De zaterdag van Best Kept Secret is er een van tropische temperaturen. Het lijkt wel zomervakantie. Wederom genoeg parels in het verschiet, afgewisseld met korte dipjes in het meer en een tijdreis naar de jaren ’70 met een 3D-show van headliner Kraftwerk. Onze redacteurs van dienst zien onder andere Selma Judith, Feng Suave, Mac DeMarco, Fat White Family, Death Grips en Cigarettes After Sex. Een aaneenrijging van hoogtepunten, zo valt de tweede dag van het Brabantse festival best te beschrijven.

Tekst Bente Hout & Midas Maas
Foto’s Maren van der Burght

Het belooft een warme dag te worden en ik ben er op tijd bij. Niet geheel vrijwillig: probeer maar eens niet uit een nylon tent weg te drijven als de zon doorbreekt. Voor de ingang van het festivalterrein staat een kleine dj-booth met twee sportverslaggevers die voorbij wandelende festivalgangers ‘verslaan’ alsof het wielrenners zijn. Een slimme zet van BKS voor het wegwerken van ochtendhumeurtjes, nog voor je als bezoeker voet zet op het terrein. “Zeg, meneer met de gele trui op rechts, kijk eens naar uw vriendin, in plaats van naar ’t meiske voor u!” In de tussentijd bereikt het zogenaamde peloton (lees: zeven middelbare mannen op rij, klungelig sprintend over de weg) de entree van het festival.

Spotify-straatje
Mijn dag begint bij The Beths, een band die met zijn melancholie en indiepop de Five al ramvol trekt. En mind you: het is half een ’s middags wanneer hij begint. Dat is de vroege morgen in festivalland. The Beths’ muziek klinkt in eerste instantie toch vrij vrolijk, maar onder die soms bijna powerpopachtige kracht, zitten teksten met bakken emotie. Dat is voor wie echt gaat luisteren, voor de toeschouwer die enkel wat meezingbare knallers wil ervaren, staat er zeker goed. De refreintjes kan iedereen wel meestampen en zingen na ze eenmaal gehoord te hebben.

Dit Nieuw-Zeelandse viertal is overigens niet de enige act die deze middag op een dergelijke manier naar het verleden kijkt. Je zou in een weg langs ‘aanbevolen artiesten’ op Spotify zomaar eens het programma van de Five samenstellen dat zich deze middag achter elkaar af gaat spelen: Hop Along, Lucy Dacus en Snail Mail. En dat is eigenlijk een best fijn vooruitzicht.

Te beginnen met Hop Along. Een band die qua sound wel binnen dat indiepop vakje past, maar er ook net zo goed buiten kleurt. De ene keer neemt het folk in de hand, de andere keer komt er een bluesriff tussendoor en even later doet het zomaar denken aan de emo uit de jaren negentig. Die stem van frontvrouw Frances Quinlan is wel een hit or mis. Het hese randje op haar stem klinkt niet altijd even oprecht en de overgangen tussen haar zeer hoge uithaaltjes en haar normaal middenzware stem, gebeuren een beetje sporadisch. (MM)

Nu ik toch op het onderwerp was van in elkaars verlengende liggende artiesten: Lucy Dacus. Ik had toch stiekem gehoopt dat Julien Baker en zij bij elkaar op het podium zouden verschijnen om nummers van het Boygenius-project samen te doen, maar het blijft bij enkel hoop. Dacus verschijnt vijf minuten later zonder band. Ze spreekt haar publiek toe en vertelt hoe de vlucht twee uur te laat was en haar bandleden in een andere auto onderweg zijn. Gelukkig is Dacus ook erg bekwaam met enkel een gitaar en dat oppert ze dan ook als oplossing. Én: we krijgen twee nieuwe songs. Uiteraard verzoekt Dacus geen video-opnames te maken. Vorig jaar las je bij ons over het verhaal achter haar plaat Historian en hoe Dacus al haar belevenissen bijhoudt in een dagboek. De twee nieuwe songs klinken ook echt zo. De een noemen we voor het gemak Don’t Know How to keep Smiling en de andere Choke Hole. Ik neem mijn interpretaties hier door. De eerstgenoemde beschrijft hoe een ouder het opgroeiproces van zijn kind kan ervaren. Met het kind aan de andere lijn, zegt de ouder: “I don’t know how you keep smiling/I would kill you if you let me.” De tweede beschrijft een disfunctionele, met alcohol doordrenkte relatie. De prachtigste zin uit dat nummer? “He’ll blame the alcohol.” Over Historian gesproken: wanneer de twintiger de titelsong van de plaat inzet, komt de band binnengelopen. Na een excuses voor het ongemak en haar thuisland Noord-Amerika, begint ze Yours & Mine. En hoewel ze aan het einde van deze set echt niet al haar mooiste nummers heeft afgewerkt, vergeten we dat door dit genereuze optreden volledig. (MM)

