Feature

Lijstjesweek: de zeventien beste albums van 2017 volgens The Daily Indie


7 december 2017

In 2014 was het Mac DeMarco’s Salad Days, in 2015 voerde Tame Impala met Currents de lijst aan en afgelopen december was het 22, A Million van Bon Iver die met stip op #1 stond. Voor het vierde jaar verzamelden we de lijstjes van onze redactieleden en fotografen om die uiteindelijk tot één super democratisch geheel te smeden, hieronder te bewonderen. Het moment is daar.

Benieuwd naar de keuzes van onze redactie? Fijn, want al die lijstjes zijn HIER te vinden!

Oh, en bij zo’n lijstje hoort natuurlijk de bijbehorende muziek en wel in onderstaande playlist!


 

17. Slowdive – Slowdive 
Wat op de reünieplaat van Slowdive, ruim twintig jaar na Pygmalion, aan de oppervlakte komt, is een band die niet meer zo nodig wil overdonderen met uitbarstingen van gitaargeluid, maar ontspannen en zonder topzware romantiek muziek maakt. Met die benadering leveren de shoegazegoden albumhoogtepunten als Don’t Know Why en het zomers melancholieke Go Get It, oh – en single Sugar for the Pill natuurlijk, zevende in onze TDI Songlijst. Zoals zanger Neil Halstead ons eerder dit jaar vertelde: “Het was voornamelijk van belang dat het geen plaat moest worden die wij ook in de jaren negentig hadden kunnen maken.” En dat is gelukt.

16. Vince Staples – Big Fish Theory 
Hiphop, daar kan zelfs de meest doorgewinterde gitaarliefhebber anno 2017 niet meer om heen. Het cross-oversucces van Kendrick Lamar heeft de weg voorgoed vrijgemaakt voor anderen. Gelukkig maar, want anders hadden wij misschien wel nooit gehoord van Vince Staples. De pas 24-jarige rapper uit Californië beleefde dit jaar zijn definitieve doorbaak met tweede album Big Fish Theory. Daarop danst Staples op de vulkaan, veegt hij vlaktes kaal met de belachelijk harde beats en bassen. Het album kent met 745, Crabs In A Bucket en BagBak zijn fair share aan hiphophits, maar Staples schuwde ook de duisternis en diepgang niet. Niet voor niets werkte hij op Big Fish Theory samen met Bon Iver, Damon Albarn, Flume, A$AP Rocky en stadsgenoot Kendrick Lamar. Om te lachen is het niet, zo bewees ook zijn zware show op Lowlands, maar gelukkig stemmen doet het wel. Hiphop is veilig in de handen van Vince Staples.

15. Beach Fossils – Somersault
Als scheikundigen der shoegaze zijn de indie darlings van Beach Fossils uit Brooklyn track voor track voor track te lijf gegaan. Ieder element lijkt bijna formulair te zijn toegevoegd, zonder een druppel te verspillen. Een ‘expanded sonic palette’ beloofde de band in maart en daar is weinig van gelogen. Op Social Jetlag klinkt lichte, meditatieve piano à la Emahoy Tsegué-Maryam Guèbrou, terwijl terloops ook low key hiphopinvloeden zich een weg naar de oppervlakte banen. Orgels, strijkers en klavecimbels duiken her en der op – zo lichtvoetig dat je bijna zou vergeten dat Beach Fossils niet altijd zo geklonken heeft. Beach Fossils goes Beatles, maar dan met de voeten in het zand.

 

14. The Horrors – V
V is een van de meest krachtige werken die The Horrors tot nog toe heeft neergezet. Songs als het industriële beest Machine en Something To Remember Me By, met lagen aan uitgesponnen synthesizers, hebben de potentie om hits te worden, zonder dat de band inlevert op eigenheid en die darkness waar ze vandaan komen. Met één voet in de jaren zeventig en tachtig en met de ander fier in het heden heeft The Horrors zich overtroffen. Alweer.

13. Jo Goes Hunting – Come, Future
Maakte de belachelijk virtuoze Jimmi Hueting live al indruk met bizarre beats die menig drummer deed kwijlen, op debuutplaat Come, Future blaast de jonge Nijmegenaar de luisteraar al helemaal weg – met iedere luisterbeurt opnieuw. Uptempo popliedjes Winner, Confusion en Money worden naadloos afgewisseld door donker werk als Hell of Mine en Lion, en dankzij de puntige baslijntjes en ingenieuze melodieën is er van verveling niet gauw spraken. Zo’n band misten we nog in Nederland.

12. The Homesick – Youth Hunt
“Youth Hunt heeft verwijzingen naar die mini-cultuurclash tussen het leven in Dokkum en het leven in de Randstad. In de Randstad heeft men snel het beeld dat mensen van het platteland racistische boeren zijn.” Bovenstaande uitspraak van Jaap van der Velde, uit ons interview met The Homesick, is tien maanden na dato verrassend relevant. Datzelfde geldt voor de bijbehorende plaat trouwens, want nog altijd worden we onverminderd omver geblazen door die duivelse post-punk uit dat christelijke dorpje in Friesland.

