Ken je dat, dat je na al het jaarlijstjes-geweld van begin december toch altijd nog een paar van die pareltjes ontdekt die je om één of andere reden compleet gemist had? Daarom brengt The Daily Indie de laatste dagen van het jaar traditiegetrouw nog een ode aan een aantal briljante, tot nu toe compleet overkeken albums. Zodat er ook op de valreep van de jaarwisseling nog genoeg goede muziek te ontdekken valt. De hekkensluiter van het jaar is The Great Unknown van Mystic Braves, een band die al jaren schandalig onder de radar blijft.

Tekst Robin van Essel

Soms heb je van die bands die al járenlang geregeld van zich laten horen, platen verkopen, volle zalen trekken en zo voorts, maar die desondanks toch alleen vragende blikken opleveren wanneer je zegt dat de band in kwestie toch wel weer een lekker plaatje heeft gemaakt. Zo ook Mystic Braves. Toegegeven: je vraagt er ook wel een beetje om, wanneer je als band niet één, maar twee keer je naam wijzigt.

Hou je vast: in 2012 bracht Blackfeet Braves uit Californië zijn gelijknamige debuutplaat uit vol met zonnige psychedelische pop, die destijds naadloos mee liftte in de slipstream van bands als Allah-Las, Night Beats, The Growlers en Mr. Elevator & The Brain Hotel. Het album lag koud in de winkel toen de band zijn naam wijzigde naar Mystic Rabbit, wat dan ook weer de eerste single was van het album Blackfeet Braves, dat dan op zijn beurt weer niet van naam wijzigde. De plaat landde prima, voornamelijk door de populariteit van eerdergenoemde bands in die tijd die Blackfeet Braves / Mystic Rabbit meenamen op tours door de VS. Toen de band een jaar later met een opvolger genaamd Desert Island kwam, prijkte ineens de naam Mystic Braves als bandnaam op de cover en werden ook zowel bandnaam als titel van de debuutplaat met terugwerkende kracht omgedoopt.

Driemaal is scheepsrecht, moeten Julian Ducatenzeiler (zang en gitaar), Tony Malacara (bas en zang), Shane Stotsenberg (gitaar en zang), Cameron Gartung (drums), Ignacio Gonzalez (orgel) gedacht hebben, want sindsdien houdt de band uit San Diego netjes Mystic Braves aan. Plaat nummer drie Days Of Yesteryear kwam uit 2015: het jaar waarin we het wel even gehoord hadden met die Californische psychpop, getuige de miljoenmiljard Allah-Las-klonen die rond dat jaar rechtstreeks terug de obscuriteit in gingen. Niet verwonderlijk: het begon allemaal wel erg veel op elkaar te lijken, toch? Hoe lekker het ook is, een mens kan maar zo veel zongeblakerde stranden, surfers, roadtrips in Amerikaanse convertibles met aangename lofi sixties janglegitaartjes en Hammond-akkoorden verdragen.

En het duurde inderdaad drie jaar waarin Mystic Braves het gemakkelijk voor gezien had kunnen houden, ware het niet dat het publiek in de VS om een of andere reden er geen genoeg kreeg: de band tourt sinds 2015 praktisch nonstop door het land en afgelopen zomer was daar ‘ineens’ plaat nummer vier, The Great Unknown. En laten we er niet omheen draaien: als na vier seconden klinkt opener Under Control alsof de tijd heeft stilgestaan. Het klinkt allemaal nog net zo retro als 2012. Begrijp me niet verkeerd, alles dat Allah-Las zo onweerstaanbaar maakte is aanwezig. En: een ‘bekend geluid’ staat volgens ons echt niet altijd gelijk aan ‘niet de moeite waard’.

Desondanks was The Great Unkown was redelijk geruisloos uit ondergetekende’s 2018-canon vertrokken als bleek dat de plaat bij nader luisteren niet zo belachelijk vol heerlijke songs zou staan. Ducatenzeiler en co. zijn namelijk bijzonder goede songschrijvers, die alle twaalf nummers op deze plaat erin slagen om hun collectieve geluid meer te laten zijn dan een jangly gitaartje, vierkwartsmaat drums en wat samenzang. Het is herkenbaar, maar mede dankzij de kraakheldere hifi productie wel anno-nu-herkenbaar, en het ontstijgt daarmee met gemak de eeuwige vergelijking met die andere Californische psychpopband.

