Honingbeer: “Het komt alleen als ik in een gevoel verdrink”
28 januari 2021
Citrine, Crève Coeur, Anemoia, Hazelgoud: Het zijn de vier titels die samen de debuut-EP van Marthe Lasthuis’ instrumentale ambient-project Honingbeer vormen. Een wereld op zich: pastel-getint, weemoedig, herfstig, singulier en bijna volledig geënt op de viool. “Het komt bij mij alleen als ik een gevoel verdrink”, vertelt ze. Honingbeer trekt een vreemdsoortige, eigen baan, een eind buiten het reguliere Popronde-stelsel.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op het blog van Popronde.
Zo rond de klok van één, op een zonnige, doordeweekse dag bel ik met Marthe. Omschakeling van twintig minuten herfstige vioolschetsen naar een open huis, in een straat, in Utrecht. “Mijn huis staat te koop en er zijn bezichtigingen vandaag.”Huisbazen, agenda’s, mensen. En vanmiddag geef ik vioolles.”
Jouw viool – een voor de hand liggende vraag, maar ik wil ‘m toch stellen – waar is het begonnen?
“Ik was acht, en mocht van mijn ouders een instrument kiezen, dus ik dacht: oh, ik wil viool spelen. Ik vond viool altijd al heel mooi. Thuis werd er niet veel klassiek gespeeld, behalve misschien de Vier Jaargetijden en Peter en de Wolf. Dat vond ik fantastisch. Ik had zelf een gitaar geknutseld van een doosje, en ik had een CD-speler, en toen ging ik met een potlood de Vier Jaargetijden playbacken. Mijn ouders vonden het heel leuk dat ik viool wilde spelen, ze kochten een viool van een docent, ik was helemaal excited.”
Wat weet je nog van de eerste vioollessen?
“Eigenlijk heel erg weinig – behalve dat ik wat aan de snaren ging plukken en een liedje verzinnen. Beetje strijken, beetje liedjes maken. Als je begint met vioolspelen zijn er ook voorspeelavonden, zodat je de kinderen ziet spelen. Ik denk wel dat dat bijdraagt. En het zelf optreden, als kind al. Dan is het leuker – leuker dan als je alleen maar een beetje in je kamertje viool speelt.”
Had je, toen je acht-negen was, ook je eigen viool-idool?
“Ik was gek op Alanis Morissette, echt waar, dus nee: niet echt dus. Toen ik pas een jaar of veertien was ging ik echt naar klassieke violisten luisteren. Toen kwam Janine Janssen in beeld. Dat is echt een viool-idool voor veel vioolmeisjes.”
Ik was bang dat je ging zeggen André Rieu. Volgens mij vinden veel oma’s dat mooi.
“Haha, nee hoor.”
Ik denk dat m’n achterliggende vraag-idee is, ik bedenk mij terwijl ik dit zeg, dat er nogal wat clichés en stereotyperingen om de viool hangen. Heb jij daar ‘last’ van?
Nou, ’last’ is een groot woord, maar ik moet het altijd wel uitleggen, dat ik niet op een klassieke manier met de viool bezig ben. Dat vind ik jammer: het in hokjes denken over muziek. En als je iets doet dat buiten een norm past, dan zit dat hokjesdenken ineens in de weg. Ik weet dat ik muziek maak die niet op de radio ‘past’, maar dan denk ik tegelijk: wat is dat voor raars, dat er blijkbaar zulke vormpjes verbonden zijn aan wat wel en niet op de radio kan.”
Als ik op de website van Popronde kijk, dan zie ik dat er bij jouw profiel ambient staat als labeltje. Wel een behoorlijk breed hokje, maar toch.
“Ja, ik moest het bij mijn inschrijving voor Popronde zelf uitkiezen. Dat was lastig, maar ambient, dus.”
Hoe vind je dat jouw muziek past bij dat genre?
“Dat vind ik lastig, de muziek die ik maak bestaat meer uit klankschetsen, dingen zonder een duidelijke vorm. Een beetje droney, ook wel. Die raakvlakken met ambient zie ik wel. En dat het niet zo super-catchy is. Mijn muziek heeft voor mij tot nu toe vooral de functie van zelf-psychologie. Ik vind het niet makkelijk om goede dingen te schrijven; dat komt bij mij alleen als ik in een gevoel verdrink. Het zijn zeldzame momenten. Alles wat ik tot nu toe heb geschreven is op die manier ontstaan.”
Betekent ‘zelf-psychologie’ ook dat je het echt nodig hebt om muziek te maken?
“Ik heb het zeker nodig. Ik voel mij heel erg levend als ik muziek maak, ik ga er een beetje van bloeien. Al is de muziek heel verdrietig, ik word er zelf heel gelukkig van; het geeft mij goede energie als ik in muziek mijn eigen gevoel herken en ik vind het heel fijn om mijn eigen wereld te creëren met muziek.”
Hoe belangrijk vind je het dan om die wereld te delen met anderen? Je zei eerder dat je het als kind al leuker vond om op te treden dan in je eigen kamertje te blijven?
“Ja, als je optreedt wordt de wereld die je zelf gemaakt hebt een beetje echter. Het is een beetje een wisselwerking, al is de basis alsnog dat ik het zelf nodig heb om muziek te maken. Aan de andere kant: natuurlijk wil ik mensen bereiken. Anders had ik niet de stap gezet om een EP uit te brengen en mezelf neer te zetten als artiest. Je neemt jezelf toch serieus door zoiets te doen.”
Is het spannend om zo’n beslissing te maken, om jezelf als artiest te gaan presenteren?
“Ik weet niet of ik echt getwijfeld heb, maar ik vond het wel spannend. Ik kom uit de klassieke wereld, waarin mensen composities maken, studeren en iedereen heel erg onderbouwd bezig is met muziek. Er is een stigma binnen de klassieke wereld: de muziek moet theoretisch kloppen en dus was ik in het begin onzeker over mijn eigen muziek; ik wist niet of die goed genoeg was. Ik ben wat gaan rondsturen naar vrienden en kennissen, en het vertrouwen dat ik daarvan kreeg heeft mij uiteindelijk over de streep getrokken.”
Hoe voelt dat nu, aan de andere kant van de streep?
“Nou, wel heel anders. Het voelt als een veiligere omgeving, maar ook een omgeving die ik interessanter vind, qua publiek. En je hebt natuurlijk ook al namen die al behoorlijk ruimte hebben gemaakt voor meer populaire klassiek, Maarten Vos, Remy van Kesteren, Nils Frahm.”
En dan Popronde: in toch wel een stroef en moeilijk jaar, wat verwacht je met je muziek te gaan bereiken?
“Ik heb in september een Popronde-show gespeeld in de P60. Dat was echt een hele fijne kans. Door alle maatregelen gaan dat soort dingen nu niet echt meer werken. Het is een beetje onzeker allemaal, wat er nog gaat kunnen. Ik hoop nog wat te kunnen spelen en mijn muziek te laten horen. Maar goed, we gaan zien wat er nog uit te halen valt.”
Je klinkt… nuchter.
“Nou ja, Popronde is een hele goede kans om verder te komen, als je in het molentje terechtkomt: Popronde, Noorderslag, festivals. Ik kan niet zeggen dat ik mij er helemaal niet mee bezighoud. Het lijkt mij best interessant om met programmeurs en boekers te praten en dat soort dingen en dan op kleine festivals spelen, dat lijkt mij heel fijn, dat mijn eigen wereldje verder groeit. Dat is wel het ideaal.”