Er heerst een woeste en onheilspellende wind vanuit het westen. Afkomstig uit Ierland om precies te zijn, waar er bloedstollende zaken plaatsvinden in de punkscene van hoofdstad Dublin. Het mysterie rondom het literaire Fontaines D.C. is inmiddels wel ontrafeld, dus het lijkt nu aan de moordlustige heren van The Murder Capital om zich langzaamaan te ontvouwen tot dé nieuwe postpunk-sensatie van de andere kant van de Noordzee. De nieuwe single Green & Blue voelt wederom als een overwonnen veldslag.

Het is niet voor niets dat wij de band in januari van dit jaar al met een rode letter aantekenden als grote ontdekking voor 2019. Na een indrukwekkende YouTube-sessie en eerste single deed de naam al zijn ronde in de liefhebbende kringen. Toen moest die veelbesproken Eurosonic-show zelfs nog gespeeld worden (die wij op voorhand al tipten). Het werd al gauw duidelijk waar deze band voor stond: rauwe en opgejaagde postpunk met een sterk misantropisch randje.

Met Green & Blue is er weer zes minuten nieuw geluid, waarop een meer melodische kant van de band wordt geïntroduceerd. Het tempo is verlaagd, maar het dreigingsniveau vermenigvuldigt. Frontman James McGovern houdt voor de verandering zijn longen intact en verkent in zijn teksten een soort tweedeling tussen licht en donker, leven en dood. De drums rammelen door en de gitaarpartijen walsen verder. De spanning is om te snijden. Een échte climax blijft uit, maar één ding is duidelijk: hier blijft het niet bij.

The Murder Capital doet op 30 juni Metropolis Festival in Rotterdam aan en speelt op 18 juli op Valkhof Festival in Nijmegen. 

Het is een druilerige, donkere vrijdagavond. Buiten parkeert een busje vlak voor de achteringang van het Stroomhuis. De passagiers zijn de bandleden van Viagra Boys. Zanger Sebastian Murphy en bassist Benke Höckert beginnen de instrumenten een voor een naar binnen te dragen. Iedere uitademing is zichtbaar door de lichtgrijze wolkjes die het opwekt deze avond. De sneakers van de mannen plenzen in de plassen en door de tot pap geworden bladeren. Het is een van de eerste koude herfstavonden van 2018, maar Murphy en Höckert dragen een dun joggingpak. Murphy blijft nog even buiten staan, bovenaan de trap. Hij trilt, maar steekt met vaste hand een peuk op, waarna er een flinke hoestbui volgt. Vanavond moet hij optreden, maar zijn weerstand kon niet op tegen de kou in de bus. Het leven is shit, maar lachen is de beste optie.

Tekst Midas Maas
Foto’s Tineke Klamer

Die laatste zin is bepalend voor de band. Het bevechten van misère met humor. Het ademt ook door alle nummers van zijn verse plaat: Street Worms. En hoewel de nummers veelal met satire doorladen zijn, gaan ze vaak wel in op persoonlijke onderwerpen uit het leven van David Murphy. Een leven dat zo’n dertig jaar geleden begon in Los Angeles, als zoon van een Amerikaanse vader en een Zweedse moeder. Höckerts verhaal begon heel ergens anders, in de Zweedse stad Motala. Als je naar een nummer als Just Like You luistert, kom je er al snel achter dat Murphy geen eenvoudige jeugd had.

“Ik verwoestte mijn relaties, verwoestte andere dingen die mij dierbaar waren. Ik wil hier niet over verder praten. It’s pretty personal”

Aan het begin van Just Like You wordt er een droombeeld geschetst: je hebt een lieve vrouw, een mooi huis en een kleine hond. Je vervolgt dat beeld van de droom met de zin: ‘I saw life/Without upset family members’. Oftewel: nu heb je familieleden die van streek zijn?
Murphy: “Dat waren ze toen ik tiener was. Ik was een bad kid. Ik deed niet wat ze mij vertelden te doen. Ik nam drugs. Ik ging een tijdje naar school, maar halverwege de middelbare school stopte ik. Mijn ouders wilden graag dat ik naar school ging en ik wilde dat niet. Ik eindigde als tatoeëerder in Stockholm.”

Höckert: “Ik was ook geen makkelijk kind. Ik deed dingen die ik niet zou moeten doen. Ik spoot graffiti, sloopte dingen, stal auto’s, deed drugs, dronk te veel alcohol. Ik ging naar het gymnasium. Een aantal vakken heb ik laten zitten, maar het was genoeg voor een diploma. Ik ging later ook nog naar de universiteit om een economische studie te volgen, maar die heb ik nooit afgemaakt. Toen ben ik min of meer verschillende bandjes ingerold. Ik werk nu als een timmerman.”

