Interview

De Duitse avonturen van het Utrechtse Coppersky


28 juni 2016

De Utrechtse rockers van Coppersky zijn goed bezig, en dan vooral bij onze oosterburen. De band tekende in 2015 bij het Duitse punklabel Uncle M, bracht de prima ontvangen tweede plaat If We’re Losing Everything uit, en daarop volgde ook nog eens een flinke tour in Duitsland. Ze zijn inmiddels weer terug, dus hoog tijd om bij te praten met zanger Martijn Zwart, bassist (en tevens broer) Robert Zwart en drummer Ray Kornet.

Robert, Martijn en Ray schuiven aan in de zonovergoten tuin van The Village Wolvenplein aan de Utrechtse Singel. De twee laatstgenoemden werken ook als barista bij The Village, Robert heeft tevens een koffieverleden. Samen met andere Zwart-broer Erik en gitarist Jeffrey van Driest houden ze desondanks tijd over om samen muziek te maken. In 2013 verscheen debuutplaat Relief, Be Around The Bend en twee jaar later EP Coppersky. In maart dit jaar stond De Helling in Utrecht vol voor de release van hun tweede, persoonlijke langspeler vol melancholische punkrock, waarop ze bewijzen steeds meer een eigen smoel te krijgen. Eentje die in Nederland nog niet honderd procent lijkt aan te slaan, maar bij de buren des te meer.

Martijn, volgens jou werkt jullie muziek veel beter in Duitsland dan in Nederland. Hoe komt dat, denk je?
Martijn: “Duitsers luisteren gewoon meer gitaarmuziek, veel breder ook. Onze muziek past daar beter. Ik kan er niet een specifieke reden voor geven, maar het werkt. Ons label zit in Duitsland en doet de albumpromotie daar. We hebben best veel airplay gekregen daar en waren plaat van de week bij een paar radiostations. We slaan daar goed aan en in Nederland wat minder. Ik heb er wel achteraan gezeten bij 3FM, maar het is ‘m niet geworden.”
Ray: “De focus lag daar ook niet echt op.”
Robert: “Nee, die lag op Duitsland. Niet dat we nu klaar zijn met Nederland, maar door het Duitse label en onze Duitse boeker kwam dit open te liggen en dit vinden we mega-interessant. Hier gaan we alles uithalen.”

Nou, vertel, hoe was de Duitse tour?
(In koor): “Supervet!”
Ray: “Ik vond het aller vetst dat we echt goede vrienden gemaakt hebben. Je speelt ergens een show en dan komen er gasten die vijf uur moeten rijden om jou te zien. Die doen dat gewoon, die komen langs. Ze hebben het qua tijd niet eens gered om de show te zien, maar ze wilden hangen met ons. Dan word je vrienden en dat vind ik echt bijzonder.”
Martijn: “We mochten ook logeren bij een stelletje in Meppen na onze show. Ik had ze pas die dag voor het eerst ontmoet. Hij stuurde mij een sms’je, hij had mijn nummer via de boeker of zo, en vertelde dat hij wel een plekje had.”
Robert: “Je merkt aan deze mensen dat zij er zo erg voor leven om bands op te vangen, naar festivals te gaan of zelf iets te organiseren. Dat ken ik hier niet echt.”

Welke verschillen merken jullie dan, als je Duitsland met Nederland vergelijkt?
Martijn: “Mensen waren daar echt aan het grooven op onze muziek. Eén weekend speelden we in Heidelberg en Trier, twee kleine, supermooie steden. We speelden in een of ander afgelegen kraakding om half één ’s nachts. Mensen waren aan het drinken, de hele zaal was vol, en toen we begonnen te spelen deed iedereen direct mee. Meteen interactie, meteen energie terug beuken. Wij zeggen altijd voor een show: dit is onze party hier op het podium. We willen mensen erbij hebben, maar wij zijn de partystarters. We gaan niet wachten tot mensen naar ons toekomen, we gaan lekker spelen en jammen. Mensen dansten keihard en er ontstond zelfs een moshpit. Dat gebeurt normaal nooit bij ons. In Nederland heb ik dat nog nooit meegemaakt. Heel bijzonder.”
Ray: “Ja, zeker als je er voor het eerst komt en dan meteen zo’n toffe feedback krijgt. Kijk, we maken er wel eens een grapje over. In Nederland heb je de befaamde Dutch Gap. Je speelt voor een halfvolle zaal. Dan heb je dus het publiek, een gat, en dan de band. Als je daar in Duitsland voor een zaal speelt waar niet zoveel mensen zijn heb je een gat, de mensen en de band.”

