Interview

Interview Spinvis: “Het is een misverstand dat kunst een pamflet moet zijn”


15 augustus 2018

Ineens was het nummer er, eind vorige week. Bijna onopvallend geplaatst, gekoppeld aan de Duitse website spinvis.de.  De beginklanken bekend. Maar dan begint het eerste couplet: ‘Hee, ich hab kein problem. Wieder alles im griff. Ich wollte nog etwas sagen doch ich weiss nicht mehr. Dass wass ganz sicher nichts. Der tag ist noch jung. Er flehrt in der sonne. Ich zähle die echos hier im treppenhaus. Ich höre jemand singen. Hee ich will ganz einfach schwimmen.’

Onmiskenbaar het openingscouplet van Ik Wil Alleen Maar Zwemmen. Maar wat is het? Een leuk experiment, een grapje misschien zelfs? Nee, Erik de Jong (57) alias Spinvis heeft serieuze plannen voor de Duitse markt.

“Nederland is de achtertuin van Duitsland. Economisch, maar ook cultureel gezien. Bovendien is mijn vader Duits, heb ik veel Duitse familie en vind ik de taal gewoon mooi”, vertelt hij op een warme zomerdag op een Utrechts terras.  Eigenlijk zouden we praten over zijn aanstaande optreden op Lowlands maar gedurende het gesprek blijken er veel interessantere onderwerpen te zijn, zoals de plannen voor Duitsland “Ik dacht bij mijzelf: waarom is dat zo’n ontoegankelijk gebied?  Dus heb ik m’n muziek opgestuurd. Nu zijn er vijf liedjes vertaald. In eerste instantie door mijzelf. Later heeft een groepje Duitse mensen zich erover gebogen.”

Hij grinnikt: “En die zijn nu zo’n beetje uitgelachen. In eerste instantie schrijf je natuurlijk onzin op. Dan denk je dat het Duits is, maar dat is niet zo. ‘Aan de oevers van de tijd’, dat kan natuurlijk niet ‘Am Ufer der Zeit’ worden. Dus worden het andere beelden, andere klanken, een ander metrum en een ander lied.”

 

Dat klinkt bijna alsof je jezelf moet gaan heruitvinden.
“Spinvis heeft zestien jaar kunnen groeien hier. Langzaamaan weten mensen wel wat het is. In Duitsland kent niemand je, dus waar moet je beginnen? Wat moet je van jezelf laten zien? Ben ik die gast met samples, de singer-songwriter of neem ik de gehele band mee? Heel interessant allemaal.”

Vind je het spannend?
“Ik ben nooit meer zenuwachtig of bang. Vooral heel benieuwd. Over drie jaar ben ik zestig. Om nu nog aan een Duitse carrière te beginnen, vind ik echt heel gaaf.”

Een van de vijf nummers die naar het Duits vertaald zijn, is 10.000 Schwalben, oftewel  Tienduizend Zwaluwen. Het nummer van het vorig jaar uitgekomen album Trein Vuur Dageraad is begin deze maand in Nederland als single gelanceerd.

 

Het verbaasde me eerlijk gezegd dat je nog met singles werkt. Welk belang hebben ze voor je?
“Geen. Mijn dierbaarste liedjes zijn de minst beluisterden. Een single is vooral een makkelijke aanleiding om over het album te praten of ‘m op de radio te pluggen, maar ik zou veel liever hebben dat mensen eens iets anders van een plaat plukken. Als ik dj zou zijn – ze mogen het volgens mij niet – dan zou ik wat van een album halen want daar is natuurlijk ook gewoon aan gewerkt.”

Tienduizend Zwaluwen is een soort verzetsverhaal. De hoofdpersoon vraagt zich af wat hij zou doen als er plotseling een bezetter zou zijn. “Het is niet ondenkbaar dat ook in ons land een situatie ontstaat waarin je moet kiezen.  Kies ik voor mijzelf of ga ik in het verzet en loop ik gevaar? Ik weet het niet. Natuurlijk hoop je een held te zijn, maar ik betwijfel het eerlijk gezegd. Ik ben even laf en bang als iedereen. Maar de hoofdpersoon in dit liedje beschrijft die ander die wel in staat is om zijn angst af te leggen.”