In het nummer wordt ook het andere uiteinde van die eerdergenoemde droom geschetst. De nachtmerrie, zou je kunnen zeggen. Je zingt: ‘I’m so glad/I never wandered down the wrong path/And ended up some kind of addict/Or loser or some kind of, some kind of/Some kind of psychopath.’ Hoe ver zat je daar vanaf?
Murphy: “I’ve been there, yeah, sure. Mijn verslavingen? Dat is best persoonlijk en het doet er eigenlijk niet heel veel toe. Amfetamine, benzoïden; noem het maar op en ik heb het waarschijnlijk gebruikt. In the end werkt het gewoon niet. Je verliest alles wat je hebt. It sucks. Je krijgt niks voor elkaar en je kunt je dromen niet waarmaken als je afhankelijk bent van drugs. Ik raakte rock bottom, meerdere malen in mijn leven. Ik realiseerde mij dat ik mijn leven aan het verneuken was. Ik verwoestte mijn relaties, verwoestte andere dingen die mij dierbaar waren. Ik wil hier niet over verder praten. It’s pretty personal.”

“Kijk gewoon naar de wereld man, het is fucked up”

 

 

Hoe gaat het nu?
Murphy: “Nu gaat het wel goed. Nu probeer ik mijn leven weer terug op te bouwen. Ik focus mij nu op de band en ik wil andere mensen niet meer tot last zijn. Ik neem verantwoordelijkheid voor mijn eigen acties.”

Hoe ver ben je nu van het droombeeld?
Murphy: “Ver. Ik bezit eigenlijk niks van die drie dingen, maar wie weet wat de toekomst allemaal in petto heeft. Op dit moment speel ik muziek. Dát is mijn leven op het moment.”

Höckert: “Ik heb een eenkamerappartement. En ik heb ‘misschien een vriendin’, haha. Just a ‘maybe’.”

Wie is ‘you’ in dat nummer?
Murphy: “Iedereen waar ik ooit tegenop keek. De rolmodellen in mijn leven. Mensen om mij heen, de mensen die nu luisteren. Het zijn veel mensen. De maatschappij als geheel, I guess.”

En waarom is die samenleving zo fucked up zoals je regelmatig zegt?
Murphy: “Kijk gewoon naar de wereld man, het is fucked up. Het is best simpel, lees de krant maar eens. Trump is president, het klimaat gaat naar de klote, het verschil tussen arm en rijk blijft groeien, alles is fucked up.”

Over Trump gesproken: dit jaar deed een extreemrechtse partij het uitermate goed in jullie thuisland.
Höckert: “Ze wonnen gelukkig niet. In veel districten hebben ze wel gewonnen, maar de sociaaldemocraten hebben alsnog meer stemmen gekregen. Ze kregen negentien procent, de sociaaldemocraten kregen 28 procent, of iets in die richting.”

Wat vinden jullie daarvan?
Höckert: “Fucked up! Fuck that! Voor mij is het: fuck grenzen, fuck nationaliteiten, fuck ras en fuck religie. Het is een groep mensen die racistische klootzakken zijn, weet je wel. It’s fucked up, ik weet niet wat ik er nog meer over moet zeggen.”

Murphy: “Toevallig gaat Worms daar op in: ‘The same worms that eat me, will someday eat you too.’ We zijn gemaakt van hetzelfde vlees en bloed, we gaan allemaal dood en we liggen allemaal op een dag te rotten onder de grond. Die zin heb ik van een kerel die in een interview wat zei over Trump: ‘What the fuck is er mis met die kerel. Hij realiseert zich niet dat we allemaal worden opgevreten door dezelfde wormen.’ Op het moment dat ik het nummer schreef voelde ik mij nogal sterfelijk. Ik dacht dat ik op mijn weg naar de dood was door drugsmisbruik.”

“Ik dacht dat ik op mijn weg naar de dood was door drugsmisbruik.”

En de uitweg uit alle ellende is punk?
Höckert: “Yeah! Toen ik opgroeide, voelde ik mij niet thuis in de normale wereld. De punkscene is er een waarin ik kon ontsnappen.  Het is een outsider-cultuur, een plek waar ik mij één kan voelen met andere fucked up mensen. Het is boze muziek waar ik mij goed in kan vinden. Al onze nummers: It’s all about being an outsider.”

Murphy: “Daarnaast lachen we er graag om, zoals je ook wel kan merken in onze muziek. Ik ben niet een heel serieuze kerel. Ik druk mezelf uit door humor. Ik heb geen lange serieuze discussies over shit. Het is veel makkelijker om te lachen om je problemen. Dat is ook veel beter dan door het leven te gaan met de gedachte: ‘ugh, alles is klote.’ Die humor is onderdeel van een positieve houding. Het is een positieve negativiteit. Comedy is belangrijk in de levens van iedereen. We houden van lachen.”

