Album Review

The National neemt de luisteraar met beide handen mee de diepte in op Sleep Well Beast


8 september 2017

Als band het roer muzikaal compleet omgooien, je moet er maar zin in hebben. Sommige bands doen het met verve (iets met een radio en een hoofd), anderen slagen er iets minder in (iemand die de dance-albums van Bloc Party en Franz Ferdinand nog wel eens op zet?). Aan The National leek het in ieder geval niet besteed. Nadat de band met Boxer (2007) zijn succesformule had gevonden, borduurden de heren Berninger, Dessner en Devendorf daar met twee net zo succesvolle platen rustig op voort. Vanaf het eerste voorproefje op Sleep Well Beast, het zevende album van de band, voelde het alsof daar verandering in kwam.  

Eerste single The System Only Dreams In Total Darkness was een heus rocknummer, dat eindigde met een grootse gitaarsolo. Niet dat de band opeens op de stadiontoer ging, want het nummer kende ook vele bevreemdende geluidjes op de achtergrond. Geluiden die op later vrijgegeven tracks zichzelf steeds meer naar de voorgrond drongen. Aan de basis van de nummers was op zich weinig veranderd: Matt Berninger klonk nog altijd op een prachtige manier mistroostig en de instrumentatie was statig als vanouds, maar toch straalden ze een andere sfeer uit dan de nummers van de vorige drie albums. Kaler qua sound, maar tegelijkertijd rijker aan details. Beleeft The National met Sleep Well Beast dan zijn Kid A-moment?  

Het korte antwoord op die vraag is nee. Het uitgebreide antwoord ligt wat genuanceerder. Waar Radiohead op die legendarische plaat de luisteraar zonder enige veiligheidsgordels de elektronische diepte in gooide, pakt The National je juist rustig met beide handen vast en gidst de band je rustig door de nieuwe wateren heen. Zo is openingsnummer Nobody Else Will Be There aan de ene kant een The National-tranentrekker volgens het boekje, maar aan de andere kant klonk de band zelden zó verstild. Het daaropvolgende Day I Die klinkt vervolgens wel 100% herkenbaar: een opzwepende rocker met (natuurlijk) een melancholische ondertoon die haast wel uit moet groeien tot een live-favoriet.  

Zo gaat het er de hele eerste helft van de plaat aan toe. Na ieder ‘moeilijk’ nummer volgt een ‘makkelijk’ nummer. Dus wordt Day I Die opgevolgd door Walk It Back, een bijna zes-minuten durende ballad die voortgestuwd wordt door zachtjes zoemende elektronica. Meest opvallend aan het nummer is een nogal bizar spoken word-intermezzo halverwege, waarin een befaamd citaat van Karl Rove, een van de belangrijkste adviseurs van George W. Bush, wordt voorgedragen. 

Met die wisselwerking van nieuw en wat vertrouwder materiaal is niets mis, maar het zorgt er wel voor dat de eerste helft van Sleep Well Beast nog niet heel erg spannend te noemen is. Daar komt verandering in zodra we aanbelanden bij track nummer 6: Turtleneck. Een hysterische aanklacht tegen Donald Trump – another man in shitty suits everybody’s cheering for – waarop Berninger voor het eerst in jaren weer zo ongeremd klinkt als ten tijde van tweede plaat Sad Songs For Dirty Lovers (2003). Het nummer, dat niet toevallig precies halverwege is geplaatst, is ook definitief het moment waarop de veiligheidsriemen af gaan. De laatste zes nummers behoren namelijk tot het minst toegankelijke werk dat de band ooit uitbracht, en daarmee ook tot het meest gedurfde en spannendste.  

Hoogtepunt wat dat betreft is I’ll Still Destroy You, een grotendeels elektronisch epos van vijf minuten, met een openingsbeat die zo van Radioheads The King of Limbs afgeplukt had kunnen worden. Die beat geeft langzaam ruimte aan een wijd palet aan andere abstracte klanken, om uiteindelijk grandioos te ontsporen in een onvervalste rockclimax. Het eindresultaat is een uiterst meeslepende song, die nooit op een van de vorige platen van de band had gepast. Datzelfde geldt voor het heerlijk voortkabbelende Dark Side Of The Gym, dat eindigt met een enorm filmisch vioolduel. Het afsluitende titelnummer lijkt op te bouwen naar een climax die nooit komt. Hierdoor sluit de plaat enigszins met een sisser af, maar wel een sisser die je als luisteraar met een zekere onderhuidse spanning achterlaat. Evenals een drang om meteen weer opnieuw te luisteren.  

Uiteindelijk voelt het alsof door Sleep Well Beast de cirkel die begon met Sad Songs For Dirty Lovers eindelijk rond is. Op die plaat herpakte de band zich na hun vrij middle of the road debuutplaat met een collectie songs die soms nog wat ongemakkelijk fluctueerden tussen statige klassieke arrangementen en onvervalst schreeuwerige ragrock, maar al zeker een diamant onder de ruwe bolster lieten zien. Na vier platen waarop de band die lijn voortzette, met steeds gepolijster resultaat, voelt het alsof er met deze plaat een eindpunt bereikt is. De klassieke- en de punkinvloeden zijn allebei opnieuw aanwezig, maar hebben voor het eerst gezelschap gekregen van een klankenpalet dat daadwerkelijk afwijkt van dat wat de band sinds die tweede plaat als basis wordt gebruikt.   

Hoe nu in godsnaam verder? De meest voor de hand liggende optie is om nog verder de diepte in te duiken, maar het zou ook zo maar kunnen dat de band weer teruggrijpt naar oudere successen. Over een jaar of vier hebben Berninger en consorten vast een antwoord voor ons klaar, maar tot die tijd kunnen we dit juweel van een plaat met zijn allen tot op het bot uitpluizen.

Sleep Well Beast is nu uit via 4AD. The National speelt op 25 en 26 oktober in de AFAS Live.