De laatste uit dit rijtje artiesten dat haar teksten op typische coming of age-taferelen fundeert, is Snail Mail. En uiteraard heb ik verwachtingen, want hoewel het album vreemd genoeg geen plekje had in onze eindejaarslijst, was bijvoorbeeld medium Pitchfork zo te spreken over het album dat het bijna een negen ontving. En die hype heeft met meer te maken dan alleen de mening van andere muzieknerds, want ook de knaller Pristine voedt dat enthousiasme, wat met zijn refrein alle zintuigen in mijn liefde voor emo aanspreekt met de lijn: Don’t you like me for me?/Is there any better feeling than coming clean? Naast dat en de Habit EP, heeft de drie jaar oude band niet veel meer in zijn discografie en dus hoort het publiek bijna ieder nummer van de groep. (MM)

De ander route
Om 13.00 uur stapt Helena Deland het podium in de Seven op, ietwat ongemakkelijk. “Ik zal proberen jullie allemaal in één keer te vragen hoe het gaat”, giechelt ze. “Dus, eh, hoe gaat het?” Het publiek druppelt langzaam naar binnen. Benieuwd naar de blondine met de gitaar. Wanneer ze begint te spelen verstomt langzaam het bonzende geluid van soundchecks op omliggende podia, wat plaatsmaakt voor de droomwereld van Deland. Echte ochtendmuziek, maakt ze. Van die liedjes waarvan je spontaan zin krijgt in een vrije zondag, met goeie koffie en een krantje, zo één. Ze betovert de voorste helft van haar publiek met haar mierzoete stem. Helaas weet ze de achterste helft minder te roeren, die verdwijnt al snel de tent uit, het festivalgedruis in. (BH)

Een stuk interessanter en eigenzinniger is de dame die een uur later haar entree maakt in de Seven: Selma Judith. De jonge Deense bracht een paar nummers uit die al snel werden opgepikt door internationale blogs. Mede vanwege de persoonlijke, kwetsbare teksten. Gedragen door spaarzame elektronica en kracht bijgezet door de backingvocals van twee van haar bandleden komen die ook nu sterk naar voren. De ledstrips in het halfronde dak van de Seven zorgen voor een intieme clubsfeer die naadloos aansluit bij de zwoele R&B van de zangeres. En op het moment dat je vermoedt dat ze haar trukendoos wel volledig opengetrokken zal hebben, neemt ze plaats achter een harp en speelt ze een prachtig nummer, solo. Waren we bijna even vergeten dat ze ook harpiste is (waardoor ze samenwerkte met onder andere The National en MØ). Ze toont zich een veelzijdig en talentvol artieste, hier in Hilvarenbeek. (BH)

Phosphorescent op podium One. Matthew Houck blijkt precies wat ik nodig heb op dit punt van de dag, al pootjebadend met een glas bier in mijn hand. Met zijn band speelt hij een energieke set, in de volle zon. De prachtige, rauwe stem van Houck en de pakkende melodieën bewegen zich als een prettige zomerbries over het veld. Niet te moeilijk, wel heel goed. (BH)