Boze muziek dus. Angstige muziek ook wel. Jullie tour uit 2015 had de naam Endless Anxiety Tour. Maken negatieve emoties betere muziek?
Murphy (zingt): “‘Tonight we’re gonna party.’ That sucks, die radiomuziek klinkt allemaal hetzelfde. Dat is ons doel, haha, het volgende album gaat gewoon veertien nummers lang vrolijkheid zijn. Even zonder grappen, toen wij de band net begonnen zo’n vier jaar terug had ik iedere dag en nacht last van angst: Endless Anxiety. Ik nam iedere dag drugs, maakte slechte keuzes en ik voelde mij slecht.”

Nu we het over punk hebben, waar begon muziek voor jullie?
Höckert: “Twisted Sister met We’re Not Gonna Take It op een cassette. Vanuit daar dook ik de heavy metal in en via de metal in de punk. De eerste punkband die ik leerde kennen was Asta Kask, een Zweedse punkband. Misfits kwam er vlak na. Vandaag de dag luister ik naar een veel breder scala aan muziek, zoals Container en Amyl and the Sniffers.”

Murphy: “Die vind ik ook gaaf. Maar ook Sleaford Mods en hiphop als Run The Jewels. Toch luister ik voornamelijk naar oude muziek, de muziek waar ik mee opgroeide. Het was de muziek van mijn vader en mijn ooms. Namen als Joy Division, New Order, Hank Williams, The Smiths en Radiohead, heel divers. Mijn ooms hadden dan ook een goede muzieksmaak. Ze gaven mij platen van al die bands. It’s all their fault.

“Ik ben wel vaker dan drie keer opgepakt, hoor. Waarvoor? Het bezit van drugs en smokkelen”

Nog niet zo lang geleden waren er nauwelijks interviews met jullie te vinden online. Er waren wat geruchten te vinden over Murphy. Om ons gesprek af te sluiten wil ik feiten van fictie scheiden. Eén: toen je in de Verenigde Staten woonde, heb je in de cel gezeten.
Murphy: “Nee, ik heb nog nooit in de bak gezeten. Je mag het opschrijven hoor, I don’t care.”

Je bent drie keer opgepakt. Waarvoor?
Murphy: “Dat wel ja, haha. Wel meer dan drie keer, hoor. Waarvoor? Het bezit van drugs en smokkelen. Ik wil niet dat mijn moeder dit leest, haha.”

Benke: “In mijn jeugd reed ik op brommers en motors zonder toestemming, terwijl ik ook nog eens minderjarig was. Stuff like that. En graffiti. Voor het stelen van auto’s ben ik nooit gepakt. Vrienden werden gepakt. Ik bleef op vrije voeten.”

Je bent vervolgens het land uitgezet, ging het verhaal.
Murphy: “Daar koos ik gelukkig zelf voor. Ik vertrok zo’n elf jaar geleden naar Stockholm. Ik wilde wat anders doen en ik had veel familie daar.”

Je bent daar gaan zwerven over de straten.
Murphy: “Ook al niet waar.”

Je bent karikaturen gaan tekenen om rond te komen.
Murphy: “Nope. Dat zou ik misschien wel moeten doen. Ik ben daar wel gaan werken als tattoo-artiest.”

Het is dus een compleet onzinverhaal. Toch kreeg het aandacht van een aantal media, die het voor waar aannamen.
Benke: “Perfect. Zo zou je het willen hebben! Een vriend van ons schreef dat verhaal een tijd terug. Wij vonden het hilarisch.”



Psycho Mind Festival
21 & 22 september 2018
Patronaat, Cul de Sac & V39, Tilburg

 

Ze zijn krap twintig jaar oud, de gasten van BlackWaters. De Britten kwamen elkaar tegen op de universiteit van Guildford. Ze begonnen samen met het maken van rauwe punk en nog geen twee jaar later werkten de band al samen met hun idool: Carl Barât, zanger van The Libertines aan eigen nummers. Wij werden er zo enthousiast van dat we ze twee weken geleden behandeld hebben in de TDI Tipt over het Psycho Mind Festival in Tilburg en belden vervolgens naar Engeland om met zanger Max te praten over het prille bestaan van de band en over punk in een digitaal tijdperk.

Laten we terug gaan naar het ontstaan: het jaar is 2014 als Max Tanner, Ollie Franklin, David Carpenter en James Watkins elkaar tijdens hun muziekles op de universiteit tegen.