‘Ze sloten de scholen
De zon scheen zo mooi
We verstopten de boeken
En werden bruiner dan ooit’

De Jong: “Voor ons ging de zomer en het leven door. Dat is het algemene verhaal. Maar jíj, jíj stond op een lijst en werd eruit geplukt. Pas later hoor je dat er allerlei mensen verdwenen zijn.”

Dat terwijl hij helemaal niet begon met het idee om een verzetsverhaal te vertellen. “Ik start gewoon ergens. Met een doodle. Zo’n tekeningetje. Of met een combinatie van beelden. Of een zinnetje. Later denk je: hó, wacht eens even. Dit is een verzetsverhaal. Dan ontstaat er een soort spanning, een soort gevaar. Woah, het is oorlog. Dan hoef je het bijna alleen maar af te maken.”

 

Gaat het altijd zo als je liedjes schrijft?
“Altijd. Ik denk nooit: ik nu ga hierover en daarover schrijven. Als ik dat al probeer, lukt het niet. Je kan het wel heel erg forceren, maar dan wordt het gewoon niet zo goed. Dan wordt het maakwerk. Je verdwaalt constant. Maar na een tijdje kijk je nog eens goed en dan zie je ergens toch een raam of een deurtje in. Doe je dat open, dan zie je waar het eigenlijk over gaat.”.

Hij schreef het nummer in de tijd dat er grote groepen vluchtelingen de Middellandse Zee overstaken. Toch gaat het daar niet over. Niet bewust in ieder geval. “Wat er om ons heen gebeurt, kun je niet buitensluiten, zelfs al zou je willen. Hoeft ook niet, maar geëngageerde liedjes of geëngageerde kunst vind ik niet de beste kunst.”.

Hij denkt even na. “Het fijne van muziek is dat het helemaal op zichzelf staat. Het hoeft niks anders te dienen dan zichzelf. Vaak wordt kunst toch wel gebruikt als een politiek of maatschappijkritisch middel. Dan moet het een pamflet voor iets zijn. Dat is een beetje een misverstand. Kunst is géén werktuig voor iets, het heeft géén functie.”.

Bovendien, zegt hij, wordt engagement vaak veel te nauw gedefinieerd. “Dan vraag je aan mensen:  wat is engagement? En dan hoor je: ‘ja, iets over vluchtelingen, oorlog, homoseksualiteit, emancipatie.’ Nou, dat vind ik geen geëngageerdheid. Ik schrijf over Ronnie (zoals de nummers Ronnie gaat naar huis en Ronnie knipt zijn haar, red.) die thuiszit en in een klein wereldje leeft;  die een beetje bang is voor de rest. Dat is óók engagement. Dat is ook bewustwording, van hoe de ander kan zijn. We zijn allemaal een klein beetje Ronnie. We zijn allemaal sociaal onhandig.”

Die kleine, scherpe observaties, de associatieve teksten. Dát is wat Erik de Jong Spinvis maakt. Ruim zestien jaar oud is het project nu, en het is in rap tempo groot geworden. De Jong heeft een groeiende schare liefhebbers die het abstracte, bijna onuitgesprokene, van nummers als Aan de Oevers van de Tijd, Bagagedrager en Wespen op de Appeltaart waarderen.

Je begon vrij laat, op je veertigste pas, met Spinvis. In het begin werd je getypeerd als een zolderkamertjesmuzikant, maar dat vind je zelf vervelend begreep ik. Alsof je iemand bent die alleen maar lo-fi muziek knipte en…
Lacht: “…nu hebben we het er weer over.”

