Feature

TDI Radar: de IJslandse, gitzwarte mix van film noir, dadaïsme, horror en een vleugje David Lynch die Singapore Sling heet


21 september 2017

The Daily Indie zou The Daily Indie niet zijn als we niet eens in de zoveel tijd een band in de schijnwerpers zetten die al tijden goed bezig is, maar volgens ons veel te weinig aandacht krijgt. Een TDI Radar met een duister randje vandaag, want redacteur Jort duikt in de verderfelijke wereld van de IJslandse rock ’n roll-noir (das vanaf nu een genre) van Singapore Sling.

Eind jaren zestig dook in New York City de al gauw beruchte Velvet Underground op, een band die thema’s als drugsverslaving, SM, travestie en moord verpakte in een jasje van aanstekelijke rock-‘n-roll. Er ging een schok door de muziekwereld, want zoiets vulgairs en confronterends hadden de meeste mensen nog niet eerder gehoord. De band verkocht in zijn korte bestaan niet eens bijzonder veel platen, maar groeide wel uit tot een enorm invloedrijke naam in de muziekgeschiedenis.

Medio jaren tachtig was er The Jesus And Mary Chain, een bende in het zwart geklede outcasts uit Schotland die tijdens concerten voor een oorverdovende, schrille hoop takkeherrie zorgde met hun provocerende, dubbelzinnige muziek. De een vond het fantastisch en identificeerde zich met de thema’s waarover de gebroeders Reid zongen, de ander vond het walgelijk, verderfelijk en ontdaan van enige vorm van smaak.

 

Het kon bijna niet anders of vroeg of laat zou er een nieuwe erfgenaam in de lijn opstaan. Black Rebel Motorcycle Club kwam in de buurt, maar de echte troonopvolger in de categorie serial killer rock heet Singapore Sling, een band uit de donkere hoeken van Reykjavik, IJsland. De eerste plaat dateert alweer van 2002 en de band is nog altijd actief, waarmee de leden bewezen hebben een flinke adem te hebben. Maar waarom zijn ze dan altijd zo onopgemerkt gebleven?

Daarvoor moeten we dieper in de muziek van de band duiken. Het debuutalbum van de band opent met een stuwende drumbeat, waar na een halve minuut al meteen een gitaarriff met de distortion op standje tien overheen wordt gekletterd. De gitaren op dit album zijn schel en lawaaierig, de vocalen nonchalant en afstandelijk en de teksten gaan niet veel dieper dan kernachtige rock ’n roll-catchphrases.

Het is een vrij simpel recept, dat Sling-frontman Henrik Björnsson, die de meeste muziek zelf inspeelt en opneemt, gebruikt. Maar het is precies deze formule die de band zo kenmerkend en eigen maakt. Wie op zoek gaat naar een boeiend narratief zal teleurgesteld afdruipen, maar gaat daarmee ook compleet voorbij aan het punt dat de band maakt.

Wat Björnsson en co. doen, is het vermengen van een rijk scala aan invloeden uit de (muziek)kunst en daar een geheel eigen cocktail van brouwen. We horen de drums van The Velvet Underground, de tekstuele stijl van The Jesus And Mary Chain en een flinke lading feedback, maar ook dingen als doo-wop, surf en zelfs industrial komen terug in de negen albums die de band tot nu toe vervaardigd heeft. Björnsson combineert de beste elementen van zijn favoriete muziek om een product te maken dat zowel donker, nihilistisch en kunstzinnig, als catchy en opzwepend is.

 

Het is een contrast dat tot de verbeelding spreekt en een beeld schetst van een post-apocalyptische metropool waar de bevolking massaal aan de heroïne zit en grote rellen aan de orde van de dag zijn, maar waar ook voortdurend een geheimzinnige mist hangt die je een naargeestig, claustrofobisch gevoel bezorgt. Daarmee scharen ze zich tussen namen als William S. Burroughs, Chuck Palahniuk, Dario Argento, Jim Jarmusch, George A. Romero en David Lynch, die allemaal, in meer of mindere mate, een dergelijke esthetiek aanhangen.

Er valt allicht iets te zeggen voor het fenomeen ‘style over substance’, maar de IJslanders lijken zich daar bar weinig van aan te trekken. Ze weten wat ze doen en zijn nog altijd trouw aan hun typerende geluid. Bovendien is het beslist niet enkel hol vertoon wat de band laat zien, het is ook hun filosofie en wereldbeeld. De aarde staat nagenoeg in de fik en dat roept bij heel veel mensen heftige emoties op, van verdriet tot woede. Henrik Björnsson lijkt dat punt ergens al voorbij en toont zich weinig hoopvol, maar vooral heel nihilistisch.

In zijn teksten gaat het vaak over hoe niets er eigenlijk echt toe doet en dat de mensheid allang niet meer te redden is. Het is een pikzwart uitgangspunt, en de man zal in levende lijve ongetwijfeld een iets gezelliger persoon zijn, maar de kern van de zaak blijft dat we in een zieke wereld leven, en Singapore Sling is Björnssons manier om de gevoelens die daarbij horen te ventileren. Het is in die zin vergelijkbaar met metal, ook een stroming die zich kenmerkt door dergelijke emotionele uitlatingen. Maar waar metalgroepen vaak ontstaan rondom thema’s als science fiction en het occulte, verpakt Singapore Sling zijn boodschap in een boekwerk met dadaïsme en donkere cinema op de kaft.

De muziek an sich is ook lang niet zo deprimerend als je op basis van een write-up als deze zou verwachten. Ja, de teksten zijn duister en provocerend, maar de band heeft een uitstekend gevoel voor melodie en verwerkt in vrijwel elk nummer wel een pakkende hook of een smakelijke riff. Voeg daarbij de stevige, pompende ritmesectie en je hebt een geluid dat aanzet tot dansen op de afbrokkelende stenen van het huidige politieke klimaat.  Dit alles maakt Singapore Sling tot een band die alle wensen van de een in vervulling laat gaan, en de ander wegjaagt met zijn mechanische gezoem. Toch dat contrast weer.

Luister hier naar Kill Kill Kill (Songs About Nothing), dat begin dit jaar uitkwam: