New Music

Meditatief en melancholiek dansen op de rijke klanken van Audri


30 juni 2020

Grenzen zijn er om overstegen te worden. Zoiets moet de Gentse Marijke Maes ook gedacht hebben toen ze begon met sleutelen en boetseren aan de nummers van haar EP Paper Planes, die ze uitbrengt onder de naam Audri. Haar doel: iets moois creëren uit chaos, uit het beste van meerdere werelden en vooral uit de worsteling die in haarzelf huist. Het resultaat is een puik kabinetje van klanken, sferen, subtiliteiten en met huisvlijt samengebrachte instrumentatie. Een kunstige beweging, gevangen in een bijna meditatieve dans, met rusteloze uitschieters, perfect gesymboliseerd in de clip van Harbor Me.

Ook in letterlijke zin is de klassiek geschoolde Maes een grensgeval, in de goede zin van het woord. Ze groeide op een paar flinke steenworpen van de Nederlandse grens op, in Hechtel-Eksel, als dochter van een Belgische vader en een Nederlandse moeder. Tot nu toe timmerde Audri vooral aan de weg in eigen land, waar ze in 2016 nog de Red Bull Elektropedia Award won als meest veelbelovende artiest. Haar stem toont op Paper Planes een enorm bereik, wat naast de wisselende ritmes en de klankenrijkdom met een hoog doe-het-zelfgehalte de diversiteit in haar nummers nog eens extra ten goede komt. Denk in de richting van haar eigen heldin Kate Bush, met wat vleugjes van Feist en Björk. Ook ten noorden van de grens mag Audri gehoord worden, vandaar dat wij van The Daily Indie je graag met haar laten kennismaken en Maes een paar vragen voorschotelen.

Kun je iets vertellen over hoe je interesse voor muziek ontstaan is?
“Voor zolang ik me al kan herinneren ben ik bezig geweest met muziek. Mijn papa legde thuis altijd platen op van The Beatles, ELO, 10cc, Michael Jackson. Alle oldies, zeg maar. Door op te groeien met zulke rijke muziek is er in mij een diepe affiniteit met muziek ontstaan. Als tiener luisterde ik naar een breed repertoire. Van Gwen Stefani tot Avril Lavigne, tot Paul McCartney tot Ella Fitzgerald tot grote filmcomponisten en klassiek. Ik wilde graag klassieke piano leren spelen op de academie en dat vond ik geweldig. Ik maakte regelmatig kleine pianostukjes en liedjes. Ik ging spontaan de mogelijkheden verkennen van de piano en leerde gaandeweg ook gitaarspelen door mijn papa. Ik was altijd aan het zingen, al dan niet vals met mijn walkman op. Dat zijn allemaal dingen waar je als kind niet over nadenkt, maar daarop terugkijkend zie ik dat daar de zaadjes zijn geplant.” 

Inmiddels vertrok je naar van Limburg naar het mooie Gent. Kan je iets vertellen over wat voor soort stad het is en wat voor muziekcultuur daar leeft?
“Ik ben vanuit Limburg steeds westelijker gegaan. In Leuven, waar ik aan het Lemmens heb gestudeerd, heb ik hard gewerkt aan mijn songwriterskills. Toen een jaartje in Brussel gewoond waar ik vooral de hiphop en electronica leerde kennen en leerde producen. In Gent ben ik in goede handen beland op het KASK-conservatorium met veel gelijkgestemde  muzikanten. Het leuke aan Gent en Brussel, is dat het cultuur en muziek ademt. Normaal gesproken is er elke avond er een concert of voorstelling te zien. Dat doet wonderen voor de inspiratie. Er heerst een gezonde competitiviteit, iedereen spoort elkaar aan om dingen te ontdekken en te proberen. Hier bruist het in alle kunstdisciplines en dat hebben kunstenaars nodig. Je kunt hier openbloeien.”

“Wanneer ik Gent probeer uit te leggen aan mensen die het nog nooit hebben bezocht, vind ik nooit de juiste woorden. Vaak zeg ik ‘het is een groot dorp’, maar dat klopt ook niet helemaal. Het is veel meer dan dat. Iedereen die in en rond Gent zit heeft een bepaalde ruimdenkendheid die je niet echt elders in Vlaanderen vindt. Waar Brussel dan weer internationaler en grootser is, is Gent kleiner en intiemer. Maar juist daardoor hangt er een bepaalde amicaliteit in de lucht en iedereen voelt elkaar aan. Dat is ook erg voelbaar in de muziekcultuur. Elk muziekgenre, elke stijl wordt geapprecieerd en in zijn context bekeken, niks wordt gediskwalificeerd. Kijk maar naar de band SHHT, die gooien alle regeltjes overboord en worden alom geprezen. Er is een plek voor alle soorten acts: huiskamer- en caféconcerten voor de intiemere artiesten, clubs voor de liefhebbers van harde muziek, jazzcafés, cultuurcentra voor experimentelere muziek, er is een bloeiende folkscene. En iedereen begrijpt elkaar en dat is mooi.”

Nu is er met Paper Planes een mooie en veelzijdige EP uit. Kun je toelichten wat het thema is en de achtergronden van de nummers?
“Paper Planes heeft pas zijn titel gekregen toen de EP bijna af was. Ik zag deze zes nummers als een persoonlijke groeifase in mijn muzikaliteit en mijn ‘volwassenwording’. Paper Planes is een zoektocht, mijn reis doorheen allerlei mooie en pijnlijke gevoelens. Het is een ode aan je thuisloos voelen, aan verliefd zijn als je dat niet wilt zijn, over richting en doel verliezen en belanden in je eigen persoonlijke rock bottom. Het gaat over teruggaan naar waar je vandaan komt en daaruit iets nieuws opbouwen, over kwaad zijn op anderen en jezelf, over soelaas vinden in zelfdestructief gedrag en de ironie daarvan. Ik probeerde alles van me af te schrijven zodat ik een soort innerlijke rust kon vinden. Dit alles terwijl ik nog wat plezier probeerde te hebben in de chaos van het jongvolwassen zijn.”

Je nummers brengen behoorlijk wat stijlen bij elkaar. Hoe is de plaat muzikaal tot stand gekomen?
“Mijn grootste struikelblok, of sterkte, afhankelijk van hoe je het bekijkt, is dat ik teveel stijlen interessant vind en wil verwerken in mijn muziek. Ik ben me bewust van overkill en probeerde die grens niet te overschrijden. Maar er kwam zeker een dosis experiment bij kijken. Mijn grootste inspiratie daarin was Kate Bush, met name haar album The Dreaming. We vertrokken steeds vanuit de songs die ik had geschreven op piano of gitaar.”

“Dan had ik het geluk dat ik kon gaan opnemen in de hut van mijn bassist in een bos bij Leuven. Hij heeft allerlei spullen daar staan die de sound van de plaat hebben bepaald. We hebben met strijkstokken op van alles liggen strijken, met lepels en flessen percussie gespeeld, field recordings, oude synths en een authentieke Rhodes gebruikt en ook gitaren met effectpedalen tot didgeridoos omgetoverd. En Toni Vitacollonna van het Brussels Jazz Orchestra was zo aardig om de drums te verzorgen. Het was een heel leuk opnameproces waar ik veel van heb geleerd, en dat heb ik ook mede te danken aan mijn opnamemakkers Boris van Overschee en Renaldo Maria.”