Hoe kwam die eerste ontmoeting tot stand?
“Ik ging naar de universiteit om een band te vormen, net als de andere drie. Toen we voor het eerst afspraken, speelden we een Kings of Leon-nummer. Use Sombody natuurlijk. We riepen tegen elkaar: laten we een band starten en we gingen ervoor. We hadden ook nog eens geluk met het feit dat onze bezetting in die tijd nooit veranderd is. Dezelfde vier kerels. Niemand kreeg er genoeg van. Ollie, de bassist, was eigenlijk een gitarist, maar gelukkig houdt ‘ie van zijn nieuwe instrument. We komen allemaal uit totaal verschillende gebieden van het land, maar we kregen het gelukkig allemaal voor elkaar om elkaar te treffen in Guildford. Ik kom uit Assix, wat in het zuidoosten ligt. James komt uit Londen en Ollie en Franklin komen uit North-Hampton. Die gasten uit North-Hampton zijn geweldig street smart.”

Zanger Max Tanner

 

Wanneer gingen jullie zelf nummers schrijven?
“We deden maar een paar covers om erin te komen en met elkaar leren te spelen op allerlei manieren. Onze eerste nummers waren ook wel echt shit. Als we dat terugluisteren denken we: ‘bah, wat verschrikkelijk. Waarom? Waarom hadden we dat als tekst?’ Een echte shittekst was het nummer As I Grow Younger. Het was de eerste tekst die we schreven, sindsdien hebben we zoveel fucking songs geschreven.”

Wanneer vonden jullie je sound?
“Een halfjaar geleden. Dat heeft ons zeker anderhalf jaar gekost. We zagen ooit de band FIDLAR, een punkband uit Los Angeles. Die zijn geweldig! We zagen de band live en waren compleet weggeblazen. We werden verliefd op die rauwheid. We wilde graag nummers met die puurheid creëren. Die eenvoud komt ook door in onze teksten. Ik ben niet heel metaforisch in mijn teksten. Ik ben groot fan van Jarvis Bucker en nog een paar andere poëten. Hun teksten zijn zo simpel dat mensen ze begrijpen en zich er meteen mee kunnen identificeren. Tegenwoordig zijn er tal van bands die zoveel zeggen, want, uiteraard, er gebeurt veel op politiek en sociaal vlak in de wereld. Als ik een fucking politicus wilde zijn, zou ik wel een politicus zijn geworden.”

Die eenvoud komt ook terug in de productie: jullie gebruiken nauwelijks digitale poetsmiddeltjes. Daarnaast is jullie sound volgens jullie sociale kanalen zwaar beïnvloed door punk uit de jaren zeventig. Als je zou kunnen kiezen, in welk decennium zou je willen leven?
“Te lastig man! Euhm… Waarschijnlijk de seventies, sixties. Ik zou de Pink Floyd-tijd willen meemaken, maar ook wel het Joy Division-tijdperk. Er is te veel om te kiezen. Als ik dan toch echt zou moeten kiezen zou het toch de sixties zijn. Iedereen was toen een beetje maf. Mensen genoten er echt van. Tuurlijk had je toen ook veel shit, zoals er altijd is. Het lijkt een tijd te zijn waar iedereen redelijk tevreden met zichzelf was.”

Over decennia gesproken: Jarr’ed Up Generation is geweid aan jullie eigen generatie, jullie decennium: ‘We Are the jarr’ed up generation. Hold of we got a lack of inspiration.’ Waarom zou je je eigen generatie zo benoemen?
“Dat was een van onze eerste singles. We waren jong, we waren zestien toen we het schreven. Het gaat over hoe iedere zestienjarige het huis wil verlaten en niet meer onder de duim van zijn ouders wil zitten. We zaten in een burgerlijke stad waar we graag uit wilden ontsnappen. Het gaat over echt pisssed off zijn.”

Even later omschrijf je ze als lui. Waarom lui?
“Dat gaat over die momenten dat ik terug naar mijn vrienden in Assix ga en dan hebben we gesprekken. Dan vraag ik: heb je gehoord over wat er laatst is gebeurd? Ik heb het dan over politieke issues. Ik was zestien, ik zou daar niks om moeten geven. Veel mensen boeit dat gewoon niet. Het interesseert ze niet dat mensen dakloos zijn en zo. Er zijn zoveel fucking problemen. Maar goed, dat is prima, ik zeg niet dat dat iets slechts is om daar geen interesse in te hebben.”

Ben je zelf lui?
“Wat een verschrikkelijke vraag, haha. Het is grappig. Soms ja. Dan lig ik in bed en denk ik: ugh, geef me nog een halfuurtje extra. Dan pak ik gewoon een bak koffie en drink ik die in bed op. Op die manier ben ik lui. Ik begin ook weleens met sporten en dan schei ik daar na een maand weer mee uit.”

