Interview

INTERVIEW: Kleinindustrie


13 mei 2013

Het trio Kleinindustrie uit Amsterdam won in 2010 de Utrechtse Popprijs. Twee EP’s verder heeft de band een nieuwe drummer, maar nog altijd geen label. The Daily Indie ontmoet de band in hun repetitiehok, een donker hol in OT301.

Zanger Sjef Ketelaars zit onderuit gezakt op een stoel met een Albert Heijn-salade op schoot. Naast hem brandt het enige licht in de ruimte, een eenzaam schemerlampje. Elisabeth Prins zit tegenover hem te roken. Ze lachen. Veel. “Als Martinus (Schneijderberg, gitarist, red.) straks binnenkomt slaat de stemming helemaal om”, zegt Ketelaars. “Dan wordt het bloedserieus. En hij gooit er altijd wat one-liners tegenaan.” Ketelaars en Prins lachen hard, vallen haast van hun stoel. “Ik vind interviews altijd zo raar”, zegt Ketelaars. “Er kan niets fout gaan of zo. De band wil er graag geinig op staan en de journalist wil een mooi stuk schrijven.” Prins schudt lachend haar hoofd.

Elisabeth Prins is de nieuwe drummer van Kleinindustrie. Sinds juli 2012 heeft ze de plek van Willem van Gerven Oei overgenomen. Ketelaars: “Willem stapte vorig jaar uit de band omdat hij naar Belgrado ging. Elisabeth vinden ging eigenlijk heel gemakkelijk.” Prins: “Een andere band had mijn naam doorgegeven aan onze manager en die belde mij. Ik kende Kleinindustrie nog niet maar toen ik wat nummers van ze hoorde, had ik er heel veel zin in.” Ketelaars grinnikt: “Er is wel een verschil tussen Elisabeth en Willem. Vooral fysiek.” En weer duikt het puberale duo in een diepe lachkick.

In een interview met 3VOOR12 zei de band vorig jaar het plan te hebben naar Noorwegen te gaan om een nieuwe plaat te schrijven. “Ja, da’s niet waar, dat had ik verzonnen”, lacht Ketelaars. Ook Prins ligt weer dubbel. “Nee, niet helemaal verzonnen, maar we zijn niet naar Noorwegen geweest”, biecht hij op. “Dat heeft maar heel even door mijn hoofd gespeeld, maar we zijn uiteindelijk naar Duitsland gegaan. Daar hebben we de tweede EP geschreven. Het was dus best zuur dat Willem bijna meteen daarna wegging.”

De ene na de andere peuk licht op. Zanger Martinus is nog in geen velden of wegen te bekennen. Aan de muur van de repetitieruimte prijken posters van de lange Nico, post-punkband Wire en Sonic Youth. Kleinindustrie wordt vaak vergeleken met de Amerikaanse indie-pioniers. Prins: “Niet mee eens maar wel leuk.” Ketelaars: “Inderdaad niet mee eens. Als je onze laatste EP hoort, dan vind ik dat eigenlijk helemaal niet zo Sonic Youth. De eerste wellicht wel, misschien klonk die wel meer als bandjes die we vet vonden, omdat we daar onbewust toch dingen van leenden. Op de nieuwe EP hoor ik dat veel minder. De laatste tijd is het beter gelukt om onze ideeën te vertalen naar een nummer, daardoor hebben we nu meer een eigen geluid. Met Elisabeth is het sowieso heel anders. Die laatste ep hebben we nog gemaakt met Willem, Elisabeth heeft een andere speelstijl, dat ga je wel horen als we het nieuwe materiaal live spelen.”

Na meer dan een uur wachten en net de laatste zin van het interview te hebben uitgesproken, komt Martinus binnen. Hij zou het gesprek van een serieuze toon voorzien, maar werkt in praktijk vooral op de lachspieren van zijn bandleden. “Heb je nog wat one-liners, Martinus?” “Erhm….nee?” Kleinindustrie, niet te vertrouwen.