Is het wel ooit zo geweest, of was het een gemakkelijk frame om je te typeren?
“Ik denk dat dat het is ja. Er is een frame nodig. Als je gewoon mooie muziek maakt, is dat niet genoeg. Er moet iets met je zijn. Je moet vluchteling zijn, of depressief of gescheiden ouders hebben.”

Is dat de makke van de media?
“Ook de makke van de artiest die daar zelf graag mee koketteert. Je kunt geen interview lezen of iemand heeft iets ongelukkigs meegemaakt. Het is blijkbaar goed voor hun imago ofzo. Maar het slaat natuurlijk nergens op. Aan de andere kant: blijkbaar is het interessant om iemands persoonlijke leven helemaal te duiden. Dan heb je iets om over te praten. Terwijl die muziek van mij, ja, wat kun je daarover zeggen? Dus in die zin snap ik wel dat het een leuker interview oplevert, maar ik ben mij wel altijd bewust van die werking.”

 

Laten we het dan omdraaien. Waar krijg jij inspiratie van voor een nummer?
“Altijd. Elke dag probeer ik er minstens een uur voor vrij te maken. Net nog, in de tram. Dan luister ik op mijn telefoon naar een demo. Schetsje van iets. Piano-akkoorden, een eerste melodielijn. Als ik dat hoor begin ik een beetje te mummelen. Dat helpt heel erg om te kunnen voorstellen hoe het is, later als het af is. Eigenlijk ontstaat er dan als vanzelf een beeld waarbij ik een tekst schrijf.”

Die eerste melodie komt ook weer ergens vandaan natuurlijk.
“Het begint eigenlijk met foutjes. Die zijn er altijd. Je pakt steeds dezelfde akkoorden op piano en gitaar en dan grijp je een keer mis. Dan kun je zeggen: dat is fout, het moet anders, dus laat ik maar weer teruggaan naar hoe het moest. Maar je kunt óók denken: ó, wauw, wat interessant, laat ik daar eens heen wandelen. Foutjes zijn het mooiste wat er is. Een foutje is een deur naar een nieuwe mogelijkheid. Maar je moet er wel gevoelig voor zijn.”

De Jong pakt z’n iPhone erbij en bladert naar een reeks audio-opnames. Dit zijn potentieel nieuwe nummers. Ze luisteren naar namen als Annette, Hoe kan dat nou opeens en Traag mooi: je zou het al typische Spinvis-titels kunnen noemen. Hij zet er eentje op. Bijna verontschuldigend: “Ik weet niet wat het is, hoor.”

Er klinken gitaarakkoorden, getokkel. En geneurie. Tududu. Tadada. Een voorzichtige melodielijn. “Gewoon allemaal schetsjes, dingetjes. Er overleeft er misschien één van de tien. De rest is dan toch niet goed genoeg.”

Niet alleen de iPhone doet dienst als vastlegger van zijn ideeën. De Jong gebruikt het liefst nog gewoon cassettes.  Thuis in Nieuwegein digitaliseert hij nu een archief van zo’n 300 tot 400 tapes met opnames. Onder meer werk van een jongen die op z’n vijftiende op een Utrechtse tienerkamer zat op te nemen. “En dat klinkt dan ook nog gewoon goed hé. Het ruist wel, maar er zit een hele mooie dynamiek in cassettes. En die ideetjes van toen, daar zit nog best een hoop in. Maar toch: heel gek maar als ik daar nu iets mee wil doen, lijkt het net alsof ik plagiaat aan het plegen ben. Omdat het zo lang geleden is.”

Hoe luister je er nu naar?
“Wat ik hoor is echt iemand die een idioom aan het imiteren is. Alles wat toen in de mode was, zit ik gewoon te pikken, te proberen. Zo begin je allemaal. Imitatie is het begin van alles. Je hoort toffe muziek en gaat die naspelen. En dan lukt dat niet. Je hebt een ander handschrift, een andere stijl. Maar daaronder zit wel iets heel erg tofs. Iets eigens. Goede akkoorden.”