Het einde van de rit
Mijn trip in het indiepop melancholie-straatje wordt plots onderbroken door de set van Fat White Family. Als er één band is van deze line-up die graag trapt om te trappen, is het dit drietal. Dit jaar schopten ze nog flink tegen Idles en de volgens hen doorgeslagen linke politiek waar ze voor staan (de explosieve rant van frontman Lias vind je in het interview dat ik met het drietal had). Live staat de groep er met zes muzikanten die ook stuk voor stuk druk bezig zijn. Ze staan met zijn zessen, want de band heeft er live drie extra muzikanten bij, mooi op één rij als een waar muzikantenleger. Bij de opkomst weet je met wie je te maken hebt, als Nathan schalt: “Salam aleikum, motherfuckers!” Het zestal voelt bij elkaar geraapt maar toch één, wat misschien wel komt door de opvallende verzameling kleding en instrumenten die ze bij zich dragen. Wie dan ook had gehoopt dat deze musketiers spelen zoals ‘op de plaat’, komt bedrogen uit. Nee, de Fat Whites spelen ieder nummer anders en soms écht compleet anders. Om je een idee te geven welke instrumenten er in korte tijd doorheen worden gewerkt: dwarsfluit, tuba, saxofoon en misschien wel zes verschillende synths. De grote nummers hebben ze compleet veranderd. Zo klinkt Feet ineens als een uptempo dansnummer en is Tastes Good With The Money wel erg vlot. Zanger Lias trekt ook nog even zijn shirt uit en begint wilt op zijn borst te slaan. Echter is dit een enorm beheerst concert in de termen van deze Londense band. Dat is ook niet zo gek, nu de band het inzicht heeft gekregen dat teveel drugs niet goed voor je zijn. Maar wanneer je denkt dat het volledig clean blijft, vraagt Lias op ernstig serieuze toon of er iemand ketamine bij zich heeft. (MM)

De heftige rit wordt nog maar eens wat heftiger als Death Grips een uurtje later datzelfde podium Two betreedt. En hoewel de groep al tien jaar bestaat, is het mijn vuurdoop bij deze act. En jemig: dit is de heftigste act van heel dit festival. Het is vele malen eerder beschreven, maar ik ga het hier gewoon weer doen: deze act is meer punk dan menig punkband. Drummer Zach Hill houdt gewoon nooit op. De ritmes die hij uit zijn stokken schiet, zijn blarenkwekend vlot. De ene keer klinkt het bijna black metal in tracks als Black Paint en de andere keer klinkt het industrial rock á la Nine Inch Nails. We horen een zachte backingtrack van MC Ride, die hij eigenlijk niet nodig heeft. Deze act is, en met mij voor velen, de ramharde stomp die we nodig hadden tussen de rustige gitaarbands. (MM)

Maar dan moet je afkoelen. En dan heb je Cigarettes after Sex. Dat is als een alleshelend ijsbadje op je blaar. Wat een zielmassage is dit. Als reporter vergat ik zomaar de social media bij te houden. Het is shoegaze van de meest dromerige variant. Om van gevoel naar iets heel feitelijks te gaan: de setup is perfect voor dit drietal om Greg Gonzalez. Warme lampen die de silhouetten van de groep benadrukken en één spot op het hoofd van de zanger. Elk nummer beschrijft in de meest prachtig gevonden metaforen een relatie. Een vaste factor. Gonzalez’ is er een die iedereen doet smelten. Echte vergelijkingen trekken is zonde, want het doet CAS simpelweg geen eer aan. Het is het type band dat een nummer als Keep on Loving You van REO Speedwagon van kitch verandert in het mooiste liefdesliedje dat je ooit gehoord hebt. Gonzalez staat achter zijn gitaar en houdt zijn ogen gesloten. Hij is in een trans. En ik ook. Ik voel me veilig op een manier zoals ik het niet vaak mee maak: Nothing’s gonna hurt you baby/As long as you’re with me, you’ll be just fine. Dat nummer is niet de afsluiter, maar Neon Moon, de cover van Brooks and Dunn. Als ik ontwaak, zie ik dat ik niet de enige ben die geraakt is: meerdere mensen staan in tranen en ik geef ze geen ongelijk. (MM)

Ondertussen bij Mac DeMarco
De koning van de slacker betreedt Stage One en vanaf het eerste moment voelt het immense podium als zijn woonkamer. Mac DeMarco en zijn band steken vervolgens doorlopend de draak met het publiek. Nummers worden afgewisseld met inside-jokes, onderbrekingen, gekke stemmetjes, uitbundige giechels en lange pauzes. “Heeft iemand misschien een aansteker voor me?” roept de toetsenist, waarna een golf van aanstekers het podium overspoelt. “Twenty works.” Ze hebben de lachers op hun hand, de sfeer is losjes.

