The Daily Indie zou The Daily Indie niet zijn als we niet eens in de zoveel tijd een band in de schijnwerpers zetten die al tijden goed bezig is, maar volgens ons veel te weinig aandacht krijgt. Een TDI Radar met een duister randje vandaag, want redacteur Jort duikt in de verderfelijke wereld van de IJslandse rock ’n roll-noir (das vanaf nu een genre) van Singapore Sling.

Eind jaren zestig dook in New York City de al gauw beruchte Velvet Underground op, een band die thema’s als drugsverslaving, SM, travestie en moord verpakte in een jasje van aanstekelijke rock-‘n-roll. Er ging een schok door de muziekwereld, want zoiets vulgairs en confronterends hadden de meeste mensen nog niet eerder gehoord. De band verkocht in zijn korte bestaan niet eens bijzonder veel platen, maar groeide wel uit tot een enorm invloedrijke naam in de muziekgeschiedenis.

Medio jaren tachtig was er The Jesus And Mary Chain, een bende in het zwart geklede outcasts uit Schotland die tijdens concerten voor een oorverdovende, schrille hoop takkeherrie zorgde met hun provocerende, dubbelzinnige muziek. De een vond het fantastisch en identificeerde zich met de thema’s waarover de gebroeders Reid zongen, de ander vond het walgelijk, verderfelijk en ontdaan van enige vorm van smaak.

 

Het kon bijna niet anders of vroeg of laat zou er een nieuwe erfgenaam in de lijn opstaan. Black Rebel Motorcycle Club kwam in de buurt, maar de echte troonopvolger in de categorie serial killer rock heet Singapore Sling, een band uit de donkere hoeken van Reykjavik, IJsland. De eerste plaat dateert alweer van 2002 en de band is nog altijd actief, waarmee de leden bewezen hebben een flinke adem te hebben. Maar waarom zijn ze dan altijd zo onopgemerkt gebleven?

Daarvoor moeten we dieper in de muziek van de band duiken. Het debuutalbum van de band opent met een stuwende drumbeat, waar na een halve minuut al meteen een gitaarriff met de distortion op standje tien overheen wordt gekletterd. De gitaren op dit album zijn schel en lawaaierig, de vocalen nonchalant en afstandelijk en de teksten gaan niet veel dieper dan kernachtige rock ’n roll-catchphrases.

Het is een vrij simpel recept, dat Sling-frontman Henrik Björnsson, die de meeste muziek zelf inspeelt en opneemt, gebruikt. Maar het is precies deze formule die de band zo kenmerkend en eigen maakt. Wie op zoek gaat naar een boeiend narratief zal teleurgesteld afdruipen, maar gaat daarmee ook compleet voorbij aan het punt dat de band maakt.

Wat Björnsson en co. doen, is het vermengen van een rijk scala aan invloeden uit de (muziek)kunst en daar een geheel eigen cocktail van brouwen. We horen de drums van The Velvet Underground, de tekstuele stijl van The Jesus And Mary Chain en een flinke lading feedback, maar ook dingen als doo-wop, surf en zelfs industrial komen terug in de negen albums die de band tot nu toe vervaardigd heeft. Björnsson combineert de beste elementen van zijn favoriete muziek om een product te maken dat zowel donker, nihilistisch en kunstzinnig, als catchy en opzwepend is.

 

Het is een contrast dat tot de verbeelding spreekt en een beeld schetst van een post-apocalyptische metropool waar de bevolking massaal aan de heroïne zit en grote rellen aan de orde van de dag zijn, maar waar ook voortdurend een geheimzinnige mist hangt die je een naargeestig, claustrofobisch gevoel bezorgt. Daarmee scharen ze zich tussen namen als William S. Burroughs, Chuck Palahniuk, Dario Argento, Jim Jarmusch, George A. Romero en David Lynch, die allemaal, in meer of mindere mate, een dergelijke esthetiek aanhangen.

Er valt allicht iets te zeggen voor het fenomeen ‘style over substance’, maar de IJslanders lijken zich daar bar weinig van aan te trekken. Ze weten wat ze doen en zijn nog altijd trouw aan hun typerende geluid. Bovendien is het beslist niet enkel hol vertoon wat de band laat zien, het is ook hun filosofie en wereldbeeld. De aarde staat nagenoeg in de fik en dat roept bij heel veel mensen heftige emoties op, van verdriet tot woede. Henrik Björnsson lijkt dat punt ergens al voorbij en toont zich weinig hoopvol, maar vooral heel nihilistisch.

In zijn teksten gaat het vaak over hoe niets er eigenlijk echt toe doet en dat de mensheid allang niet meer te redden is. Het is een pikzwart uitgangspunt, en de man zal in levende lijve ongetwijfeld een iets gezelliger persoon zijn, maar de kern van de zaak blijft dat we in een zieke wereld leven, en Singapore Sling is Björnssons manier om de gevoelens die daarbij horen te ventileren. Het is in die zin vergelijkbaar met metal, ook een stroming die zich kenmerkt door dergelijke emotionele uitlatingen. Maar waar metalgroepen vaak ontstaan rondom thema’s als science fiction en het occulte, verpakt Singapore Sling zijn boodschap in een boekwerk met dadaïsme en donkere cinema op de kaft.