Om maar eens een cliché van stal te halen: Mystic Braves klinkt op The Great Unknown zelfverzekerd en volwassen. De een na andere onweerstaanbare hook, een subtiel pianoriedeltje, een tempoversnelling – het is muzikale aankleding voor melancholieke, soms ronduit trieste mijmeringen over hoe godvergeten vergankelijk en betekenisloos deze wereld soms is, en dat eigenlijk het enige dat je kunt doen om de boel als de sodemieter te relativeren is erop uit trekken, op weg naar nieuwe avonturen.

Mystic Braves is op deze plaat net zo retro en tijdloos als midden-in-de-roos 2018.


Lees hier ook de overige delen van onze Op de valreep-serie van dit jaar terug:
1: The Citradels – Fuck The Hits, Vol 1.
2: American Pleasure Club – A Whole Fucking Lifetime Of This
3: Man From The South – The Disappearance Of Man From The South
4: Tropical Fuck Storm – A Laughing Death In Meatspace

Ken je dat, dat je na al het jaarlijstjes-geweld van begin december toch altijd nog een paar van die pareltjes ontdekt die je om één of andere reden compleet gemist had? Daarom brengt The Daily Indie de laatste dagen van het jaar traditiegetrouw nog een ode aan een aantal briljante, tot nu toe compleet overkeken albums. Zodat er ook op de valreep van de jaarwisseling nog genoeg goede muziek te ontdekken valt. Nummer vier in de reeks: redacteur Bart brengt een ode aan het fijnzinnig getitelde A Laughing Death In Meatspace van het al even zo fijnzinnige Tropical Fuck Storm.

The Drones gooide in thuisland Australië hoge ogen, met het prachtige Wait Long Enough By The River And Your Enemies Will Float By uit 2005 als uitschieter. Maar ècht doorbreken deed de gruizige, bluesy gitaarmuziek ook weer niet. In 2016 stopte de band ermee, maar zanger/gitarist Gareth Liddiard en bassiste Fiona Kitschin gingen verder.

In 2017 begon het duo Tropical Fuck Storm, met Erica Dunn op gitaar en toetsen en Lauren Hammel op drums, en schreven ze het ook al zo fijnzinnig getitelde  A Laughing Death In Meatspace bij elkaar. Het is een plaat die nog iets ongemakkelijker is, nog wat harder schuurt en misschien ook nog wel iets mooier is dan wat The Drones ooit uitbrachten.

Tropical Fuck Storm klinkt als een pislinke David Bowie en het boze neefje van Nick Cave in één. De algehele modus operandi is dat het viertal er steeds in slaagt een gemiddeld popliedje bij de kladden grijpen, om het daarna op de pijnbank smijten en uit elkaar te trekken tot het gilt. Het is gedeconstrueerde popmuziek in optima forma en de plaat luistert als een koortsachtige, bijna beangstigende trip.

In opener You Let My Tires Down lijkt Liddiard uit zijn tenen te zingen, terwijl de gitaren over elkaar jagen in een nummer dat steeds dramatischer wordt, maar nergens verzandt in nodeloos bombast. Misschien nog wel sterker zijn ondergistende, broeierige nummers als Chameleon Paint, waarin de focus minder op feedbackende gitaren ligt en meer op synths en gerafelde beats. Dan hoor je pas goed hoe slim de band speelt met zijn liedjes; hoe ze worden afgebroken en weer aan elkaar gelijmd, zodat er iets volstrekt nieuws en spannend is ontstaan. 

Vrolijk is het bepaald niet, al doet de venijnige humor in Liddiards teksten je regelmatig grijzen. Verhalen over dropouts van de maatschappij wisselt hij af met distopische toekomstbeschouwingen over een wereld waarin niemand meer schaakt en waarin computerproducent IBM niet alleen je dromen, maar ook je nachtmerries bewaarheid laat worden. A Laughing Death In Meatspace is de misschien wel ongemakkelijkste én sowieso één van de mooiste platen die dit jaar verschenen is.


Lees hier ook de overige delen van onze Op de valreep-serie van dit jaar terug:
1: Fuck The Hits, Vol 1. – The Citradels
2: A Whole Fucking Lifetime Of This – American Pleasure Club
3: Man From The South – The Disappearance Of Man From The South

Ken je dat, dat je na al het jaarlijstjes-geweld van begin december toch altijd nog een paar van die pareltjes ontdekt die je om één of andere reden compleet gemist had? Daarom brengt The Daily Indie de laatste dagen van het jaar traditiegetrouw nog een ode aan een aantal briljante, tot nu toe compleet overkeken albums. Zodat er ook op de valreep van de jaarwisseling nog genoeg goede muziek te ontdekken valt. Eén van die gemiste parels komt gewoon uit het zuiden des lands, van Man From the South.