Mac DeMarco laat zien dat humor, zelfspot en interactie een optreden flink kracht kunnen bijzetten. Overigens speelt de band tussen al het grollen door wel retegoed, hoor. Ook essentieel. “Dit nummer schreven we een paar jaar geleden in een MacDonalds in Nederland, over joppiesaus”, kondigt de charismatische frontman aan. Op het moment dat de set nijgt te eindigen in een wel heel langdradige, verveelde jam rondom het woord ‘joppiesaus’, zet de band Chamber of Reflection in. Een welkom toetje na een luchtige show. (BH)

De slaappil
En ik blijf wakker voor Viagra Boys, waar het ramvol staat. Net als de propvolle Five, heb ook ik gewacht op dit concert dat om kwart vóór twee ’s nachts plaatsvindt. Na ze gesproken te hebben vorig jaar, kon ik het concert niet af zien om logistieke redenen. Toen was ik zeer enthousiast over de gevreesde Zweden. De volgetatoeëerde Sebastian Murphy komt op zijn wilde wijze het podium op geslenterd, steekt een peuk op en neemt een slok bier. Na Research Chemicals, vertelt hij : “We’re Mac DeMarco! Hello Germany, how are you doing?” Na de gorgel met pils en uitspuwen van het goedje op het publiek, weet ik eigenlijk niet of de man hier een grapje maakt of serieus is. En als Worms in wordt gestart, herinner ik me het gesprek dat ik met hem had. Hij vertelde toen over Worms: “Op het moment dat ik het nummer schreef voelde ik mij nogal sterfelijk. Ik dacht dat ik op mijn weg naar de dood was door drugsmisbruik.” En dan staat hij hier en begin ik te zien hoe dit er in de praktijk uit heeft moeten zien. Als Schrimp Schrack een kwartier duurt en Murphy zijn bandleden al meerdere malen heeft betast, herinner ik me hoe hij er toen voor stond: “Nu gaat het wel goed. Nu probeer ik mijn leven weer terug op te bouwen. Ik focus mij nu op de band en ik wil andere mensen niet meer tot last zijn. Ik neem verantwoordelijkheid voor mijn eigen acties.” Helaas blijkt dat niet uit dit teleurstellende concert. (MM)


Het is eind oktober, en als trouwe lezer mag je inmiddels best weten wat dat betekent: London Calling is weer van start en wij van The Daily Indie zijn er natuurlijk weer bij. Na wat experimenteler uitstapjes, valt te zeggen dat London Calling de afgelopen jaren weer voorzichtig terugkeerde naar je-weet-wat-je-kunt-verwachten: de beste opkomende independent gitaarbands en aanverwanten (interpreteer dat zo breed als je wilt) van het moment. Laat het festival na maar liefst 26 jaar nog steeds geen slijtageplekken zien? Spoiler alert: gisteren zagen we in Paradiso opnieuw dat London Calling ons maar niet kan teleurstellen.

Tekst Matthijs van Rumpt & Sharona Badloe
Beeld Sabrine Baakman

Nog meer London Calling? Lees hier ons verslag van de zaterdag!

Het is pas krap 18:00 uur, wanneer Helena Deland klaarstaat om de Kleine Zaal op te warmen. Even lijkt het alsof ze als opener voor het festival voor een zo goed als lege zaal zal spelen, maar daar komt al snel verandering in. De uit Montreal afkomstige artieste en haar band spelen popnummers die niet per se blijven hangen, maar wel heel fijn in het gehoor liggen. Met name de kalmere nummers doen live soms denken aan de band en stadgenoten Men I Trust, iets wat op de plaat niet de toon is. Vrolijke dansend verplaatst de band zich na afloop van het podium en naar de zaal, de kop is eraf.

