Feature

De freakelektronica-componisten van Los Angeles’ beatscene


22 maart 2017

Ondanks hardnekkige beweringen van critici (meestal op leeftijd) dat de popmuziek – in tegenstelling tot de industrie zelf – niet in beweging is en alle vernieuwende muziek al gemaakt is, gebeurt er nog meer dan genoeg interessants. Het beste en meest vernieuwende voorbeeld daarvan is misschien wel de beatscene van Los Angeles. Met Flying Lotus en Thundercat als vaandeldragers krijgt het bijzondere, op experimentele jazz geïnspireerde geluid uit Los Angeles steeds meer aandacht en klopt het hier en dan ook op de mainstreamdeur. Een dwarsdoorsnede van die scene en waarom de vloeibare freakelektronica die het voortbrengt eigenlijk best wel vernieuwend en interessant is.

Het verhaal begint in en daarom ook mét het astronomisch denkende hoofd van Steven Ellison, vooral opererend onder de artiestenaam Flying Lotus en sinds 2012 ook actief onder zijn rap alter ego Captain Murphy. Hij richt in 2008 in zijn geboortestad Los Angeles het Brainfeeder-label op: een droom die Ellison, familie van het bekende jazzechtpaar Alice en John Coltrane (Alice is zijn tante), als kind al had. In eerste instantie is het label zijn plan B voor als zijn carrière als muzikant en producer op niets zou uitdraaien, maar al snel besluit Ellison, samen met flatgenoot Adam Stover om de om zich heen kolkende groep met beatmakers door middel van het label te promoten. Want de muziekcultuur die aan het einde van de jaren 2000 in Los Angeles boven water begint te komen, is interessant.

 

Flying Lotus

 

De producers in en rond Los Angeles hebben namelijk al een klein decennium lak aan de regels van hun beroep. Ze zouden eigenlijk beats moeten maken voor lokale rappers om daar hun ding mee te doen, zoals we tenminste van producers gewend zijn, maar de producers die vanaf 2007/2008 bij Ellison aankloppen vinden dat niet boeiend. Ze zijn geen praters van de straat, maar dromers in hun eigen kelderstudio, of zoals Ellison het noemt: ‘the lab’.

Ellison (die we vanaf nu in dit artikel wat vaker Flying Lotus gaan noemen) besluit om juist die hyperexperimentele artiesten, de dromende laboranten dus, die andere labels links laten liggen, op het Brainfeeder-label uit te brengen. En zo geschiedde, zeggen ze dan. In verreweg het gros van de producties die het label uit brengt is het voor een rapper onmogelijk om zijn lyrics over de instrumentale tracks heen te leggen. Wat het precies moet voorstellen en binnen welk genre het past lijkt niet uit te maken (instrumentale hiphop, jazztronica?) Hoe meer ideeën binnen één track, hoe beter. Creativiteit lijkt het belangrijkste criterium en krijgt alle ruimte om te stromen. Je culturele achtergrond of huidskleur doen er ook niet echt toe, ‘witte’ en ‘zwarte’ muziek mag zonder schaamte gemixt worden en daarmee hebben we de grondfilosofie van de flexibele Los Angeles-scene te pakken.

De eerste golf
Met behulp van de plaatselijke nachtclub Low End Theory (niet te verwarren met de door jazz geïnspireerde hiphopklassieker van A Tribe Called Quest, of juist wel?) bloeit de scene verder op en verwerft deze langzamerhand meer bekendheid. De dromers krijgen de kans om in Low End Theory hun muziek te draaien en na een aantal jaren (en al een aantal goed eerste releases verder), volgt in 2010 de doorbraak. A Sufi and A Killer komt uit, het debuut van Brainfeeder-product Gonjasufi. Het komt niet op het label zelf uit, maar Flying Lotus heeft het album samen met The Gaslamp Killer, ook een Brainfeeder-protegé, geproduceerd en vangt precies het wispelturige, out there-geluid van de scene.

