Interview

Interview Kevin Morby: “Ik wilde niet alleen Americana en folkrock maken”


20 juni 2017

De titeltrack van Kevin Morby’s vierde soloplaat City Music is een zucht uit het hart, een ode aan het stedelijk achtergrondgeluid. Op deze mistige middag in april is dat achtergrondgeluid er een van piepende fietsbanden en claxonnerende brommers – het gekrioel bij de pont naar Amsterdam Centraal. Uitkijkend op het IJ neemt Morby ons – exact één jaar na de release van het pastorale Singing Saw – mee naar de kakofonie van Manhattan. 

Amper uitgerust van een dag en nacht promotie in Parijs, is Kevin Morby na vanavond weer homebound – eindelijk. De afgelopen jaren woonde hij afwisselend in New York en L.A. en recentelijk kwam daar een huis in Kansas City bij, dus de vraag rijst waar Morby zich momenteel het meest at home voelt. “Ik besteed mijn tijd nu het liefst in Kansas City, vooral omdat het er zo rustig is en er nauwelijks verleiding is om uit te gaan. Ik vind het nog steeds fijn om in L.A. te zijn, maar nu ik momenteel zo druk ben met toeren, is al die reuring daar vooral vermoeiend.”

 

“Het sprak mij aan, omdat ik mij destijds in L.A. ook een kluizenaar voelde – in een grote stad. Dat gegeven bleef me bezig houden.”

 

Singing Saw was een L.A. record in hart en nieren. City Music vertelt een ander verhaal. “Het is het verhaal van iemand die in een fictieve versie van New York leeft, omringd is door mensen en door energie, maar toch een teruggetrokken bestaan leeft en niet echt buiten zijn eigen bubbel treedt. De backdrop van het verhaal is Manhattan, maar dan zoals dat in de jaren zeventig of tachtig zou kunnen hebben bestaan.” Een thematisch ijkpunt bleek een artikel uit de New York Times van 17 oktober 2015: The Lonely Death Of George Bell, over een bejaarde man die in het chaotische Queens een kluizenaarsbestaan had, en dagen na zijn dood pas in zijn appartement werd gevonden. “Het sprak mij aan, omdat ik mij destijds in L.A. ook een kluizenaar voelde – in een grote stad. Dat gegeven bleef me bezig houden.”

 

 

De antithese
City Music is veel en vooral een diverse plaat. Onversneden rock-‘n-roll wordt voorafgegaan door zwoele synths en gevolgd door een zoet broodje als Aboard My Train. Nooit laat de muziek zich in enkele woorden duiden. “Singing Saw voelde erg samenhangend, alsof het allemaal hetzelfde liedje was, en dus wilde ik voor City Music iets anders doen. Toen ik jonger was maakten mijn vrienden en ik vaak mixtapes en die hadden altijd een thema, bijvoorbeeld, uh, Amsterdam. Elke track was een ander genre, maar altijd zouden ze dan iets met Amsterdam te maken hebben. Dat gevoel wilde ik met dit album imiteren. Het grote thema was uiteraard ‘de stad’ en daarom wilde ik in zo veel mogelijk tracks het woord ‘stad’ gebruiken.”

In die mixtape-sferen past ook het stukje spoken word op Flannery – een passage uit The Violent Bear It Away, een roman van de Amerikaanse auteur Flannery O’Connor uit 1960. “Het is niet eens een belangrijk onderdeel van het boek, maar het paste perfect bij een van de thema’s op dit album,” aldus Morby. De passage verhaalt over de hoofdfiguur, een kind dat net een huis in brand heeft gestoken. ‘We’re headed in the wrong direction. We’re going back where we came from. There’s the fire again, the fire we left,’ roept het kind paniekerig uit, niet beseffende dat het vuur geen vuur is, maar de gloed van stadslichten aan de horizon. “Het is gewoon zo’n krachtig beeld, dat ik het wel moest gebruiken.”