 

Daar staat Anemone, óók een Frans-Canadese band. Vanaf de eerste kick springt frontvrouw Chloé Soldevila over het podium. Ze is een van de vijf leden uit de band en samen maken ze heel sterke uptempo pop met psychedelische invloeden. Al doen de looks van de band anders vermoeden, Anemone is meer dan één grote verwijzing naar de jaren zestig.  Nooit voelt het als een kopie, gemaakt door mensen die liever in een andere tijd hadden geleefd. Soldevilla danst nog steeds, en in de tussentijd speelt de band de songs vol drukke basloopjes en synthsolo’s foutloos. Het is nog te vroeg om de Kleine Zaal echt een beetje op gang te krijgen, maar ja. Aan de muziek zal het niet liggen. (MvR)

 

In de grote zaal is ondertussen Crumb begonnen, en hoewel ik al een tijdje fan ben van de band, ben ik toch compleet verrast. Ten eerste had ik geen idee hoe jong de bandleden allemaal waren. Hun muziek getuigt niet alleen van een heleboel technische skills, maar brengt ook een bepaalde mate van volwassenheid over. Maar als ik vier jonge net-geen-studenten-meer het podium op zie lopen, is het duidelijk dat ik het helemaal mis had. Frontvrouw  Lila Ramani is makkelijk een kop kleiner dan haar bandmaten, maar ze neemt met haar sterke aanwezigheid bijna alle ruimte in op het podium. Met de ogen dicht laat Ramani haar heldere en nonchalante stem moeiteloos over de psychedelische tonen glijden. De hele band staat er relaxt, ervaren en zelfverzekerd bij. Bijna alsof ze in hun slaapkamer aan het oefenen zijn op een veilige plek waar niemand ze kan bekritiseren. Maar in werkelijkheid staan ze voor een zaal vol mensen die met hun oogjes dicht en een glimlach op het gezicht heen en weer aan het zwaaien zijn. Crumb was eigenlijk niet van plan om de wereld over te touren met dit project, maar hun fans hebben ze via social media bijna gesmeekt het toch te doen. Nu ik zelf de intieme setting die ze creëren meemaak, begrijp ik helemaal waarom.

 

Nog helemaal gelukkig van de vorige set gaan we naar de kleine zaal voor Sam Evian. Dit is het project van frontman Sam Owen, en hij knalt de zaal vol met simpele en strakke rocktunes. Hij bewijst dat je met de standaard instrumenten, een goeie stem en een beetje jongensachtige charisma ver kunt komen. De garageband sound die hij creëert is bijna nostalgisch, en dat is precies waar hij voor gaat. Hij heeft zijn tweede album You, Forever geschreven op een simpele four-track recorder. Dit dwong hem om de kale skeletten van de nummers zoveel vorm te geven dat ze niets anders nodig zou hebben. Hij raakte daar zo erg door geïnspireerd dat hij bij het opnemen van de nummers dezelfde oldschool aanpak vasthield. Hij nam zijn band niet mee naar een fancy studio, maar naar een simpel huis dat hij speciaal hiervoor gehuurd had. In tegenstelling tot Lila Ramani van Crumb, die tussen de nummers door zorgeloos met het publiek aan het kletsen was, laat Owen de muziek voor zichzelf spreken door het ene na het andere nummer in te zetten. Hij wacht nauwelijks tot het publiek klaar is met klappen. Dit werkt goed voor zijn muziek, maar als hij tegen het einde van de set aan het publiek voor het eerst aanspreekt geeft hij toe dat hij vooral te verlegen was om iets te zeggen. “I was too shy to say anything up till now, but I’m very happy to be here. I love you all.” Zegt hij voorzichtig door de microfoon. Maar tijdens het spelen heeft hij schijnbaar nergens last van, en hij gaat na zijn korte toespraak rustig verder met zichzelf compleet verliezen in de muziek.

 

Tegen het eind van Sam Evian’s show rennen we alweer naar beneden om Phum Viphurit in de grote zaal mee te pakken. Phum Viphurit is de stage naam van de Thaise singer-songwriter Viphurit Siritip. Hij is pas 23, maar als we hem zo op het podium zijn leuke indiepop nummers zien spelen had hij makkelijk achttien jaar oud kunnen zijn. Iets dat alleen maar versterkt wordt door zijn beugels, gitaar met regenboogstrap en een broek met lama’s erop. Hij heeft met zijn ontwapenende lach, zuivere stem en dromerige liefdesliedjes al snel een hele schare zwijmelende meisjes vooraan het podium verzameld.

