New Music

In première: Blitskikkers ironische zolderkamertjesknutselarij met Soms Ben Ik De Zon


5 februari 2021

Hallucinant, springerig, ambivalent en soms gewoonweg vervreemdend of absurdistisch. Dat is de uitwerking van de triphoppende trip door het universum van Blitskikker. Twee beste vrienden van de middelbare school – inmiddels beiden hun sporen verdiend – vinden elkaar weer en creëren vanaf een logeerkamertje iets totaal nieuws.

De vriendschap tussen schrijver Twan van Bragt en muzikant annex ontwerper Woody Veneman krijgt een volstrekt nieuwe dimensie, deels gevormd op oude sentimenten en verhalen. In de combi tussen snel en oenig, zoals ze zelf zeggen. Een ode aan de veelzijdigheid, niet in de laatste plaats die van henzelf.

Op 12 maart verschijnt debuutalbum Droom De Wereld, waarvan nu de eerste single Soms Ben Ik De Zon bij ons in première gaat. Een nummer dat op nachtelijke expeditie met een stokoude Opel Kadett duisternis en dromerigheid verweeft met intuïtieve en associatieve verhalen. Omdat beide mannen immers geboren vertellers zijn. Veneman deed dat eerder met onder meer Woody & Paul, Beukorkest en Polly & Bruce, Van Bragt schrijft veelal tragikomische verhalen, theaterteksten en tikt momenteel aan zijn eerste roman. De chemie tussen de twee werkt uitstekend. Het levert liedjes op die de rafelranden van de stad opzoeken, die een broeierige sfeer oproepen. En die soms ook escapistische trekjes vertonen. Zoals het duo ook op Soms Ben Ik De Zon de stad ontvlucht en uiteindelijk in de duinen belandt. We spraken met Veneman (W) en Van Bragt (T) over dit nieuwe project.

Jullie waren beste vrienden op de middelbare school in Eindhoven. Als we even terug gaan naar twintig jaar geleden… Waarin vonden jullie elkaar destijds? 
W: “Ik denk allereerst dezelfde smaak van humor.”

T: “Ja, ik kende bijna niemand die ook nog naar cassettebandjes van Bert en Ernie luisterde op z’n vijftiende. Maar wij vonden die improvisaties van Paul Haenen en Wim T. Schippers heel grappig. En natuurlijk ook Theo Maassen, Hans Teeuwen, Jiskefet. Gummbah.”

W: “Absurdistische humor.”

T: “En we vonden elkaar ook wel in het stieren in de klas, maar ik denk niet dat wij héél erg waren, ik ben nooit geschorst of zo.”

W: “Nee, het was meer geraffineerd kloten. We waren ook zeker niet de stoerste jongens van de klas, maar misschien verbaal gezien wel.”

T: “Het was meer de boel een beetje opstoken. En we vonden elkaar ook in een soort ironische distantie van burgerlijkheid. We gingen wel naar Stratumseind en Salou om veel bier te drinken, maar moesten daar tegelijkertijd ook om lachen.”

W: “We gingen al snel dingen maken: radioshows met sketches en liedjes, filmpjes maken. Ik heb een krat vol met cassettes en VHS-banden uit die tijd. Daar zit nog een complete Batmanfilm tussen.”

T: “Ja, dus toch een gezamenlijke smaak, ook qua andere zaken, zoals films en muziek. Jij was toen al groot fan van Bob Dylan. Ik luisterde vooral hiphop: Wu Tang en Cypress Hill enzo. Maar wat dan wel overeenkomt is liefde voor de tekst. Voor het verhalende. Toen ik een tijd geleden zei: ‘Zullen we samen een band beginnen?’, dachten we: Ja, wel heel tof om elkaar nu weer te ontmoeten op een moment dat we allebei veel beter zijn geworden in onze eigen tak van sport.”

W: “We zagen elkaar in al die jaren nog, dus zoveel zijn we niet van elkaar vervreemd. We snappen elkaars smaak nog steeds. En zo heel veel is die ook niet veranderd.”

T: “Het was vooral een feest om de ideeën eens samen, op Woody’s logeerkamer, tussen de synths en drumcomputers in praktijk te brengen.”

W: “Daarbij was het soort muziek dat we zijn gaan maken voor ons allebei nieuw territorium, dus er was ook veel samen uit te zoeken. Dat ging heel intuïtief. Eigenlijk leek het er best veel op hoe het destijds was, namelijk samen iets in elkaar knutselen op een zolderkamertje.”