 

Naast dat hij lui is, heeft de Jarr’ed up generation ook last van een gebrek aan inspiratie. Hoe komt dat?
“Dat ging over onszelf op dat moment. We zaten vast in Guilford, de stad waar wij op de muziekuniversiteit zaten. Het is een geweldige scene daar, maar het ontwikkelt niet echt. Er is een onbekende reden waarom het daar niet echt wil werken. We hebben twee podia en, you know, die zijn populair, maar het komt niet van de grond. Op het moment was alles best opgedroogd. Dat maakt mensen gefrustreerd, want daar zitten zoveel getalenteerde mensen maar er gebeurt dus niks. Dat is ook hoe wij dat voelden in die tijd. We wilden het eruit schreeuwen en feesten om de realiteit een beetje te doen vergeten. Het was een spannende song om te maken. Het had veel ballen.”

Over spannend gesproken, dit nummer heeft volgens mij nog een andere reden waarom het speciaal is.
“Klopt, ja. We hebben het samen met Carl Barât van The Libertines gemaakt. Hij heeft ons geholpen met dat nummer. Dat was fucking mad, want wij zijn grote Libertines-fan sinds onze tienerjaren. Hij gooide er zijn trashy Libertines-sausje er overheen.”

Een nummer dat over diezelfde generatie lijkt te gaan is Love is a Future Computer. Over een toekomst die van computers houdt. Jij bent voor een andere manier?
“Wat grappig. Niemand heeft ooit gevraagd naar dat nummer. Het gaat over mensen die mensen online ontmoeten, die ze nog nooit gezien hebben. Ze zitten in een chatroom met onbekenden. Russel Brand zei ooit iets grappigs hierover. Hij had er over hoe iedereen op datingwebsites een soort van vast zit in deze gigantische digitale orgie van mensen. Er zijn zoveel digitale mogelijkheden dat mensen zichzelf daar een beetje in verliezen. Mensen worden online verliefd. Ik persoonlijk niet, maar iedereen heeft het eens doorgemaakt dat ze online spraken met mensen die ze niet kennen. Het is een interessant concept hoe mensen hun traditionele manier van sociale interactie bijna verliezen. Het gebeurt nog steeds hoor dat mensen verliefd worden in een bar. Technologie verandert alles. Het wordt bijna robotisch en raar. Waarom niet eropuit gaan in plaats van achter je computer blijven hangen?”

 

Vorig jaar augustus was jullie eerste optreden in het buitenland. Jullie traden op in Barcelona. Hoe lastig was het om buiten het Verenigd Koninkrijk te spelen als band?
“Het bijzondere was dat zij ons ontdekt hadden. Zij vroegen ons, in plaats van dat wij daar een gig probeerde te regelen. Die was dus niet zo lastig voor ons. Als het een jaar eerder was geweest, hadden we geen schijn van kans. Dan hadden ze ons echt niet geboekt. Voor zover wij wisten, luisterde niemand in Barcelona naar ons. Om daar op te treden was briljant. Het was is een grote club. We dachten: wie gaat ons nou opzoeken daar, toch gebeurde het. Iedereen was goed dronken en had er behoorlijk zin in.”

Op 21 september gaan jullie voor het eerst optreden in Nederland. Jullie melden dat laatst heel trots op Facebook. Het is echter niet in Haarlem maar in Tilburg.
“I know. Het was mijn gitarist die dat opgeschreven had. Was jij dat die gereageerd heeft? Is Tilburg een andere plaats?”

Totaal andere plek. Haarlem ligt in de buurt van Amsterdam. Tilburg ligt in de provincie Noord-Brabant.
“Oh, shit.”

Dat is niet erg. We vergeven het je. Om bij het thema van eerste keren te blijven: jullie hebben tot nu toe alleen maar singles en EP’s uitgebracht. Kunnen we binnenkort jullie eerste full-length album verwachten?
“Geen idee, man. Als we genoeg songs hebben die achter elkaar passen, is dat het moment om het te doen. We hebben genoeg nummers, maar die zouden niet werken als een plaat met twaalf nummers erop. Als we die in kleine porties uitbrengen, is dat beter voor ons op de lange termijn. Ik denk dat we dat uiteindelijk wel doen, ooit. Er is niet echt een grote reden voor.”

Waar kijken jullie naar uit op het moment?
“Psycho Mind Festival in Tilburg, haha. That’s it man. We kijken er echt naar uit om weer eens uit om buiten Engeland te spelen.”