 

11. The xx – I See You
Natuurlijk is The xx nog altijd een band en is het geheel nog altijd groter dan de som der delen, maar het valt niet te ontkennen dat Smith een grote stempel op het geluid van deze plaat heeft gedrukt: een voller geluid, beats die af en toe tegen dubstep schuren en een archiefkast aan samples van o.a. Hall & Oates en The Beach Boys. Hij heeft The xx naar een volgend level gebracht nu hij in 2017 zijn elektronische talenten ten volle etaleert. Jamie xx in bandvorm, zo valt I See You, enigszins oneerbiedig, nog wel het best te omschrijven. Het is een compliment.

10. Future Islands – The Far Field
De Future Islands-formule mag inmiddels bekend zijn: Herring stort op een warm bedje van synthesizers en soepele bassen zijn hart uit over de luisteraar, wat leidt tot nummers die vaak even dansbaar als hartverscheurend zijn. De twee prachtige singles Ran en Cave zijn daar uitstekende voorbeelden van. Mede door die twee tracks en een nummer als Time On Her Side, met een van de beste refreinen die Herring ooit schreef, is The Far Field een aaneenschakeling van hoogtepunten.

9. Alvvays – Antisocialites
Wat meteen opvalt aan de langverwachte tweede Alvvays-plaat: de formule is onveranderd, en hij klopt nog steeds! Meezingbare teksten waar menig millennial zich in zal kunnen vinden, emotie verpakt in frisse versnellingen en kleurrijke uitbarstingen, en catchy riffs, een hele hoop catchy riffs. Het gevolg: maanden na de release spoken Lollipop (Ode To Jim) en Plimsoll Punks nog onvermoeibaar door ons reeds zo overvolle muziekbrein.

 

8. Father John Misty – Pure Comedy
Zo serieus als op Pure Comedy was Josh Tillman nog niet eerder: onder begeleiding van een wervelend orkest zingt hij over hoe wij kwade mensen onze eigen ondergang in gang hebben gezet, hoe we over twintig jaar als een nachtkaars uit zullen gaan. En toch houden zijn cynische, ironische teksten vol spitsvondigheid, vuur en ook zelfreflectie, en relatief luchtige intermezzo’s als A Bigger Paper Bag en Ballad Of The Dying Man het raam op een kiertje. Boven alles is Pure Comedy, van kaft tot kaft, een diamant van een plaat; tot in den treuren gepolijst met nauwelijks een smet of imperfectie, een beetje kitsch, en toch vooral o, o, o, zo prachtig.

7. Moses Sumney – Aromanticism
Leef ik wel echt als mijn hart zinloos is? Als God liefde is en ik geen liefde voel, leid ik dan een goddeloos leven? Moses Sumney stelt moeilijke vragen over de liefde en vooral de liefdeloosheid, maar beantwoorden doet hij ze niet. De worsteling met die vragen zegt eigenlijk genoeg. Het maakt van zijn akelig sacrale album Aromanticism een abstracte dreamscape die soms plots pijnlijk helder wordt. Sumney zal nooit ware liefde kennen, stelt hij op zijn debuut. Wij voelen, op ons beurt, enkel liefde voor Aromanticism.

6. Mount Eerie – A Crow Looked At Me
Wat genoten we in 2017 van veel muziek, maar wat viel dat ons soms zwaar. Hoe luistert men bijvoorbeeld naar Mount Eerie’s A Crow Looked At Me? Ja, Phil Elverum bracht het album over de recente dood van zijn vrouw Geneviève Castrée wetens en willens uit, maar toch voelt het vaak verkeerd om zo dichtbij te komen. Elverum serveert zijn rouw namelijk rauw, zonder een spoortje romantiek. In lange zinnen zonder metrum vertelt hij recht door zee over zijn vrouw en zijn dochtertje dat zonder moeder op zal groeien. A Crow Looked At Me is daarmee geen goed, mooi of spannend album. Het is een plaat die de luisteraar de dood laat horen zoals die is. Niet als iets om van te leren of om kunst over te maken, maar als het engste en tegelijkertijd meest onontkoombare onderdeel van het menselijke bestaan.

 


5. Luwten – Luwten
Die emotie die Luwten op haar debuutalbum wil overbrengen is voelbaar: rake teksten en subtiele arrangementen zorgen voor een prachtig evenwichtige plaat, een bijna mysterieus album dat je vastpakt en niet meer loslaat, waarbij het voelt alsof iedere track naadloos op de volgende past. “We haven’t quite figured it out yet,” zingt Douwstra in het nummer Double For Me. Nou, wij hebben het inmiddels wel uitgevogeld: Luwten maakt een van de beste Nederlandse albums van het jaar, een perfecte plaat voor de gure winteravonden waarvan er dit jaar ongetwijfeld nog veel gaan volgen.