Grijpt de naam Blitskikker op de een of andere manier nog terug op jullie gezamenlijke geschiedenis?
T: “Tja… de naam was er al voordat we het eerste nummer hadden. Het zat gewoon in mijn hoofd. Het klinkt een beetje snel en een beetje oenig.”

W: “Dat klopt wel bij ons denk ik. Snel maar oenig.”

T: “Het zit in een liedje van Extince, ik denk dat het daarom is blijven hangen.”

W: “Peter Kops (de echte naam van Extince, red) is wel een gezamenlijke held. Kleine shout-out naar de Prins.”

Soms Ben ik de Zon is het eerste levensteken van jullie aankomende plaat. Een nummer over de rollen die je aanneemt in het leven en een ode aan de veelzijdigheid en grilligheid van de mens. Wat betekent het nummer voor jullie?
T: “Ik vind de inhoud van het liedje representatief voor het hele album. Droom De Wereld heeft allerlei kanten. Muzikaal gaat het van triphop via disco naar spoken word. En tekstueel switcht het tussen allerlei personages, verhalen en gevoelens. De ene keer is het sneu, dan weer stoer, dan weer lief. Een mens heeft heel veel kanten en dit nummer was wel een soort afrekening met het gevoel vastgepind te worden. Je bent niet één ding, één iemand. Het is een chaotische brei waar je af en toe vat op denkt te hebben.”

W: “Ik vind het interessant dat het een kwetsbare tekst is, op een stoere beat. Bovendien is het refrein een echte meezinger. Van het hele album is Soms Ben Ik De Zon ook het meest een ‘liedje’ in de klassieke zin van het woord.”

De clip matcht mooi met de sfeer van het nummer. Een nachtelijke expeditie, een industrieterrein, een historische Opel Kadett en op het einde het licht. Kunnen jullie uitleggen hoe het idee voor deze clip tot stand kwam?
W: “We wilden dat de clip er goed uitzag, maar we hadden geen geld. Toen kwam Twan op het idee om een andere vriend van de middelbare schooltijd te trommelen. Robbie van Brussel, een cameraman die het inmiddels tot Director of Photography heeft geschopt.”

T: “Die had nog een gaatje in zijn drukke agenda. Hij had zin weer eens iets te maken met een klein vriendenclubje. Gewoon voor de fun. Ik houd er nooit zo van als een clip de tekst te letterlijk uitlegt. Via de titel van het nummer kwamen we op het idee om door het donker naar het licht toe te rijden. En het licht in het donker ook een grote rol te laten spelen.”

W: “Het leek ons leuk om het proces van het maken van de plaat te symboliseren als nachtelijke roadtrip, waarin je onderweg van alles tegen kunt komen. En zo kwamen we uit bij een soort buddy-film.”

T: “En behalve de reis van het donker naar licht, is er ook de reis van de stad naar de natuur. Dat zijn thema’s op Droom De Wereld die vaker terugkomen, dat grootstedelijke verdwalen en een soort verlangen naar de ongerepte natuur.”

Twan, jij schrijft naast je muzikale werk vooral ook teksten, verhalen en nu zelfs een boek. Wat is voor jou het grote verschil tussen het schrijverswerk en de manier waarop je songteksten schept? 

“Wat ik fijn vind aan het schrijven van songteksten is dat je meer intuïtief te werk kunt gaan. Het mag gewoon beginnen met een beeld, een herinnering of een vaag gevoel. Bij proza ga ik toch sneller nadenken over personages en situatie. En op het moment dat we er muziek bij gaan maken, komt er nog een extra laag bij. Dan blijkt het weer iets anders te betekenen. Wat ik ook fijn vind aan muziek: het haalt iets van de heiligheid af. Soms kan geschreven tekst zo dwingend zijn, zo hoofdelijk. Daar probeer ik bij mijn boek juist bij weg te blijven, maar muziek voert je gewoon mee. Het schept lucht.”

Woody, jij schrijft normaliter vooral in het Engels, hoe anders is het voor jou nu om in je moedertaal muziek te maken?
“Het principe is eigenlijk hetzelfde. Je probeert met mooie klanken het verhaal te construeren dat je wilt vertellen. Een cliché is echter wel waar: het Nederlands is iets stijver en hoekiger dan de Engelse taal. Korte klanken. Daardoor is het een nog grondiger zoeker naar lenige, ronde klanken. Zingen in het Nederlands is ook kwetsbaarder, juist omdat het je moedertaal is voelt het iets meer alsof je in je blote kont staat te zingen.”