Interview

INTERVIEW: C. Duncan


3 juni 2016

Nadat de Schotse Christopher Duncan (26) – artiestennaam: C. Duncan – genomineerd werd voor de prestigieuze Mercury Prize, begon de mediamachine te draaien. Zijn folk en dreampop is inmiddels al vergeleken met die van grote namen als Grizzly Bear, Fleet Foxes en Sufjan Stevens. Zelf kan Duncan het nauwelijks geloven.

Hoewel Benjamin Clementine ervandoor ging met de winst, geniet Christopher Duncan nog steeds na van zijn Mercury-nominatie voor het beste Britse album van het jaar. De aandacht die dit meebrengt vindt hij nog wel even wennen; plotseling wil iedereen alles weten over hem en zijn muziek. “Ik ben niet gewend dat mensen zo graag met mij willen praten”, zegt hij, als we hem spreken in de backstage-ruimte van Academie Minerva in Groningen. In dit pand van de Hanzehogeschool zal hij vanavond optreden tijdens Eurosonic. Toch moeten we zijn woorden niet verkeerd interpreteren: Duncan geniet met volle teugen van de aandacht. Met zijn ronde bril, platte kapsel en pullover over zijn gestreepte bloes heeft de Schotse muzikant wat weg van een leraar.

Duncan studeerde Compositie aan de het Koninklijke Conservatorium van Glasgow, waarna hij zijn eigen album ‘Architect’ (2015) op ging nemen. Het werd een popplaat; iets wat gezien zijn achtergrond niet erg voor de hand ligt, geeft hij toe. Geld verdiende hij door te werken in cafés. De vrije uren spendeerde hij vervolgens in zijn slaapkamer, waar hij werkte aan zijn debuut. “Een eenzaam jaar”, knikt hij als het onderwerp ter sprake komt. Al zijn vrije tijd ging in die tijd op aan het opnemen van nog een nieuwe harmonie, nog een koortje, nog meer nieuwe geluiden. “Ik gebruikte alles wat in mijn kamer stond. Even kijken hoe het zou klinken als ik zou drummen op mijn bureau, bijvoorbeeld. Veel tijd voor vrienden had ik niet, maar ik kijk er wel met een goed gevoel op terug.”

Die muzikaliteit heeft hij niet van een vreemde: zijn ouders zijn allebei professioneel violist. De viool was dan ook het eerste instrument wat hij leerde bespelen, daarna volgde snel de piano. In zijn middelbareschooltijd leerde hij in verschillende indiebandjes drums, gitaar en bas spelen. De klassieke invloeden kreeg hij pas gedurende zijn studie. Op het conservatorium wilde hij aanvankelijk klassieke muziek gaan componeren, maar uiteindelijk ging hij toch de poprichting op. “Mijn docenten stonden erg open tegenover popmuziek”, blikt Duncan terug. “Het hoofd van de opleiding steunde me om ook de popmuziek die ik maakte in mijn portfolio te stoppen. Dat is een groot goed, en het heeft uiteindelijk gezorgd dat ik doe wat ik nu doe. Muziek kunnen schrijven en structureren is niet alleen iets wat belangrijk is voor klassieke muziek.”

Zijn klassieke achtergrond heeft er uiteindelijk wel voor gezorgd dat het verdomd lastig is om het album live te spelen. “Tijdens het opnemen bleef ik nieuwe harmonieën bedenken”, glimlacht Duncan. “Ik was totaal niet bezig met hoe ik dat straks live zou moeten doen. Toen het zover was, voelde het raar om alles in mijn eentje te doen. Ik heb het even geprobeerd met een laptop en een gitaar, maar het werd toch al snel een soort karaoke met mijn eigen nummers.”

Snel vond Duncan een band van goede vrienden die hij al langer kende. “Het is toch moeilijk om de nummers uit handen te geven nadat je er een jaar in stilte aan hebt gewerkt”, zegt hij, waarna hij zich opeens bedenkt. “Wacht”, zegt hij. “Nu klinkt het alsof ik een perfectionistische tiran ben. Dat valt mee! Ik ben perfectionistisch, maar ik heb er geen moeite mee als de nummers live anders uitvallen. Dat heeft juist prachtige, spannende momenten opgeleverd, en het zorgt ervoor dat het live heel anders wordt dan op het album.”

‘Architect’ verscheen dan pas in de zomer van 2015, Duncan is nu al volop bezig met zijn tweede album. De plaat staat gepland voor het najaar, en moet vrolijker gaan klinken dan zijn debuut. Momenteel is hij het album aan het opnemen, en de formule blijft ongewijzigd: weer doet hij dit in zijn slaapkamer. Wel met betere apparatuur dit keer, lacht Duncan. “Maar ik zou in de toekomst ook graag klassieke muziek schrijven, een strijkkwartet misschien. Maar voorlopig blijf ik zelf optreden.” Hij kijkt over zijn schouder: de volgende interviewer zit alweer te wachten. Hij lacht verontschuldigend. “Wat een drukte”, zegt hij met nog steeds die verbazing. “Ik ben benieuwd wat ze allemaal over mij willen weten.”