Interview

Kinsmit: “Er zit een limiet aan hoe je jezelf kan hypen”


6 november 2020

De Arnhems-Utrechtse singer-songwriter Kinsmit bracht in september met zijn self titled album ‘Kinsmit’ misschien wel een van de sterkste Nederlandse folkplaten sinds lange tijd uit. In 2014 en 2016 bracht hij al twee albums uit onder zijn eigen naam, Remco Jacobs. Los van de namen voelt Kinsmit een duidelijke scheiding tussen die albums. The Daily Indie sprak hem in het Arnhemse Park Sonsbeek, waar het avontuur jaren geleden begon.

Vrienden, vriendinnen, flessen wijn en skateboards in de Steile Tuin in Park Sonsbeek; daarmee begon het dertien jaar geleden. Het is de tijd waarin Kinsmit muziek ontdekt en zijn eerste liedjes schrijft. Kinsmit: “Ik voelde in die periode rond mijn achttiende druk vanuit de samenleving om iets te moeten worden, maar wilde het liefst op die plek blijven. Daarop schreef ik het lied ‘Lock The Clock’”. Dat lied werd een kleine hit in zijn vriendengroep. Kinsmit: “Het was ook de eerste keer dat ik voelde dat ik echt iets goeds had gemaakt, het resoneerde met werk waar ik naar opkeek. Dat waren de singer-songwriters van de jaren ’60 en ’70, zoals Bob Dylan en Johnny Cash. Het was de eerste keer dat ik erkenning kreeg voor mijn muziek. Het is ook een coming of age song; toen ik 20 of 21 was, was ik er wel klaar mee en speelde ik het niet meer. Tot verdriet van vrienden en vriendinnen.”

Hoe is een nummer van dertien jaar geleden op de nieuwe plaat terechtgekomen?
“Tijdens de vorige zomer moest ik er weer aan denken. Ik woonde inmiddels in Utrecht. Op een zekere ochtend werd ik wakker, opende de gordijnen en zag de Domtoren naakt voor me omdat de wijzerplaten er vanwege een renovatie af waren gehaald. Het voelde alsof de tijd verdwenen was uit het universum. Toen moest ik weer aan dat lied denken: Lock The Clock. Ik heb het weer gespeeld en dacht: ‘ah, dat is zo slecht nog niet’. Ik merkte ook dat het goed paste bij mijn nieuwe werk. Sindsdien staat het weer op het menu en speel ik het weer. Het is ook bij mijn vriendengroep in Utrecht een hit geworden. Met dit lied voelt het alsof er een cirkel is rondgemaakt.”

Wat betekent dit album voor je?
Kinsmit: “Met het nieuwe album is iets gelukt dat ik altijd al wilde, namelijk een werk maken waarin ik mijn eigenheid en wat ik te zeggen heb, echt vorm kan geven. De andere albums waren ook belangrijk, maar waren qua idiomen en stijlen veel rechtlijniger: een blues-song was blues en een barok-song was barok-ish. Dat kenmerkt zich deels door sommige akkoordopeenvolgingen. In Twilight Man is het refrein echt folk, maar in de coupletten zitten barokstructuren met bijbehorende basbewegingen, harmonisatie en akkoordovergangen. Op dit nieuwe album is het allemaal meer vermengd, minder obvious. Ik denk dat het daardoor ook meer eigen is, ik hoop het. Ik hoor van mensen dat ze dit soort liedjes niet vaak of zelfs nog nooit gehoord hebben Het valt niet direct aan iets te linken.”

Hoe is de plaat tot stand gekomen?
“Het meeste werk heb ik in de laatste twee en een half jaar gecreëerd, een deel komt van mijn afstuderen voor mijn master ‘Musician 3.0’ aan het Utrechts Conservatorium. Mijn hoofdvak was Compositie. Ik schreef ook voor klassieke ensembles en heb het componeren goed verkend, maar het werd tijd om terug te keren naar de kern. Ik heb mezelf daarop twee weken teruggetrokken in mijn toenmalige atelier en elke dag een zelfportret getekend van hoe ik me die dag voelde. Op basis van die portretten ging ik muziek improviseren.” Met een grijns: “Ik heb dat dertien dagen volgehouden. De tekeningen zaten vol met symbolen die ik ben gaan onderzoeken. Daar kwamen liedteksten uit voort. In die dertien dagen heb ik zo een hele liedcyclus geschreven, waarvan een deel op dit album staat. De rest is er daarna bijgekomen, op die ene uitzondering na.”