 

WEBSITE PSYCHO MIND | FACEBOOK-EVENT | TICKETS


 


 

Een heuse internationale première op The Daily Indie vandaag. De Noorse singer-songwriter Pål Moddi Knutsen, kortweg Moddi, maakte een Engelse vertaling van Punk Prayer. Inderdaad, het liedje dat de Russische dames van Pussy Riot in 2012 opvoerden in een Russisch-Orthodoxe kerk en waarvan Vladimir Putin allerminst was gecharmeerd.

Voor de video van het nummer trok Moddi met zijn band naar de kapel van koning Oscar II in Sør-Varanger, helemaal in het ijzige noorden van Lapland en zo dicht bij de Russische grens als ze realistisch konden komen.

 

 

Waar Pussy Riot zich bediende van noisy gitaren, een hoop fluor en synthesizers, kleedde Moddi het liedje uit tot de absolute essentie. De subversieve teksten over de corrupte een-tweetjes tussen president en kerk aan de top van de Russische politiek, slechts ondersteund door een piano, waardoor het nummer nu meer aandoet als een psalm dan een punksong. Maar echte punk gaat natuurlijk niet over de verpakking, maar over de boodschap.

In Rusland zal het geen hit worden, maar dat is precies Moddi’s bedoeling. Het te verschijnen album Unsongs bestaat uit twaalf nummer uit twaalf landen, die op eniger wijze verboden zijn omdat ze het establishment bekritiseerden en ten slachtoffer vielen aan de censuur. Als dat geen punk is.Op 17 mei speelt Moddi in de Sugerfactory. Die show is helaas inmiddels uitverkocht.

Nadat de leden New Yorkse band Big Ups elkaar ontmoetten op de universiteit is het snel gegaan. De band bracht in hun eerste jaar al een single uit op 7’’, waarna het label smeekte om een compleet album om uit te brengen. Na de eerste, Eighteen Hours of Static, en na veel live dates waarbij ook Europa uitgebreid werd aangedaan, is de band nu terug met zijn tweede album; Before A Million Universes.

Big Ups zet met deze tweede plaat een gepolijst en gestructureerd werk neer. Op het eerste album waren bijna alle tracks van begin tot eind hard, maar met Before A Million Universes laten de New Yorkers zien dat ze meer kunnen afwisselen en zelfs enorm kunnen verassen. Het nummer Meet Where We Are is bijvoorbeeld een rustgevende song met een verhalende tekst, iets wat je nooit zou verwachten van Big Ups. Na drie minuten escaleert het echter onverwachts toch, en beukt de muziek harder dan ooit door je speakers.

 

 

Door de afwisseling tussen spreken, schreeuwen en zingen die zanger Joe Galarraga toepast, voelt de plaat fris en verrassend. Hope For Someone en Capitalized zijn de hardste, maar tegelijk toch ook meest pakkende nummers van het album. De opbouw in het pre-chorus van Capitalized is uitdagend, en zorgt ervoor dat het refrein des te harder binnenkomt. Big Ups verrast al met al en verlegt met Before A Million Universes zijn grenzen. Vooral de hardere tracks maken erg nieuwsgierig naar de liveshows.

8 april in Vera, Groningen
9 april in Area 51, Eindhoven
21 april in OT301, Amsterdam

Pardon our French, maar godverdomme, hier houden wij van op de vrijdagavond. En jij ook. Geen discussie mogelijk! Het is enige tijd geleden dat onze favoriete New Yorkse punkers ons iets voorschotelden, dus hier is Capitalized van Big Ups, om dat goed te maken.

Capitalized is het eerste moordwapen, uh, wapenfeit van de nieuwe plaat van de boze punkrockers uit New York, waarbij je twee minuten lang wakker wordt gehouden door de vertrouwde ondefinieerbare teksten, snoeiharde gitaren en drums die je van plafond tot vloer laten beuken. Als je dacht dat de Netflix-documentaire ‘Making a Murderer’ je dagelijkse fix was, dan heb je Big Ups nog niet gehoord. ‘Before A Million Universes’, het vervolg op het fenomenale ‘Eighteen Hours Of Static’ uit 2014, komt op 4 maart uit. Dood aan het kapitalisme, leve Capitalized!

 

We mogen nogal eens wat mooie tickets verloten, maar deze zijn wel erg speciaal. Georganiseerd door Fabrique Mozaique, de spin-off van Motel Mozaique, speelt Rats On Rafts op zaterdag 5 september een zeer speciale gig in de haven van Rotterdam! Samen met stadsgenoten The Lumes belooft het een donderend avondje te worden, en bij TDI kun je kaarten winnen!

We hebben maar liefst drie setjes van twee kaarten liggen hier. Wil je kans maken op een avondje dat bol staat van hedendaagse Rotterdamse punkattitude op een droomlocatie? Stuur dan een leuke mail naar ons toe, waarin je even kort vertelt waarom je hier bij móét zijn! Mails mogen worden verstuurd – voor 4 september 12:00 uur – naar prijsvraag@thedailyindie.nl.
Locatie: Gustoweg (ter hoogte van nr. 23), 15 minuten fietsen vanaf Rotterdam Centraal.