 


4. LCD Soundsystem – american dream
De hoes mag dan wel één van de lelijkste van 2017 zijn – dat hadden wij met Paint ook nog wel gekund – maar verder is american dream een LCD Soundsystem-album van formaat, en dat betekent een plaats in de allerhoogste regionen. Met een grotere rol voor post-punkinvloeden doen James Murphy & band je huis trillen op zijn grondvesten met how do you sleep? en change yr mind, om je vervolgens even melodramatisch aan de hand te nemen op een mega-anthem als de titeltrack of het droevige liefdeslied oh baby. Er kan er in het repertoire van LCD Soundsystem nooit één de beste zijn, maar american dream komt verdomd dicht bij – en dat voor een reünieplaat.

 


3. The War on Drugs – A Deeper Understanding
De kunst van het wegdromen is er eentje die niet gemakkelijk is uit te leggen. Het blijft een gevoel en er bestaat (helaas/gelukkig) geen gids naar gevoelens. Is het de galm over de gitaren die je zo meeneemt, de typerende repetitieve drumtrack, de kalme en heldere stem van frontman Adam Granduciel? Drie jaar na het grote succesalbum is The War on Drugs nog altijd verloren in een droom en met hen vele bewonderaars van ook de nieuwste plaat, A Deeper Understanding. Die plaat kent minder grootse gebaren, zoals zijn voorganger, maar biedt (nóg) véél meer ruimte voor verdieping – wat dat betreft spreekt de titel boekdelen – en gevoel. Misschien moeten we die gids toch eens bij Granduciel ontfutselen.

 


2. Lorde – Melodrama
Deed eerdergenoemde Vince Staples ons hiphophart het hardst kloppen dit jaar, in een ander speelveld stond ondertussen een popkoningin op om ons tot haar zijde te bekeren. En dat lukte. De Nieuw-Zeelandse Lorde, die als tienerster met Lorde de wereld veroverde, keerde na vier jaar terug met man of the moment Jack Antonoff aan haar zijde, en met op zak het kleurrijkste breakup-album dat ooit onze harten brak. Menig die hard indieliefhebber danste zich een ongeluk op Green Light, blèrde ongecontroleerd mee met tracks als Perfect Places en Supercut, en snikte stiekem de avond weg met Liability en Writer in the Dark. Met een popplaat die dusdanig de juiste snaar raakt is het moeilijk cynisch blijven.

 


1. The National – Sleep Well Beast
Als band het roer muzikaal compleet omgooien, je moet er maar zin in hebben. Sommige bands doen het met verve (iets met een radio en een hoofd), anderen slagen er iets minder in (iemand die de dance-albums van Bloc Party en Franz Ferdinand nog wel eens op zet?). Aan The National leek het in ieder geval niet besteed. Nadat de band met Boxer (2007) zijn succesformule had gevonden, borduurden de heren Berninger, Dessner en Devendorf daar met twee net zo succesvolle platen rustig op voort. Vanaf het eerste voorproefje op Sleep Well Beast, het zevende album van de band, voelde het alsof daar verandering in kwam.

Eerste single The System Only Dreams In Total Darkness was een heus rocknummer, dat eindigde met een grootse gitaarsolo. Matt Berninger klonk nog altijd op een prachtige manier mistroostig en de instrumentatie was statig als vanouds, maar toch straalden ze een andere sfeer uit dan de nummers van de vorige drie albums. Kaler qua sound, maar tegelijkertijd rijker aan details. Beleeft The National met Sleep Well Beast dan zijn Kid A-moment?

Het korte antwoord op die vraag is nee. Het uitgebreide antwoord ligt wat genuanceerder. Waar Radiohead op die legendarische plaat de luisteraar zonder enige veiligheidsgordels de elektronische diepte in gooide, pakt The National je juist rustig met beide handen vast en gidst de band je rustig door de nieuwe wateren heen. Zo is openingsnummer Nobody Else Will Be There aan de ene kant een The National-tranentrekker volgens het boekje, maar aan de andere kant klonk de band zelden zó verstild. Het daaropvolgende Day I Die klinkt vervolgens wel 100% herkenbaar: een opzwepende rocker met (natuurlijk) een melancholische ondertoon die haast wel uit moet groeien tot een live-favoriet.  Zo gaat het er de hele eerste helft van de plaat aan toe. Na ieder ‘moeilijk’ nummer volgt een ‘makkelijk’ nummer. Dus wordt Day I Die opgevolgd door Walk It Back, een bijna zes-minuten durende ballad die voortgestuwd wordt door zachtjes zoemende elektronica.

Na vier platen waarop de band die lijn voortzette, met steeds gepolijster resultaat, voelt het alsof er met deze plaat een eindpunt bereikt is. De klassieke- en de punkinvloeden zijn allebei opnieuw aanwezig, maar hebben voor het eerst gezelschap gekregen van een klankenpalet dat daadwerkelijk afwijkt van dat wat de band sinds die tweede plaat als basis wordt gebruikt.  Maar hoe nu in godsnaam verder? De meest voor de hand liggende optie is om nog verder de diepte in te duiken, maar het zou ook zo maar kunnen dat de band weer teruggrijpt naar oudere successen. Over een jaar of vier hebben Berninger en consorten vast een antwoord voor ons klaar, maar tot die tijd kunnen we dit juweel van een plaat met zijn allen tot op het bot uitpluizen. (Reinier van der Zouw)