Je geeft aan dat  je songs beschouwend, observerend en vol zelfreflectie zijn. Teksten als ‘My baby left me and now I’m feeling blue’ zijn er niet bij?
Lachend: “Nee, zo direct schrijf ik dat niet op. Maar het gaat natuurlijk wel over dat soort gevoelens. Op deze plaat gaat het nergens over liefdesverdriet maar wel over verlies van dierbaren, van jeugd en tijd. En rouw, dat heb je ook bij liefdesverdriet.” Kinsmit vervolgt na een korte pauze: “Demon Song, het laatste nummer van de plaat, komt voort uit een van die zelfportretten die ik maakte. Op een dag kwam ik al vroeg in mijn studio en merkte dat er iets anders was. Er lag een soort donkere sluier over alles heen. Het was een super intense vibe. Ik probeerde me met dat gevoel te verbinden. Na een tijdje leek het alsof er een deurtje openging in mijn buik, met een trappetje naar beneden. Ik liep naar beneden en op den duur kwam ik bij een poort. Daarachter kon ik helemaal niets zien. Plots was het alsof een stem tegen me zei: ‘kom maar verder, wees niet bang’. Ik liep de poort door en kwam in een donkere ruimte, waar ik mijn demon ontmoette. Mijn demon zei: ‘je bent in jezelf, je hoeft niet bang te zijn voor jezelf. Wees blij dat je hier bent, want zo vaak krijg je de kans niet om hier te zijn. Geniet ervan.’ Ik besefte dat ik niet in de ruimte was waar ik mijn verdriet en boosheid opsla, maar in een onontdekt gebied binnenin mijzelf. Aan het eind werd ik teruggetrokken naar het oppervlak, alsof het tijd was om weer naar adem te happen.” Na een korte pauze: “Ik vond de schaduwkant die je niet zo graag ziet. Het nummer gaat erover dat het goed is om die kant te leren kennen. Het is niet iets waarvan je los moet proberen te staan. Wat dat betreft gaat de plaat, en zeker het nummer Demon Song, over de noodzaak om jezelf goed aan te kijken.”

Wat zijn belangrijke invloeden op deze plaat?
“Van wat langer geleden is de dichter Gary Snyder. Hij vraagt zich onder andere af hoe je bang kunt zijn voor de natuur, terwijl diezelfde natuur ons handen en voeten heeft gegeven om in bomen te klimmen, diezelfde natuur die ons verwondering geeft, waarmee we ons kunnen verbazen over de wereld om ons heen. Deze ideeën, uit de verzamelde essays getiteld ‘Practice of the Wild’, vormen de basis voor Soul Song. Naast namen als Nick Cave en Billie Eilish, zijn vooral  mensen in mijn directe omgeving belangrijk, zoals Jellephant en Christopher Walkman. Vorig jaar hebben we samen in Duitsland en de UK getoerd, waarbij we ook elkaars nummers speelden. Een deel van de arrangementen op het album zijn te danken aan dat project. Het heeft er ook voor gezorgd dat ik het album met Jelle (Haagsma, Jellephant, red.) heb opgenomen.”

Kinsmit is de artiestennaam onder welke je nu voor het eerst een plaat hebt uitgebracht. Wat is de reden daarvoor?
“Ik vond het steeds lastiger om commercieel te zijn met mijn eigen naam en liep daarbij tegen grenzen aan. Voor mij zit er een limiet aan hoe je jezelf kan hypen.” Kort nadenkend: “Ik wil dat het over het product gaat, zodat ik daar zakelijker in kan zijn. Het persoonlijke conflict rond geld en promotie wilde ik niet meer hebben. Ik heb altijd gezegd ‘wat een bullshit met die artiestennamen’, zeker als je persoonlijk werk schrijft zoals ik dat doe. Dan verstop je je niet achter een artiestennaam. Maar toch heb ik voor een artiestennaam gekozen. Eerst dacht ik eraan mezelf Goldsmith te noemen, maar omdat dit nogal pretentieus klinkt heb ik gekeken hoe ik dit woord kon abstraheren. Ik wilde iets met de achternaam van mijn moeder en ben een groot liefhebber van Japan. Kin is het Japanse woord voor goud en daarnaast heb je ‘next of kin’, de bloedlijn. Dat kwam heel mooi samen en zo ontstond de naam Kinsmit. Als het gaat om mijn muziek een plek te geven in de wereld, dan is dat kader van Kinsmit wel erg prettig. Het is een scherper kader dan het brede ‘Remco Jacobs’, wat eigenlijk alles is. Het maakt het makkelijker om gerichter te creëren. Binnen dit kader kan ik alles doen.”

Hoe zou je terug willen kijken als je net als Dylan de tachtig hebt aangetikt?
“Natuurlijk wil ik nog veel doen: bepaalde reizen maken, bepaalde elementen in mij kunnen ontwikkelen. In 2023-2024 wil ik graag een tweede master over ondernemerschap en muziek maken gaan doen in New York. Ik denk dat het er voor muzikanten meer en meer op aankomt hoe je jezelf in brede zin kunt vormgeven. Dat ondernemerschap is op de meeste kunstopleidingen nog onderbelicht. Als ik nog twee jaar verder mijn portfolio en aan Touchstone werk, dan is die opleiding een mogelijkheid om beide naar een hoger plan te trekken. En dat is wat ik wil.”