De Jong vertelt over een computerprogramma waarmee hij datgene wat ‘ie toen speelde, met name de misgrepen, weer kan omzetten in akkoorden. Fascinerend noemt hij die techniek.

 

Opnemen via iPhones. Zulke computerprogramma’s. Voor een jonge artiest is er in vergelijking met veertig jaar terug een hoop veranderd. De mogelijkheden zijn veel rijker.
“En toch is het belangrijkste niet veranderd. Dat is namelijk dat je heel graag moet willen. Natuurlijk: je moet talent hebben. Concentratie. Gezond zijn.  Maar het gaat erom dat je het écht graag wilt. Ik ken genoeg jongens, soms ook meisjes, maar vooral jongens die je dan vraagt, hoe het nou zit met die plaat die zou komen. “Ja ik heb nog niet de goede spullen” of “ja ik moet andere dingen doen”. Er is altijd wel een excuus, maar dan wil je het gewoon niet echt. En dat weet je zelf ook wel.”

“Echt.. er zijn mensen die dertig jaar bezig zijn aan een meesterwerk dat er gewoon nooit gaat komen. Zolang het er niet is, is het nog perfect. Dan kun je tegen jezelf zeggen: o, dit gaat het écht worden. Maar als je op een gegeven moment gaat opnemen en inzingen, blijkt het helemaal niet perfect. Het is zo goed als het is, maar niet perfect. Je kunt dan kiezen: of je blijft eeuwig sleuteln aan iets perfects wat op de grond nooit echt zal zijn, of je maakt iets echts wat nooit perfect zal zijn maar wel echt is. Dan zeg je: volgende keer beter.”

Natuurlijk, zo zegt hij, probeer je altijd te verbeteren, maar er komt echt een moment dat het maar een keertje klaar moet zijn want “we moeten door”. “Je debuteert maar één keer. En voor je debuut zit niemand op je te wachten. Dan maakt het niet uit wat je doet. Je kunt ook nog tien jaar wachten. Maar op het moment dat je bent gedebuteerd, dan ben je uit het paradijs. Dan is er een publiek en zijn er verwachtingen. Je hebt ineens een andere relatie met wat je aan het doen bent. Het is niet meer spelen. Je kunt dan treuren dat je uit het paradijs bent, maar tegelijkertijd is het ook wel heel fijn dat je in dat voertuig zit. Dat er echt mensen op zitten te wachten. Want het is natuurlijk wel een eenzaam ding wat ik doe.”.

Je laat het los, maar dan gaat het publiek er ineens wat van vinden.
“Dat vind ik heel mooi. Wat ik bedenk is voor mij heel duidelijk. Het is nooit wartaal, maar wel redelijk associatief. Terwijl, als luisteraar weet je niet meteen wat ermee wordt bedoeld. Dat vind ik zelf mooier dan een hele expliciete tekst over bijvoorbeeld de liefde. Met als gevolg dat mensen het zelf gaan invullen. Dat is prima.”

Zoals bijvoorbeeld het nummer Kom Terug.
“Dat is een onwaarschijnlijk grote tekst geworden.”

Ik zie het op t-shirts..
“…tatoeages”

Is dat gek?
“Ja. Het was een sms’je. Iemand ging op vakantie en ik zei: reis ver, drink wijn et cetera. Maar op het moment dat ik het schreef voelde ik wel wat tintelen, was er wel een belletje. Maar dat die tekst zo’n eigen leven is gaan leiden, daar verbaas ik me nog dagelijks over. Ik krijg wekelijks twee of drie geboortekaartjes of overlijdensberichten waarin die tekst gebruikt is. Het is niet meer van mij. Dat is zoals het is: je hebt ook een functie. We hebben behoefte aan taal. Behoefte aan dit soort zinnen. Iemand maakt dat en toevallig ben ik dat.”