Tekst Niels Steeghs

Man From the South is het geesteskind van Eindhovenaar Paul van Hulten (die je wellicht al kent van zijn eerdere band Woody & Paul). Voor de oplettende en belezen lezer: inderdaad, er is een link naar de vertelling van Roald Dahl. The Disappearance Of Man From The South is Van Hultens derde, meesterlijke plaat.

Ietwat ironisch getiteld is ‘ie wel, want verdwijnen is niet eens zo moeilijk als je niet staat te popelen om overal in de spotlights te staan. Van Hulten is geen man van veel woorden en al evenmin een boodschapper van al te veel poespas. In gesprek met de krant van zijn regio, het Eindhovens Dagblad, zei hij over muzikanten met maniertjes die over hun zogenaamd moeilijke levens zingen: “Ik kan niet zo goed naar zulke mensen luisteren. Dan denk ik vooral: ‘Zoveel mensen met zo’n enorm interessant leven zijn er toch niet? En dan zijn ze ook nog allemaal muzikant!’ Er was maar één Townes Van Zandt, geen honderd!”

Getormenteerd mag het bestaan dan misschien niet zijn, de liedjes van Man From the South zouden niet misstaan in een filmisch decor. Denk aan de beelden van David Lynch of Twin Peaks en je hebt een idee. Fans van Jason Isbell, Bonnie ‘Prince’ Billy en ook Townes van Zandt kunnen dit moeiteloos aan de platenkast toevoegen. De thema’s? Een liedje als Swedish Balls gaat precies over dat waar je nu het eerst aan denkt: het herkenbare gevoel van verdwaald en verdwaasd raken in de Ikea: ‘Forgot what I was once looking for. No voice to guide me through these endless corridors’, horen we Van Hulten met zijn donkere vocalen zingen. Niks moeilijk gedoe, gewoon dingen die uit het leven gegrepen zijn. Net zo herkenbaar als het ouder worden waar Demons Of Age over handelt, en in The Death Of Me zelfs mijmerend over hoe het einde van het leven zal komen.  

Net als op zijn vorige platen staat dit werkje bol van de serene prachtliedjes. Intens, broeierig en een tikje dromerig. Van Hulten krijgt wederom hulp van compagnon Chris Draaijer, de multi-instrumentalist (zelf spelend onder de naam travelsunnysamsara) en producer die de plaat voorziet van dat extra spannende laagje synthesizers en vocale vervormingen.

Een puik werkje vol warme melancholie en bedachtzaamheid dat in alle bescheidenheid – want in eigen beheer – werd uitgebracht en daardoor behoorlijk onder de radar bleef, maar dat zeker wat extra draaibeurten verdient. En wie weet ligt het Ikea-sentiment na de tweede kerstdag ook bij jou nog wel vers in het geheugen.      


Lees hier ook de overige delen van onze Op de valreep-serie van dit jaar terug:
1: Fuck The Hits, Vol 1. – The Citradels
2: A Whole Fucking Lifetime Of This – American Pleasure Club

Ken je dat, dat je na al het jaarlijstjes-geweld van begin december toch altijd nog een paar van die pareltjes ontdekt die je om één of andere reden compleet gemist had? Daarom brengt The Daily Indie de laatste dagen van het jaar traditiegetrouw nog een ode aan een aantal briljante, tot nu toe compleet overkeken albums. Zodat er ook op de valreep van de jaarwisseling nog genoeg goede muziek te ontdekken valt. In deel twee: redacteur Mick over A Whole Fucking Lifetime Of This van American Pleasure Club.

Voel jij je een oude ziel die niet meer bijhoudt waar ‘de jeugd’ zich mee bezighoudt? Soms is het lastig om bij te houden hoe jonge (echt jonge, bedoelen we) mensen nieuwe muziek ontdekken. En dat is misschien niet heel gek. Hoe moet je in hemelsnaam weten dat het de moeite waard is om Soundcloudrappers via Tumblr te volgen? Voor je het weet, loop je plots achter de feiten aan en ben je al veel te laat om de dood van Lil Peep te betreuren. Of was het Lil Pump? Waarom zit überhaupt iedereen ineens aan de Xanax als een partydrug? Nee, geef ons oude zielen maar de zolderkamerfratsen van Car Seat Headrest.

American Pleasure Club zou weleens de brug kunnen zijn tussen die twee werelden. De band staat onder aanvoering van Sam Ray, wiens online persoonlijkheid al net zo alle kanten opschiet als de muziek. Zelf kondigde hij in blokletters aan dat we vooral moeten genieten van dit in februari uitgebrachte album, hij had er immers zijn eigen bloed voor vergoten en zijn ziel voor geruïneerd.

