Live

Het weekend van Le Guess Who?: er is licht na het donker na het licht


15 november 2021

De achtbaan die Le Guess Who? heet draaide op volle toeren. Donderdag en vrijdag hebben ons al een prachtige dwarsdoorsnede van het internationale muzikale landschap geboden. Maar om redenen die geen verdere uitleg behoeven hing er een andere sfeer over het weekend heen. Het publiek, lamgeslagen door de achtbaan (zowel van muziek als emoties) wist zichzelf haast geen houding te geven.

De euforie van de donderdag en de vertwijfeling van de vrijdag hebben plaatsgemaakt voor een nieuwe energie, een die moeilijk met woorden aan te duiden is, maar ergens in het midden van de voorgaande dagen ligt. Gelukkig is daar dan de muziek, die als vanouds een houvast biedt in tijden van twijfel. De zaterdag werd een dag van tegenstellingen, een dag waarbij verschillende intense emoties zich naast en tussen elkaar bevonden.

Foto: Ben Houdijk

De Kazachs-Britse violiste Galya Bisengalieva staat verheven boven de rest van haar band op een platform op het podium van de Ronda. Ze staat in een soort rond vliegengordijn en verschijnt als een haast ongrijpbare entiteit aan ons, als een spook. Vanaf het moment dat ze het podium betreedt is het publiek muisstil, zelfs wanneer ze de eerste paar minuten gebruikt om in stilte de laatste dingen klaar te maken. Bisengalieva ons vanaf de eerste noten mee naar de donkerste krochten van haar psyche. Er is de opzwellende intensiteit van haar ijle vioolklanken. Er is een broeierigheid wanneer ze deze ijle klanken overgaan in lagere, brommende tonen. Er is een stilte wanneer een nummer plots van al zijn bombast wordt ontdaan en naar zijn minimalistische essentie wordt teruggebracht. En er is (misplaatst) lawaai wanneer een enkeling dit opvat als het einde van het nummer en luid begint te applaudisseren. We zitten Bisengalieva met haar in een onderzeeër die met langzaam maar onophoudelijk naar de bodem van de oceaan zinkt. En dan stappen we de Ronda uit en worden we begroet door de zon die ons van buiten het gebouw in de ogen schijnt. Het contrast kan haast niet groter.

Foto: Maarten Mooijman

Over contrast gesproken: wat is Tonnie Dieleman toch een ontzettend fijne man. De Zeeuw zijn droge gevoel voor humor straalt door in de kleine opmerkingen die hij tussen zijn beklemmende nummers door maakt. Met Amenra-frontman Colin van Eeckhout staat hij als Gebroeders Dieleman van Eeckhout in de Janskerk. Een perfect huwelijk, zo blijkt al gauw. Nog niet eerder op dit festival hebben we een kerk zo goed benut gezien. Het koor dat aanwezig is bij de eerste en laatste nummers laat een tristesse door de kerk galmen en creëren met de hurdy gurdy en banjo van respectievelijk Van Eeckhout en Dieleman een jammerlijke klaagzang. Maar toch: de meest wonderlijke momenten vinden niet tijdens maar tussen de nummers plaats. Wanneer de eveneens aanwezige pianist zich richting het orgel begeeft om vervolgens vanaf het balkon zijn duim op te steken naar het publiek kan dit op een hoop gelach rekenen en is het deken van zwaarmoedigheid even doorbroken. Zo vormen ook Dielemans eerder genoemde droge opmerkingen een klein moment van verlichting in de duisternis.

Foto: Ben Houdijk

Vanaf het moment dat paradijsvogel Alabaster dePlume het podium betreedt verandert de energie van de zaal. Met zijn wijde broek. Het zou wel eens heel goed kunnen komen door de haast kinderlijke energie waarmee hij het optreden benadert. Zo praatzingt hij over fascisme willen bestrijden, maar dat om verscheidene redenen toch niet doen of speelt hij een klein riedeltje op de saxofoon om vervolgens op en neer te springen als een tienjarig kind. Het heeft zeker iets aandoenlijks, maar ik zou niet graag 24 uur met hem in één ruimte willen zitten. De beste man praat in quotes die je op houten bordjes bij de Xenos kunt kopen, maar zijn tomeloze energie werkt aanstekelijk. Vraagt dePlume het publiek te zingen zodat hij hetzelfde volume aan kan houden met zijn saxofoon, staan er al snel tientallen mensen de longen uit hun lijf te schreeuwen om te kijken hoe ver hij nou echt kan gaan. Best ver, zo blijkt. Ik hoop dat de piep in mijn oren morgen weg is. Je moet van zijn stijl houden, maar Alabaster dePlume slaagt in wat niemand anders op de zaterdag echt lukte: om dat euforische gevoel van de donderdag terug te brengen. Zo eindigt de zaterdag van Le Guess Who? met een hoge noot.