De muziek an sich is ook lang niet zo deprimerend als je op basis van een write-up als deze zou verwachten. Ja, de teksten zijn duister en provocerend, maar de band heeft een uitstekend gevoel voor melodie en verwerkt in vrijwel elk nummer wel een pakkende hook of een smakelijke riff. Voeg daarbij de stevige, pompende ritmesectie en je hebt een geluid dat aanzet tot dansen op de afbrokkelende stenen van het huidige politieke klimaat.  Dit alles maakt Singapore Sling tot een band die alle wensen van de een in vervulling laat gaan, en de ander wegjaagt met zijn mechanische gezoem. Toch dat contrast weer.

Luister hier naar Kill Kill Kill (Songs About Nothing), dat begin dit jaar uitkwam:

We staan er niet altijd bij stil, maar ooit was de albumhoes een belangrijk onderdeel van de muziekbeleving. Je kocht een plaat en kon je vergapen aan de boekjes, de liner notes en goodies als postkaarten of stickers. Afgezien van sommige vinyl-uitgaves lijkt de kunst van de album art te verdwijnen, gereduceerd tot een thumbnail op je homescreen. In de serie Het Esthetiek-Effect bespreekt redacteur en illustrator Jort van Meeteren artiesten die de aandacht voor hun visuele stijl nog steeds hoog in het vaandel dragen.

Tekst Jort van Meeteren

Singapore Sling is een IJslandse neo-psychedelische band waar we bij The Daily Indie al vaker over geschreven hebben. De band haalt de spreekwoordelijke mosterd bij een aantal klassieke voorbeelden, waarvan The Velvet Underground en The Jesus and Mary Chain waarschijnlijk de meeste bellen doen rinkelen. Singapore Sling leende een aantal belangrijke ingrediënten voor zijn muziek, waaronder ‘motorik style’-drums, een term gepopulariseerd tijdens de opkomst van de voornamelijk Duitse Krautrock in de jaren zeventig, en de tekstuele verwijzingen naar oude iconen zoals de Mary Chain dat ook veel deed. De sound is nihilistisch: het overgrote deel van de bands oeuvre verhaalt over dood, eenzaamheid, apathie en visies van een apocalyptische maatschappij. Geen gezellige kost dus, en de radio zal Singapore Sling er waarschijnlijk ook nooit mee halen, maar de kleine, trouwe fanbase van deze doomsday fuzz volgt de band op de voet.

Waar veel psychedelische bands zich op visueel vlak laten inspireren door de sixties, pakt Singapore Sling het anders aan. Bij deze zwartgeklede mobsters geen kleurige draaikolken en zwierige taferelen van de kosmos, maar vooral veel dood en verderf. Het kleurpalet bestaat meestal uit zwart, grijs, rood en hier en daar nog wat accenten. Je ziet ook duidelijk de invloeden van eerdergenoemde voorbeelden terug in hun artwork: de typografie doet hier en daar erg aan Jesus and Mary Chain denken: kijk bijvoorbeeld eens naar de hoes van Darklands, het tweede Mary Chain-album uit 1987, met zijn rode letters en gruizige artwork. Ook de synthpunk-esthetiek van het beruchte, onvolprezen duo Suicide schemert door in de donkere composities. Minimalistisch, confronterend en vooral geen fuck geven om de ‘perfecte popformule’.

Eén van de hoezen van Singepore Sling die deze invloeden het beste vangt, is die van Perversity, Desperation and Death uit 2008. We zien een zwart, gekaderd vlak, waarop in hokjes de afbeelding van een revolver wordt herhaald. Het zijn allemaal zwarte silhouetten, op één na: een roze exemplaar steekt enigmatisch af tegen de verder monochrome afbeelding en deelt zijn kleurstelling alleen met de eveneens in lila geschreven bandnaam. Dit is tekenend voor het werk van Singapore Sling: het is weliswaar verdoemenis wat de klok slaat, maar hier en daar spotten we toch een dikke, vette knipoog. Wat is er meer non-dood dan roze, van oudsher de kleur van paardenmeisjes en Barbiepoppen?  Het roept lan Vega en Martin Rev in herinnering, de heren achter Suicide die de controversiële thema’s niet schuwden, maar ergens toch ook een tikkeltje glam waren, met hun extravagante uitdossingen en excentrieke podiumpersoonlijkheid.

Ook in de visuele aankleding van Suicide kwamen afbeeldingen terug die op een bepaalde manier symbolisch waren voor hun boodschap: vlaggen, wapens, bloed en een Sin City-achtige vibe. Het zijn meestal close-ups van bepaalde objecten of symbolen, zelden een breed uitgemeten tafereel, maar in je hoofd schept het een beeld dat perfect past bij de muziek. Criminaliteit, rellen, moord, junks en outcasts, maar ook een zekere sensualiteit, die later extra sterk naar voren kwam in het solowerk van Alan Vega uit de jaren tachtig, zoals de platen Saturn Strip en Just A Million Dreams.