Meer informatie vind je hier!

De Deense bad boys/nihlistische punkers van Iceage kwamen weer even flink huishouden afgelopen zondag in Amsterdam. De Melkweg bol van muzikaal kruid dat elk moment kon ontploffen tijdens de altijd in duister gehulde sets van de Denen. Elias Bender Rønnenfelt gedroeg zich weer als een op hol geslagen stier, de monitoren op de rand van het podium moesten het weer eens ontgelden. We hebben genoten, nu nogmaals met een heerlijk fotoserie van Dennis Wisse.

 

​​

De laatste jaren rollen er voortdurend jonge, hippe acts van de band in Kopenhagen, dat naast de hoofdstad van Denemarken ook het indiemekka van Scandinavië is. Eén van die acts is Communions. Dit viertal maakt, in tegenstelling tot bekende plaatsgenoten als Iceage, Holograms en Shiny Darkly, lichtvoetige en zonnige popliedjes met de reverb-knop vol open. De band bracht vorig jaar al de EP ‘Cobblestones’ uit en nu is er een selftitled opvolger.

 

 

Op deze plaat viert het thema ‘zomer’ hoogtij, wat vooral te merken is bij het luisteren naar nummers als Forget It’s A Dream en Out Of My World, de twee indie-anthems die (toevallig?) het openings- en slotstuk van de EP vormen. Opvallend zijn ook invloeden van grote namen uit het verleden. De gitaren doen bij vlagen denken aan The Stone Roses en de ietwat drammerige vocalen van Martin Rehof klinken bij tijd en wijle als een piepjonge Morrissey die zojuist een heliumballon heeft leeggezogen. Een andere band die in herinnering schiet is Northern Portrait (vooral tijdens Summer’s Oath), niet geheel toevallig ook een product van Kopenhagen. Beide bands specialiseren zich in songs met veel janglepopinvloeden, maar waar Northern Portrait klinkt als een verzameling verloren B-kantjes van The Smiths, is Communions juist heel eigen in zijn eindproduct.

De band levert met deze EP een prima soundtrack voor de frisse zomeravonden af. Eentje die, ondanks minder overtuigende nummers (Wherever en Summer’s Oath), zowel geschikt is voor liefhebbers van nineties baggy gitaarmuziek, als de indiepopliefhebber van nu.

Ook dit jaar staat de Rotterdamse binnenstad – en aanpalende creatief gevonden locaties – weer in het teken van Motel Mozaique. Ieder jaar wordt het festival zichtbaarder in de Maasstad, maar wat nooit verandert is de immer scherpe programmering. Een kolfje naar de hand van uw favoriete muziekmagazine. We doen dan ook trouw verslag van het festival, beginnende met de vrijdag.

Tekst  Robin van Essel

Foto’s Rudy Sablerolle

Het is nog vroeg, als de Londenaren van Virginia Wing aantreden in de niet-zo-heel-sfeervolle foyer van de Rotterdamse Schouwburg. De band trekt dat zich desondanks niet aan, met aardige psychy new wave als resultaat. Virginia Wing is een wat luchtigere versie van Savages, al is frontvrouw Alice Merida ook waarschijnlijk niet de vrolijkste van de klas. De band speelt zijn hooks helder, met duidelijk te onderscheiden gitaar- en synthlagen. Maar verder is Virginia Wing door de minimalistische performance en duistere sound waarschijnlijk stukken beter op zijn plek in een sfeervol, donker hol, laat op de avond.

Wat is het toch met Deense punkbands en Nederland? Yung komt weliswaar Aarhus in plaats van de Deense hoofdstad en speelt niet met de donkere wave van oud-labelgenoten Iceage en Holograms, maar juist behoorlijk authentieke ‘70s working class punk, inclusief gebalde vuist, rauwe stemmen en houthakkerhemden. Het schijnt dat de geluidsman van Rotown de band bij de soundcheck verzocht om alsjeblieft iets minder hard te spelen, maar ook tijdens Yungs optreden is het volume aanzienlijk. De band zijn eigen ruiten in door na elk nummer uitgebreid te stemmen, maar verder is Yung een alleszins vermakelijke opwarmer voor de rest van de avond.

