeelandse Molly Payton. Met pijn in het hart kiezen we voor Payton. In de kleine zaal aanschouwen we iemand die duidelijk onder de indruk is dat ze hier mag staan, maar zich desondanks behoorlijk goed staande houdt. Haar frisse indierock doet denken aan Soccer Mommy en Snail Mail. De ballads, waar er een hoop van zijn, zijn heel leuk, maar het wordt pas echt interessant wanneer Payton het tempo opschroeft en er een rocker uitgooit.

In de grote zaal staat The Zen Arcade klaar. Vorig jaar bracht de groep uit Ierland een EP uit met drie nummers en een totale lengte van bijna dertig minuten. Dat lijkt indrukwekkend, ware het niet dat een goede 22 minuten hiervan bestonden uit een aflevering van de band’s podcast Higher Fidelity. In Paradiso ligt de verhouding muziek en praten gelukkig wat anders en krijgen we 45 minuten lang een aparte mix van garagerock en rockabilly te horen, met zo nu en dan een knetterende mondharmonica-solo. De gitarist lijkt te gaan waar zijn instrument hem leidt en reageert best realistisch wanneer de bassist op enig moment doet alsof hij hem neerschiet met zijn bas.

We hebben onszelf de kunst van het tijdig naar de kleine zaal vertrekken inmiddels aangeleerd en staan zo uiteindelijk een goed half uur te wachten op Peeping Drexels. De duistere doch dansbare postpunk van het vijftal is een lekker tussendoortje voordat we weer terugkeren naar niet, zoals we tot laat in de middag verwachtten, King Hannah, maar onze eigen Personal Trainer. King Hannah moest London Calling net als Wet Leg een dag eerder laten schieten door een coronabesmetting binnen de band.

En wie bel je als je last-minute iemand nodig hebt? Inderdaad, Willem Smit, want die weet vast wel een band op te trommelen. En dus genieten we van het achttal bij elkaar geraapte muzikanten, en Smit geniet ook zo te zien. In twee soepele bewegingen doet hij zijn schoenen uit. Hij doet zijn broek snel uit en even snel weer aan. Hij bespeelt een niet ingeplugde gitaar met zijn tanden. Het speelplezier spat ervan af. We hebben een hoop heel leuke Britse bands gezien de afgelopen twee dagen, maar ergens zegt het toch ook wel wat dat ze allemaal omver geblazen worden door de Amsterdammers die een thuiswedstrijd spelen. It’s Willem Smit’s world and we’re just living in it.

We gaan het niet eens proberen om de kleine zaal in te komen voor The Chisel. Eerder vertrekken bij Personal Trainer? Ben je gek? Het grote scherm is wederom onze grote vriend. The Chisel moet wel een van de hardste acts van dit jaar zijn, maar de overdonderende punk van het vijftal zal ongetwijfeld beter binnengekomen zijn als we daadwerkelijk bij ze stonden.

Daarna zien we een stuk van noiserockduo The Lovely Eggs. Deze band gaat al even mee: vorig jaar brachten Holly Ross en David Blackwell hun zesde plaat uit. Bij de show lijkt mix niet heel lekker te zijn. Jammer. Voor de laatste keer vertrekken we naar boven, waar het Zuid-Londense Talk Show klaar staat om de kleine zaal af te sluiten. En hoe! De groep sprong er niet noodzakelijk uit op het affiche maar in een livesetting richt het viertal al zijn energie op zijn muziek en stijgen ze boven zichzelf uit. Het publiek wordt helemaal om de vinger gewonden en op het hoogtepunt springt een goede driekwart van de mensen in de zaal wild op en neer. Prachtig ook om te zien hoe frontman Harrison Swann zichtbaar geraakt is door de reactie op zijn muziek.

Zo wordt maar weer bewezen dat je veel beter in een volgepakte kleine zaal dan in een halfvolle grote kunt staan, iets waar afsluiter Chubby and the Gang waarschijnlijk wel over mee kan praten. Tegen de tijd dat de garagerockers het podium van de grote zaal betreden, zijn er niet veel mensen te vinden. Gaandeweg het optreden neemt de menigte toe en vormt zich zelfs een moshpit, maar volgepakt wordt het nooit.

Desondanks is Chubby and the Gang zeker een waardige afsluiter van de eerste London Calling in twee jaar. Het was, begrijpelijkerwijs, een wat andere editie van het festival dan pre-corona, zonder echte publiekstrekkers en de internationale diversiteit waar London Calling het afgelopen decennium zo hard aan heeft gewerkt. Editie 2021 moet vooral gezien worden als een poging terug te gaan naar de kern van het festival: gedurende twee avonden hebben we een dwarsdoorsnede van het belachelijk diverse Britse muzieklandschap voorgeschoteld gekregen, van singer-songwriters naar postpunk naar synthpop naar dance-punk. Zo doet London Calling alsnog steeds waar het al jaren zo goed in is: ontzettend interessante nieuwe muziek een podium geven.