Phum maakt grapjes tussen liedjes door, springt in het rond en heeft vooral heel veel lol op het podium. Tussen zijn liedjes door neemt hij even pauze om zijn bandleden in de spotlight te zetten. Hij neemt ons mee langs zijn gitarist, de Taiwanese John Mayer, hij noemt zichzelf ‘the Thai kid with an Indian heart’ en hij eindigt bij zijn bassist, Guru Tom. Guru Tom is blijkbaar niet alleen de grote broer van de band, maar ook beatbox kampioen. Phum geeft de microfoon door aan zijn bassist en ineens schakelen we van een onschuldig indie concert over naar een heftige beatbox show. Guru Tom maakt geluiden waarvan ik bijna niet kan geloven dat ze door slechts zijn mond gemaakt zijn. Hij gaat van improv over naar grote hits zoals Destination Unknown van Alex Gaudino en Drop it Like its Hot van Snoop Dogg. Deze zagen we niet helemaal aankomen, maar het past bij de ongedwongen en gekke sfeer waar de band voor zorgt. (SB)

 

Later op de avond is het tijd voor het met licht cynisme voorgenomen hoogtepunt The Chats, de band die vorig jaar dankzij één viral video wereldberoemd werd en waarbij altijd als je de naam hoort even ‘I’M ON SMOKO, SO LEAVE ME ALONE!’ wil roepen. Vanavond laten de Aussies uit Brisbane zien of ze behalve die hit nog wat meer in huis hebben. En ja, dat is muzikaal gezien gewoon punkrock zoals je het op school zou leren. Maar het gaat hier niet om originaliteit en unieke zanglijntjes. Het zijn nummers over geen geld hebben voor de bus, aftrekken en soa’s. En aan de moshpit te zien is dat precies waar Paradiso op had gewacht vanavond.

 

Het contrast kan niet groter als we daarna Hater zien (lees hier de feature terug dat we deze week met de band deden). Op het podium staan vier knappe Zweden ontspannen indie pop te spelen. De stem vanCaroline Landahl is live lang niet zo rauw als op het dit jaar verschenen album Siesta, wat een kleine teleurstelling is. Maar de zanglijnen zijn nog steeds heel sterk en Hater is een kort rustmomentje, waarbij je zo tussen alle drukte in Paradiso vanavond even bij weg kunt dromen.

 

De hoofdact van de vrijdagavond is The Garden. Na een avond vol bands met gitaren en bassisten en drummers en toetsenisten en iedereen die netjes op zijn plek zijn deel speelt, is The Garden de verademing die nodig was. De tweelingbroers uit California zien er uit als buitenaardse duivels en ze hebben niet meer nodig dan hun drumstel, bas en vooral: de backing track. Dat kan vervelend en lui overkomen, maar hier biedt het vooral mogelijkheden.  Met koprollen en sprongen bewegen ze op trapbeats, drum ‘n bass, en beetje alle vormen van rock door elkaar. Het is altijd een beetje een matig om over The Garden te schrijven, want nooit krijg je de energie die Wyatt en Fletcher overbrengen, overtuigend op digitaal papier. Dus je moet het maar geloven. (MvR)

 

Als we de rest van de avond heen en weer blijven vliegen om zoveel mogelijk mee te maken, drukt elke band op een compleet eigen manier zijn stempel op het podium. Zo komen we langs de show van punkband A Giant Dog waar frontvrouw Sabrina Ellis wijdbeens in een geblokte leotard op het podium staat en over haar kruis wrijft. Of The Howl & the Hum, waar de zanger zo gepassioneerd aan het zingen is dat het publiek nauwelijks adem durft te halen.

 

Maar onze avond eindigt bij Ancient Shapes. Een explosieve band waar bijna geen touw aan vast te knopen is. Qua stijl is de band een mengelmoes van vlinderdassen, grote hipsterbrillen, hemden met gekke prints en een hoofdband die regelrecht uit de jaren zestig lijkt te komen. De heren lijken wel kruising tussen een brave boyband en een stelletje ruige punkers. Ze twisten in het rond, zwaaien met hun heupen en schoppen in de lucht.

In lange tijd hebben we niet zoveel artiesten achter elkaar op het podium zien staan die zich zo comfortabel voelden. Het is met zo’n zorgvuldig samengestelde line-up niet gek dat dit festival zo vaak artiesten boekt die later enorm groot werden. Tegenwoordig kun je zelfs zeggen dat artiesten groot worden omdát ze op London Calling hebben gespeeld. Dat lijkt ons een mooie conclusie voor deze knotsgekke vrijdag. (SB)