 

 

Het album is een chaotische, trippy, willekeurig lijkende brij van funk, punk, soul, country, Arabische chants en nog wat invloeden meer, met de wat haperende, rasperige zang van de excentrieke Gonjasufi (echte naam Sumach Ecks) erover heen. Later dat jaar wordt ook Flying Lotus’ eigen album Cosmogramma (zijn derde dan al) opgepikt en hoewel zijn tweede album in Los Angeles lokaal al rimpels veroorzaakte, zorgt Cosmogramma samen met het debuut van Gonjasufi voor de eerste internationale aandachtsgolf voor de scene.
Het unieke aan vooral Cosmogramma is dat de geluiden die op de plaat te horen zijn tot stand zijn gekomen met de computer, maar het geheel desondanks heel organisch en natuurlijk klinkt. Dit komt omdat de instrumenten die je hoort (van viool, tot basgitaar, tot saxofoon, tot harp) ook écht gespeeld zijn en niet uit de computer komen. Ellison heeft de partijen vervolgens bewerkt in zijn laboratorium en het resultaat klinkt, met bijna tot geen en nauwelijks verstaanbare zang, in één woord: kosmisch.
Door deze benadering en al haar vermenging van geluiden klinkt Cosmogramma nergens als een verzameling instrumentale hiphopbeats zonder rapper, maar meer als composities, geheel vrij van genre en norm. Elektronische jazz wordt het album her en der genoemd en Ellison, een fervent wietroker en drager van zonnebrillen op zijn grote donkere hoofd, een moderne jazzcat.

De tweede golf
In de jaren die volgen komen er steeds meer artiesten op met dezelfde muzikale filosofie. Bassist Thundercat komt voort uit Ellison’s eigen kliek en is sinds Cosmogramma, waar hij de basgitaar op bespeelt, onderdeel van de liveband van Flying Lotus. Dat overigens, alsof een liveband voor een elektronica-act al niet bijzonder genoeg is, INFINITY of ∞ heet. Je zou er bijna een Sun Ra-gevoel van krijgen.

 

Thundercat

 

Maar goed, Thundercat brengt sinds 2011 zijn soloalbums uit met groeiende positieve kritieken (zijn laatste album Drunk bracht hij drie weken geleden uit) en ook jazzsaxofonist Kamasi Washington timmert aan de weg. Hij besluit om in 2015 voor zijn debuutalbum een band van tien muzikanten om zich heen te verzamelen, en de hulp van een 32-man tellend orkest en een twintig koppig koor in te roepen. Het album krijgt The Epic als titel, bevat eigenlijk bijna geen elektronica en wordt wereldwijd bejubeld: de mogelijkheden lijken voor Brainfeeder écht eindeloos.
Het is dan ook bijna geen verrassing meer dat Washington met zijn tenorsax datzelfde jaar te horen is op To Pimp A Butterfly, het erg succesvolle album van Kendrick Lamar, waarop ook Thundercat, als basisgitarist en soulvolzanger, verschijnt, en Flying Lotus vermeldt is als producer. To Pimp Butterfly is dan trouwens weer die plaat waar David Bowie zijn inspiratie vandaan haalde voor zijn muzikale afscheid Blackstar.

Het blijft vloeien
En daarmee is de droom van de Los Angeles-beatscene met Flying Lotus voorop (die beweert dat zijn composities soms letterlijk uit zijn dromen ontspringen), steeds meer werkelijkheid aan het worden, en blijft er kruisbestuiving plaatsvinden. Zo bracht Steven Ellison begin dit jaar op het Sundance Festival ineens de offbeat horrorfilm Kuso uit, met hemzelf als regisseur en funkgrootmeester George Clinton als acteur.

Kamasi Washington

Het antwoord op het gesuggereerde einde van het bandtijdperk met charismatische frontman (van The Beatles tot Nirvana), en het toekomstige antwoord op de door grijze heren voorspelde dood van het tijdperk van de popicoon (van MJ tot Beyoncé), is daarom misschien wel een terugkeer naar de componist als spil van de muziek, zoals Mozart, Beethoven en al die andere geniale bepruikte figuren dat ook ooit waren. Geen saaie, stoffige componisten, maar Zappa-achtige nerds die in een kelder aan hun droomwereld knutselen, die goochelen met genres, instrumenten, effecten, kunstdisciplines en media.

De toekomst is natuurlijk veranderlijk en ondergetekende neigt soms tot overdrijven, maar toch: misschien dat Zodiac Shit, het vijfde nummer van Flying Lotus’ Cosmogramma, ooit wel zal worden gezien als het meesterwerk van zo’n postmoderne componist. En zo niet: dan is het idee van organisch vloeiende elektronische muziek in ieder geval wél blijvend.

 

Thundercat staat op vrijdag 7 april op Motel Mozaïque.