 

 

Toen we een jaar geleden in hetzelfde Amsterdam-Noord naar de volgende Kevin Morby-plaat vroegen (lees dat hier vooral nog eens terug), was het antwoord helder: “Die is klaar! Ligt al op de plank, hij is veel meer rock-’n-roll.” Het is een bewuste antithese van Singing Saw geworden. “Ik had het gevoel dat Singing Saw goed ontvangen zou worden en in de toekomst zal ik ongetwijfeld veel meer muziek à la Singing Saw maken, maar voor de opvolger wilde ik niet per se die richtlijnen volgen. Het is net als acteurs die gevangen zitten in movie jail en alleen gecast worden voor bepaalde rollen, omdat ze nooit een andere rol gespeeld hebben. Ik wilde niet alleen Americana en folkrock maken.”

 

 

Joey, Johnny, Dee Dee, Tommy
Rock-‘n-roll dus, al is dat op het eerste gehoor niet meteen evident. Gelukkig volgt een haarfijne uitleg. Allereerst is City Music vele malen meer dan Singing Saw een liveplaat: geen uitgebreid ensemble van verschillende drummers, pianisten en trompettisten, maar enkel de frontman op gitaar en Babies-bandmaatjes Justin Sullivan en Megan Duffy op respectievelijk drums en bas. Dat is overigens niet de enige link met Morby’s oude band: “Crybaby, 1234, Pearly Gates en Aboard My Train zijn songs zoals ik ze niet eerder op een soloplaat gehad heb en doen mij meer denken aan mijn schrijfstijl ten tijde van The Babies. Ik kan mij voorstellen dat een Babies-fan die niet that into my solo stuff was, deze nieuwe plaat wél goed vindt.”

Samen met Ramones-tribute 1234 is het vooral Caught In My Eye, een cover van de illustere punkformatie Germs, die het rock-‘n-roll-gehalte doet opborrelen, zij het op onconventionele wijze. “Toen ik voor het eerst naar New York verhuisde, zo’n tien jaar geleden, woonde m’n vriend Johnny in een soort ‘punkhuis’ genaamd The Fort. Hij was een enorme fan van de Germs en had het altijd over dat ene liedje, dat iemand het eens zou moeten coveren en er dan een ‘mooie’ versie van moest maken, waarin de songteksten beter uit de verf zouden komen.” We spoelen de tijd zo’n acht jaar verder, naar de opnames van City Music. “Ik had net een liedje geschreven dat ‘wel oké’ was, toen ik opeens aan Johnny moest denken en vervolgens de songtekst van Caught In My Eye over die akkoorden plakte – het paste veel beter.” Zodoende veranderde een onverstaanbare bak punkherrie in een ontroerend liefdesliedje, Kevin Morby style.

 

 

Sad-Eyed on the stereo
Stadsmuziek is in deze zowel het geluid van toeterende auto’s en sirenes als de daadwerkelijke muziek die er vandaan komt. “Het heeft gewoon een bepaalde energie. Als een band van de East Coast komt, of het nu New York, Baltimore of Philly is, lijk je dat altijd te kunnen horen en voelen, alsof het allemaal een halve seconde te snel is.” Morby noemt en roemt Transformer en Coney Island Baby van Lou Reed, Horses en Radio Ethiopia van Patti Smith, en natúúrlijk het debuut van de Ramones. Vreemde eend in de bijt is Nina Simone’s Turn Me On, waar de track Night Time een directe respons op is. “Turn Me On beschrijft een vrouw die in haar appartement wacht op een geliefde die waarschijnlijk nooit zal terugkeren. Ik zag een halfdronken iemand voor me, lichtelijk verward, in afwachting van iets dat niet echt in aantocht is. Ik zag mezelf in zo’n situatie en had het gevoel dat ik in zo’n situatie naar iets als Sad-Eyed Lady of the Lowlands (van Bob Dylan’s Blonde On Blonde, red.) zou luisteren.” De teksten die volgen, lijken voor het hele album te spreken:

“Night time out my window / with Sad-Eyed on the stereo / not feeling alright.
And life goes on below / watch the heat rise from the barrio / and into my life.
Oh, turn me on, don’t turn on me / oh, turn me on, like a bright light in the big city.”

 

Een uitgebreide review van City Music lees je hier.
Live zien? Zondag 9 juli speelt Kevin Morby live in Paradiso.