De emoties liggen er inderdaad dik bovenop. In veel andere gevallen zou dat slecht uitpakken. Dat komt vaak banaal over, of zelfs nep. Op A Whole Fucking Lifetime Of This slaagt American Pleasure Club er echter in om enorm veel stukjes evocatieve muziek achter elkaar te plakken, zonder dat het overkomt als puur effectbejag. Het is de knip-plakgeneratie, die lak heeft aan genre-grenzen, en gewoon speelt wat ze vindt dat er op dat moment nodig is.

Het levert een overweldigende potpourri aan stijlen op die, ondanks de titel van de plaat, met een krappe vijfendertig minuten voorbij is voor je het doorhebt. In dat half uurtje wordt de luisteraar wel achtergelaten met een collage van nostalgie: naar zeroes indie, nineties triphop, scheurende gitaren en zelfs een snufje jungle. Voor mensen die geen geduld hebben om een album van voor naar achter helemaal te beluisteren is dit misschien wel het moment om dat eens te leren. Het duurt maar even en je hoeft nooit veel langer dan anderhalve minuut op hetzelfde te letten. Ook binnen de liedjes zelf springen de arrangementen allerlei richtingen uit. Als ze dat niet doen, levert dat juist weer prachtige contrasten op, waar je wel naar moet luisteren.

De voormalige bandnaam Teen Suicide doet al vermoeden dat we hier met een stereotype hooggevoelige millennial te maken hebben. Sam Ray lijkt dit imago donders goed door te hebben, want hij weet juist zo met de verwachte clichés te spelen dat je het album meteen nog maar eens opzet. Gewoon om nog eens goed na te gaan wat er nou eigenlijk net allemaal gebeurd is. De kleine liedjes zijn bloedstollend mooi, de grote intens meeslepend. Maar denk nu niet dat dit album zo random is dat het nutteloos wordt. Het is juist een van de sterke punten dat zowel de losse tracks als het hele album ondanks zichzelf allemaal als één geheel aanvoelen.


Ken je dat, dat je na al het jaarlijstjes-geweld van begin december toch altijd nog een paar van die pareltjes ontdekt die je om één of andere reden compleet gemist had? Daarom brengt The Daily Indie de laatste dagen van het jaar traditiegetrouw nog een ode aan een aantal briljante, tot nu toe compleet overkeken albums. Zodat er ook op de valreep van de jaarwisseling nog genoeg goede muziek te ontdekken valt. De eerste: het magistrale Fuck The Hits, Vol. 1 van het Australische The Citradels.

Tekst Jort van Meeteren

Toen we in het voorjaar van 2017 schreven over Where’s One?, het toen net uitgebrachte album van The Citradels, merkten we al op dat de band voorzichtig een andere koers inzette. Zoals wij als luisteraar ouder worden en onze interesses verschuiven, zo begonnen ook deze Aussies met andere stijlen en vormen te flirten. De songs waren melodischer, er was minder feedback en drone en het werd allemaal wat kleurrijker.

Onlangs kwam Fuck The Hits, Vol. 1 uit en dat bleek, niet geheel onverwacht, de definitieve omarming van de innerlijke Brian Wilson van de band. Waar vroeger de reverb vol open gedraaid stond en het luisteren naar The Citradels platen voelde alsof je door een opiumwolk bevangen werd, heeft de band nu een plaat gemaakt die een heel andere luisterervaring biedt. De composities zijn complexer, er is meer ruimte voor individuele inbreng en er zit een zeker gevoel van mysterie in dit album. Het galmt nog steeds op een aangename, psychedelische manier, maar ze zijn iets zuiniger met de echo: de effecten worden hier op een heel andere manier ingezet.

The Citradels heeft inmiddels bewezen prima op zichzelf te kunnen staan en zich geen reet aan te trekken van wat er hip en commercieel interessant is. De titel van het album zegt wat dat betreft eigenlijk al genoeg. Maar laat er geen twijfel over bestaan: de band werkt gepassioneerd aan elke plaat. Ook deze is allerminst een gevalletje ‘op-de-automatische-piloot-nieuwe plaat-uitpoepen’.

Toen The Beach Boys destijds met Pet Sounds kwam, sloeg dat in als een bom. Zelfs The Beatles, toch ook niet de minsten, vonden inspiratie in het orkestrale, psychedelische meesterwerk van Brian Wilson. En nu, vijftig jaar later, blijkt het album nog steeds een bron van inspiratie voor nieuwe generaties. The Citradels heeft een wonderschoon album gemaakt dat mijlenver verwijderd ligt van hun early years, maar het is onmiskenbaar het werk van de Australiërs.