Foto: Tess Janssen

Ten opzichte van de zaterdag typeert de zondag zich door orde. Er is structuur te vinden in EKKO, waar de driehonderd staanplaatsen ruimte hebben gemaakt voor exact 84 zitplaatsen. Hier opent de Spanjaard Adrián de Alfonso, alias Don The Tiger, de laatste dag van Le Guess Who? 2021. Hij doet dit niet alleen. Tapdanseres Siri Salminen vergezelt hem en voorziet zijn moody pop zo hier en daar van wat extra percussie. De tegenstelling tussen de twee is prachtig. Hij de stoïcijnse chansonnier, zij het robotische slangenmens. Het eeuwige, zachte gebrom van de rookmachine heeft wat weg van een tv-ruis en brengt, onbedoeld wellicht, een surreëel element aan het optreden.

In dezelfde EKKO presenteert ongeveer een uur later Víctor Herrero zijn Spaanse folk. Even stoïcijns en geordend als zijn voorganger, en tevens goede vriend, neemt hij plaats op het podium en strooit hij een tweetal prachtige, instrumentale nummers uit zijn vingers. Dan richt hij zich voor het eerst op zijn aandachtig publiek: ‘Utresj. Very nice.’ Niet veel later gevolgd door: November fourteenth, 2021. Very nice. De ban is gebroken en de woorden vloeien rijkelijk vanaf dit moment. Hij geeft tijdens het stemmen van zijn gitaar, wat hij overigens na ieder nummer doet, meerdere anekdotes over zijn songteksten. Verhalen over de zussen die hij nooit had of voor een jaar naar Panama vertrekken en enkel via ansichtkaarten wat van jezelf te laten horen. En dan de muziek. Wanneer de vingers van Herrero de snaren beroeren en zijn diepe stem door de zaal weergalmt, verandert er iets. Op dat moment is er niets anders, binnen of buiten de zaal, dat van enig belang is. Als een meester grijpt hij het publiek in een innige omhelzing en laat hij niet los totdat hij het moment juist acht afscheid te nemen. Een wervelstorm van een optreden verpakt in het lichtste briesje dat je je kunt indenken.

Dit wordt geen concert. Dit wordt een kerkdienst. Met deze woorden betreedt Angel Bat Dawid het podium van de Hertz. Vijftien minuten te laat welteverstaan. Geluidsproblemen, zo schijnt. De klarinettiste bedankt het publiek voor zijn geduld om vervolgens weer voor twintig minuten van het podium te verdwijnen. De frustratie neemt toe en de zaal begint langzaam weer leeg te stromen, wanneer Dawid ruim 35 minuten na de bedoelde aanvangstijd de show start. En hoe. De Amerikaanse klapt alle registers open en wisselt korte pianonummers af met stukken klarinet, saxofoon, gezang, midi en monologen. De visuals bij de show mixen oude prenten van plantages en beelden van iconische zwarte muzikanten als Funkadelic met psychedelische effecten. Er is geen structuur, geen vooropgezet plan. Dawid lijkt on the spot te bedenken waar ze zin in heeft. De show is een complete chaos en elke vorm van orde die vandaag zo nadrukkelijk aanwezig leek is weg. Of je het gestoord of geniaal vindt is een kwestie van smaak, maar hoe dan ook is het ontzettend intens. Wanneer tegen het einde drie zangeressen het podium betreden en deze prachtig met elkaar en Dawid harmoniseren lijken alle losse onderdelen voor even in elkaar te klikken. Dan wordt het optreden (voor heel even) de kerkdienst die Dawid ons beloofd had.

Foto: Jelmer de Haas

Nog bijkomend van de golf aan prikkels die we ontvingen in de Hertz, schuiven we aan bij de afsluiter van dit jaar: Sons Of Kemet. Zowel gelukkig als helaas is de structuur die ons, met een enkele uitzondering, zo bekend is geworden ook hier vanaf minuut één in te vinden. Gelukkig omdat het Londense viertal een ontzettend lekkere pan afrojazz voor ons klaargemaakt heeft, waar de dampen nog vanaf komen. Helaas omdat dit soort muziek totaal niet het best gewaardeerd wordt, al zittend op een haastig klaargezet stoeltje. Je wil kunnen dansen, je medemens vast kunnen klampen.

Maar dan, ongeveer halverwege het optreden gebeurt er iets. Iets wat er eigenlijk al de hele dag aan zat te komen. Nagenoeg van het ene op het andere moment, het zal niet veel langer dan een seconde of vijftien hebben geduurd, staat nagenoeg het gehele publiek op uit zijn stoel. Het gastoptreden van poëet Joshua Idehen gooit nog wat extra olie op het vuur en de euforie lijkt compleet. De van boven opgelegde orde wordt voor even opzij geschoven en men geeft zich over aan de muziek, als een soort viering van een bevrijding. Geen bevrijding van buitenaf maar van binnenuit. Het voelde als de logische climax van deze editie van Le Guess Who?, waarvan er nooit eerder een is geweest en er waarschijnlijk nooit meer een zal komen. Alle onzekerheid en twijfel die de afgelopen vier dagen om Utrecht zweefde was verdwenen op dit moment. Er was enkel de muziek. En dat was alles wat men nodig had.