 

Je zingt in het Nederlands. Alex Roeka zei daarover ooit: “ik probeerde het in het Engels maar dat lukte niet. In het Nederlands zingen blijkt dan toch je lot”. Was dat voor jou ook zo?
“Het Nederlands is geen muzikale taal. We hebben harde klanken en de klemtoon zit altijd net verkeerd. Het is gepuzzel, maar als het lukt kom je wel binnen op een andere verdieping. Je hebt de eerste taallaag, daaronder zit taal onder de taal en die kun je alleen als native speaker gebruiken. Geschreven taal is maar een gedeelte van hoe we communiceren. Er zitten eindeloos veel stembuigingen in, pauzes, twijfels. Dat heb je niet in een andere taal.”

De Jong krijgt vaak de vraag of hij poëzie op tekst wil zetten. “Dat doe ik ook wel, want ik vind het eigenlijk ook wel leuk, maar eigenlijk lukt het nooit.”.

Waarom niet?
“Een goed gedicht is al af, al klaar. Er hoeft geen muziek bij. Het idee is dan dat als we nou maar twee kunstvormen op elkaar stapelen, dat het dan beter wordt. Dat is helemaal niet zo. Dat is een misverstand.”

Het gesprek komt op hedendaagse popmuziek. Over hoe het kan inspireren. “Ik vind hiphop en rap enorm goed klinken. Een van de sleutels is kaalheid. De functie van de bas wordt continu opnieuw bevraagd. Het is gebruikelijk om onder akkoorden een baslaag te zetten, maar als je die weghaalt maak je zoveel ruimte in het spectrum. Ik hoor nu veel hiphop waarin helemaal geen bas meer zit. Je hebt al de harmonieën van de akkoorden en je hebt de zang of melodie van de rap. Dan denk ik: verdomme, dat is hartstikke slim! Ik luister veel naar moderne producties met dat oogpunt.”

Wil niet zeggen dat De Jong niet meer luistert naar producties uit zijn jeugd. Boudewijn de Groot bijvoorbeeld. “Ik word er vrolijk van als ik hoor hoe goed dat wel niet klinkt. Héél weelderig. Als je toen liedjes ging opnemen had je gewoon een symfonieorkest tot je beschikking. Dat was heel normaal. Zoiets kan ik nu niet meer betalen. Het wordt niet meer terugverdiend.” Hij lacht: “Het enige wat ik kan gebruiken is een sample van een symfonieorkest.”

De Jong staart even voor zich uit. “Dat is gek hoor. Iedereen met een laptop kan de juiste software kopen en aan de slag. Het is de totale democratisering van de muziek. Dat is goed, want zo ontstaat bijvoorbeeld iemand als Ronnie Flex. Maar de industrie is ook veel armer geworden. We zijn héél véél rijkdom kwijtgeraakt. En dat stemt wel droevig, ja.”

 

Lowlands
Op het moment van het interview zitten we anderhalve week voor het Lowlands-optreden van Spinvis. De Jong is met zijn al weken bezig om de setlist te perfectioneren.

Is er binnen zo’n setlist nog ruimte voor improvisatie?
“Ja hoor, maar dat ligt ook wel aan de band. Ik wil voorkomen dat je zo’n poule krijgt van nummers die je altijd speelt. Neem iemand als Frans Bauer. Die repeteert vaak in een hokje in z’n huis waarbij ie z’n hele repertoire doorneemt. Honderden nummers! Omdat ie niet wil dat iemand iets vraagt dat ‘ie dan niet kan zingen. Dat vind ik echt top. Dan weet je wat belangrijk is.”

Hij ziet ernaar uit, optreden in Biddinghuizen.  “Ik krijg vaak de vraag of ik dit keer “nog wat bijzonders” ga doen. En dan zeg ik: hoezo? Verwacht je kanonnen en vuurwerk? Je moet juist niet iets bijzonders doen! Je moet doen wat je altijd doet, maar nog beter dan goed. Dat moet je doen. Dat is bijzonder. Daarvoor word je gevraagd, niet om een circus te maken.”