Mensen durven meer los te gaan?
Ray: “Ja, dat zit meer in die cultuur daar, lijkt het. In Duisburg speelden we in een soort restaurant bij een haven met een mooi uitzicht. Als je op zo’n plek in Nederland speelt denk je al snel: ‘ah, dit wordt helemaal niks’. Dat is daar compleet anders. Iedereen ging aan een lange biertafel zitten. Het was alsof we voor een dinerend gezelschap aan het spelen waren. Eén gast ging helemaal los. De dorpsgek, zeg maar. Toen het klaar was ging iedereen weer lekker met elkaar kletsen. Iedereen wist: ach, die gast gaat helemaal los, tof! Hier zou iedereen naar hem staan kijken. Heb je die dorpsgek weer.”
Martijn: “Dat was zó mooi. Iedereen was ook boven de veertig. Ik denk dat we nog nooit zoveel platen en shirts verkocht hebben. Die show was super last-minute geregeld, er was geen gage afgesproken, niks. Ga gewoon, komt wel goed, zei onze boeker. Aan het eind van de show ging een gast met de pet rond. We hebben meer geld opgehaald met die pet dan wat een normale gage is in Nederland. En daarna kochten die mensen ook nog een plaatje van ons. Niet normaal!”

Jullie houden van koffie. Die passie hebben jullie ook toegepast in de tour door coffeeparty’s, toch?
Ray: “Klopt. We vinden koffie heel erg leuk, we drinken allemaal koffie en in elke stad kun je wel koffie drinken.”
Martijn: “Ja, we kunnen alle drie heel goed koffiezetten. Het is Ray’s en mijn beroep, en Robert deed het vroeger ook. Dus gingen we koffie maken voor mensen naast de merchandise-tafel. We hebben ook een show gespeeld en vooraf en nadien koffie staan maken. Dat was supertof. Het was pay what you want, het ging totaal niet om het geld. Plaatjes verkopen, praatjes maken met mensen. Lullen en koffiezetten. Een leuk extraatje erbij.”

In een interview zei Martijn een keer dat jullie geen stadionrockband zijn en daar ook nooit genoeg voor zouden zijn. Leg eens uit?
Robert (lacht): “Dat gaan we ontkrachten!”
Martijn: “Nou, er zijn stadionrockbands die zo ontiegelijk goed zijn, zoals Foo Fighters. Hoe zij een show tweeënhalf uur kunnen doorbeuken.. Dan kijk ik ernaar en denk ik: dit is een doel waar je naar streeft. Die gasten spelen zoveel en zijn al zo lang bij elkaar. Het is geen nederigheid van mij om dat te zeggen, maar meer dat ik me niet daarmee wil vergelijken. Veel stadionrockbands van nu hebben ook een heel plaatje eromheen. Wij zijn eigenlijk best een simpele band. Het mag ook gewoon een beetje rommelig zijn af en toe. Dat zijn onze shows ook. Mensen spreken ons daar wel soms op aan: ‘ja, het was goed, maar wel wat rommelig’, zeggen ze dan.”

Trek je je dat aan?
Martijn: “Ach, dat is die punk in ons. Het hoeft niet allemaal zo perfect gelikt te zijn. Misschien had ik dat ook gezegd omdat we vaak met Kings Of Leon vergeleken worden, een heel gelikte stadionband. Zo’n soort band worden we nooit. Als wij ons liedje Hometown Show spelen, is dat simpelweg keihard beuken. Het hoeft niet zo strak te zijn.
Robert: “Toen wij de plaat Ralief uitbrachten in EKKO, werd er gezegd dat we van zo’n kleine ruimte een stadion hebben gemaakt. Dat is een superpositief compliment dat we ook vaker te horen krijgen; mensen die vertellen dat onze muziek thuishoort in een grotere zaal. Maar wij vinden het juist interessant om ook op de grotere podia een gevoel te creëren alsof je in een café staat met een groep vrienden. Maar eh.. dat we er niet goed genoeg voor zouden zijn. We zijn een beetje een jam-band. Soms gebeurt er gewoon iets terwijl we live spelen. Dan gaan we muziek maken in plaats van dat we de liedjes netjes afspelen zoals het hoort. We zoeken de spanning op van wat je op dat moment met elkaar kunt creëren. Ons label en de boeker vinden dat juist interessant aan ons. Ik denk dat we wel goed genoeg zijn. Zulke bands hebben zoveel routine opgebouwd, ook op andere grote podia. Wij hebben die routine in kleinere vorm gehad en daardoor zijn we ook geschikt voor grote plekken. Ik hoop dat we in 2017 gewoon het hele festivalseizoen meespelen.”