De fout die veel mensen maakten, is dat ze dachten (en misschien wel denken) dat de thema’s waar Rev en Vega, en later dus ook Singapore Sling, over musiceerden, de normen en waarden waren waar zij voor stonden. Dat ze geweld predikten en de wereld het liefst zagen branden. Maar niets is minder waar. Zij waren en zijn veelal linkse muzikanten die op een cynische, eigenzinnige en confronterende manier de samenleving bespiegelen. Het beruchte Suicide-nummer Frankie Teardrop verhaalt over een jonge man met een vers gezin in geldnood, die uiteindelijk zijn grip op de werkelijkheid helemaal kwijtraakt en in een psychose een gruweldaad pleegt. Het is een song die veel mensen nog steeds de stuipen op het lijf jaagt, vooral vanwege de schreeuwen van Alan Vega, maar in de basis is het een aanklacht tegen de mislukkingen en fouten in de Amerikaanse samenleving en de vaak erbarmelijke behandeling van teruggekeerde militairen door de VS, die er na de oorlog vaak ook niet best vanaf kwamen. Het is een link die niet direct aan de oppervlakte zichtbaar is, maar in een interview met Uncut, waarin de totstandkoming van het nummer besproken wordt, komt het achterliggende verhaal uitgebreid aan bod. De moraal ervan? “Rise up, we’re all Frankies”, aldus band.

Met Singapore Sling is dat niet anders. Sling-kapitein Henrik Björnsson heeft een iets minder extravagante persoonlijkheid, maar ziet om zich heen nog steeds een hoop ellende waarover hij zich frustreert. Klassieke zinsnedes als ‘I wanna die young but I’m getting old, life is killing my rock ‘n’ roll‘ en ‘Load your gun and shoot me in the head, it won’t make a difference, I’m already dead‘ zijn exemplarisch voor de thematiek waar de meeste mensen zich weleens in zullen herkennen: moedeloosheid, apathie, boosheid en het gevoel dat het allemaal geen reet uitmaakt en dat we toch allemaal verloren zijn.

En tegelijkertijd is er dan ook weer die knipoog, dat tongue in cheek-gehalte, waardoor je nooit helemaal zeker weet of Björnsson serieus is of de draak met ons steekt. ‘I’m surrounded by cunts’ zingt hij op het gelijknamige nummer (Kill Kill Kill: Songs about Nothing, 2017), een zin die zo bot en banaal is dat je je kunt afvragen of de band zichzelf soms ook de ballen uit de broek lacht bij het zingen ervan. De titel van de plaat zelf is ook dubbelzinnig: Songs About Nothing. Is dit een verwijzing naar de duisternis, de verdoemenis, the perpetual nothingness? Of is het niets meer dan: dit is een plaat met songs die eigenlijk nergens over gaan? Je weet het niet zeker, de band zegt er ook zelden iets over, maar de waarheid ligt waarschijnlijk ergens in het midden.

Het is niet alleen deze kijk op het leven die de IJslanders inspireert op visueel vlak. Ze hebben een hoop classics gelezen en zijn bekend met de duistere kant van de cinema. In een interview uit 2015 antwoordt Björnsson op de vraag wat zijn inspiratiebronnen zijn: “Punk, Dada and The Velvet Underground”. Die eerste twee stromingen komen bijvoorbeeld ook samen in de proto-cyberpunk van schrijver William S. Burroughs, die met expliciete boeken als Naked Lunch een eigen wereld schiep vol junks, seks en delirium. De frontman refereert nergens uitgesproken aan het werk van Burroughs, maar kijkend naar de dingen die hij wél zegt – de man lijkt graag wat te raden over te laten – durft ondergetekende zijn geld er wel op in te zetten dat Björnsson enig werk van de Amerikaan heeft gelezen.

En het gaat verder. The Curse Of Singapore Sling heeft een hoes die zo op een Hunter S. Thompson-boek kan. The Tower Of Foronicity plaatst Björnsson in een verder lege eetzaal met een horror-noir-uiterlijk. Het lijkt verdomd veel op de kaft van Proud Highway, een van Thompsons bundels uit dezelfde periode als Fear And Loathing In Las Vegas, het boek dat vooral bekend werd dankzij de verfilming met Johnny Depp en Benicio del Toro. Je ziet de bijpassende film al helemaal voor je: een eenzame gedaante, rijdend door schier oneindige wastelands in een oude muscle car, een kringeltje sigarettenrook en rollende tumbleweed achterlatend in de verschroeiende hitte. Het is een esthetiek die aansluit bij de boeken van Thompson. Zoals Fear And Loathing In Las Vegas: een compleet uit de hand gelopen, krankzinnige, dagenlange drugstrip, compleet met achtervolgingen in klassieke sportwagens en crashes in de verzengende woestijnen van Nevada.

Singapore Sling combineert in zijn muzikale als visuele identiteit dus een maatschappijkritische visie met een ode aan de literatuur en de cinema. De invloeden zijn duidelijk, maar deze band creëert er een heel eigen niche mee en stuurt al meer dan vijftien jaar zijn eigen(zinnige) koers. Ergens tussen Route 66 en de diepste krochten van de hel.