De Belgen van BRNS (spreek uit: brains) timmeren in eigen land al goed aan de weg en het kan niet anders dan dat er meer dan een paar zielen zijn gewonnen, vanavond in zaal 1 van de Gouvernestraat. De band uit Brussel maakt het zichzelf niet makkelijk, met een complexe opstelling, vreemde instrumenten (waaronder een keyboard dat qua looks en sound het meest wegheeft van kinderspeelgoed) en veel instrumentenwissels. De catchy, percussiegedreven indierock met samenzang en -schreeuw van het vorig jaar verschenen album ‘Patine’ worden gespeeld met het plezier die een band als Local Natives ook zo charmant maakte. BRNS is een geweldige, in Nederland nog zwaar onderschatte band zoals je ze alleen op ‘MoMo’ of festivals als Le Guess Who? ziet.

Door het enthousiasme rond BRNS komen we weliswaar te laat bij TDI-darling Jessica Pratt, die met haar ingetogen, breekbare folky indie precies op haar plek is in de indrukwekkende Paradijskerk. Op Pratt’s karakteristieke stem en simpele gitaarbegeleiding na, kun je dan ook een speld horen vallen – mensen die weg willen, wachten netjes op het einde van een song voordat ze durven opstaan. De verlegen singer-songwriter is dankbaar en het zorgt voor een bijzondere sfeer. Nu is dat al snel, in een kerk die zelfs precies ruikt zoals een kerk moet ruiken, maar Pratt is hier wel echt spot on geprogrammeerd.

Omdat Ibeyi door een plots opkomende keelontsteking is geveld, gaan we naar Nimmo (voorheen Nimmo and the Gauntletts), een paar deuren verder in Rotown. Het blijkt een prima wake up call. Met elektrogitaren, afwisselende vocalen, goed getimede breaks en fijne beats, maar zonder te vervallen in platte houseclichés, is Nimmo een soort The XX-on-steroids. Of testosteron. Want met Sarah Nimmo en Reva Gauntlett heeft de Engelse band twee behoorlijk rabiaat, euh, feministische frontvrouwen, maar verder is Nimmo gewoon vooral feest. Dat tegen het einde de stemmen het een beetje beginnen te begeven, doet daar niks aan af. Rotown is dan al aan het dansen geslagen.

We kunnen lekker blijven staan voor The Districts, voorheen getipt als mustsee. De Amerikanen, onder leiding van Rob Grote, waren absolute favoriet op SXSW. En er moet worden gezegd: de band heeft die lekkere zuidelijke knauw van de oude Kings Of Leon, inclusief erg goede songs. Het probleem zit ‘em dan ook niet in de rootsrock ’n roll zelf. De performance van de band voelt gemaakt, een moetje, het enthousiasme gespeeld. Daarbij ligt het tempo laag, met iets te veel tergend trage songs achter elkaar. Het publiek is dan ook niet onder de indruk. Pas tegen het eind, bij de climax van Funeral Beds, voelt het optreden oprecht. Het redt de show van The Districts helaas niet van het credo ‘degelijk’.

Inmiddels is het na middernacht en het publiek in Rotown vertrekt naar huis of Weval, dat in Perron speelt. Een halflege zaal is niet de beste setting om met je lamme kop naar een stel opgefokte Engelsen te gaan kijken, maar het maakt Bad Breeding zelf niet zoveel uit. De band hanteert geen opbouw: het begin is al furieus en zo blijft het. Zanger Chris Dodd kronkelt krijsend over het podium, terwijl gitarist Matt Toll bovenop hem staat. Helaas komen door het oorverdovend volume de subtiliteiten, die toch echt wel in de inventieve hardcore punk van Bad Breeding te vinden zijn, aanvankelijk niet over. Maar het harde werken van de band redt het optreden. Bij het sluitstuk met singles Burn This Flag en Age Of Nothing zijn zanger en gitarist inmiddels verhuisd naar de zaal, tussen het publiek, en Rotown springt voorzichtig in de pit. We hadden een vollere, zweterigere zaal gewenst, maar al met al een indrukwekkend einde van een kwalitatief hoogstaande dag Motel Mozaique.

 

 

Sinds vorig jaar is er geen nieuw materiaal uitgekomen van dit trio uit Glasgow, maar de punkers van Baby Strange hebben zeker niet stilgezeten in de tussentijd. Want ze komen keihard terug met hun nieuwe single Distance Yourself.

 

Meerdere gezichten
De band heeft even de tijd genomen om te werken aan hun snauwende en taaie sound, maar vooral aan de afwerking van hun nummers. De single is strak geproduceerd, laat meerdere gezichten gezien en de band weet op een knappe manier alles naadloos in elkaar over te laten lopen. Knap gedaan, zeker als je naar het bijna poppy refrein luistert dat telkens over wordt genomen door krijsende gitaren en horror-achtige baslijnen.

 

Een band om in de gaten te houden voor iedereen die van een lekker potje rauwe, maar melodische post-punk houdt. Meer van dit, graag!