Jullie staan volgende maand op festival De Beschaving. Spelen jullie festivalshows anders dan kleinere clubshows?
Ray: “Op een groot podium kun je lekker hard beuken. Dat kunnen wij wel. Heel eerlijk gezegd is dat ook niet zo moeilijk. Wij proberen nu juist alle grenzen op te zoeken, hoe klein kun je het houden en hoe groot kun je het krijgen. En dat moet wel; wij spelen gewoon in kleine zalen. Als we op grotere podia staan en we die cafésfeer proberen te houden, gaat het misschien nog wel beter. We proberen met die intentie te spelen. Met het idee dat het een groot podium is, maar dat we spelen alsof we hier mét iedereen staan. Niet dat we vóór iedereen staan.”

Jullie zijn ook alweer bezig met het schrijven van nieuwe muziek. De laatste plaat is heel persoonlijk. Wordt het nieuwe album compleet anders?
Martijn: “Ik denk het wel.”
Robert: “Sowieso niet weer precies dezelfde thema’s.”
Martijn: “Maar onze muziek gaat heel vaak over familie, over thema’s die dichtbij liggen. Ik vind het belangrijk om daarover te zingen en muziek te maken.”Ray: “Het maakt ook niet wat eruit komt, als we het maar met elkaar doen.”
Robert: “Ik kan eigenlijk niet wachten om weer op te nemen. Dat gaat echt nóg beter worden, ik weet het zeker.”
Martijn: “Dat is het doel, dat wij zelf het gevoel hebben dat we beter worden in het creëren van muziek. Dat wij ook een groei maken. Getallen doen mij niet zo heel veel, daar mag de manager lekker naar kijken. Jullie spelen nu voor 150 man en volgend jaar voor 300 man. Ach, dat maakt me niet zoveel uit. Ik wil dat onze show intenser wordt, dat wij op het podium meer met elkaar gaan spelen ook. We doen steeds meer spontane dingen op het podium. Meer jammen. Zoals Robert al zei, we zijn meer die jamband geworden. Dat is ook een kenmerk geworden van bands die we heel vet vinden zoals DeWolff. Gewoon ter plekke dingen maken.”
Ray: “Wat wel grappig is, is dat ik geloof ik al vijf keer de vraag heb gehad of we allemaal een muzikale achtergrond hebben. Hebben we niet, we hebben ook geen conservatorium gedaan of zo. Ik moet dan altijd wel grinniken, want we zijn allemaal gewoon aan het kloten. Vanaf het begin zijn we aan het kloten geweest.”
Martijn: “Toen jij in de band kwam had jij überhaupt zeven keer een drumstel gezien in je leven. Ik had drie maanden gitaarles gehad en alleen maar wat Metallica-riffjes geleerd. En Robert, jij hebt helemaal nooit iets geleerd, jij hebt het gewoon gedaan.”
Robert: “DeWolff is echt te gek. Wat zij doen wil ik ook met Coppersky. We doen het ook al. Zij spelen altijd alsof het hun laatste show is. Die intensiteit. Nu is het moment. Niet met een idee van over een jaar staan we voor drieduizend man. Nee, we spelen nu die dertig man plat.”
Martijn: “In de plastische zin van het woord blijf je gewoon een entertainer als muzikant. In de middeleeuwen waren muzikanten ook van die mafkezen die gewoon mensen moesten entertainen, die in een hoekje wat muziek stonden te maken en niemand die erop lette. Nu is de band het focuspunt geworden, maar je blijft een entertainer. Wij entertainen door met elkaar heel veel plezier te hebben. En als dat er niet meer is, waar de fuck gaat het dan over?”

Volg Coppersky tijdens hun aankomende shows op Facebook en Instagram.