Interview

Allah-Las: “We zagen het als een onbereikbaar iets. Het succes heeft ons totaal verrast”


16 september 2016

De Californische band Allah-Las werd groot met de surfsound, maar dat moest maar eens over zijn. Op hun derde plaat Calico Review zeggen de bandleden deze sound vaarwel met als resultaat een veelzijdiger, meer psychedelisch album. The Daily Indie praat bij met frontmannen Miles Michaud (29, zang/gitaar) en Pedrum Siadatian (29, zang/gitaar).

 

Zo, dat is even een andere setting: vorige keer toen The Daily Indie met Allah-Las sprak, eind 2012, bevonden we ons in een klein achterkamertje van de Groningse alternatieve popzaal Vera. De titelloze debuutplaat van Allah-Las was net uit. Nu, vier jaar later, mogen we plaatsnemen in een volledig lege concertzaal. Michaud en Siadatian doen vandaag het woord. Ze strijken neer op het podium en kijken uit over de grote zaal. Later deze avond spelen ze in het negen verdiepingen tellende TivoliVredenburg.

Het staat symbool voor de groei die de sixtiespop-band de afgelopen jaren doormaakte. Debuutplaat Allah-Las (2012) en opvolger Worship The Sun (2014) sloegen enorm aan, en de band tourde de hele wereld over: van Griekenland tot Israël en zelfs Zuid-Afrika. “In Zuid-Afrika kwamen er wel duizend mensen kijken”, zegt Siadatian met trots. “En dat terwijl we er nooit eerder hadden gespeeld.” Met zijn ietwat nerdy bloesje dat hij bij zijn broek heeft ingestoken, zou hij zo door kunnen gaan voor een personage in sitcom That 70’s Show. Ook dit jaar zijn ze weer zeven maanden op pad, berekent Michaud: “Toch zijn we de band nooit begonnen met het idee internationaal te kunnen touren. We zagen het als een droom, een onbereikbaar iets. Het succes heeft ons dus totaal verrast.”

De bandleden, alle vier surfers uit Los Angeles, kennen elkaar van platenzaak Amoeba. Lange tijd werkten ze hier naast hun studies. Platen verkopen, in het magazijn werken, en dus altijd bezig zijn met muziek. Michaud is enige die er nooit heeft gewerkt. Jammer, vindt hij. Siadatian: “Matt (Correira, drummer – red.) probeerde hem tevergeefs aan de baan te helpen, maar de baas dacht: niet een van Matt’s vrienden. Ze wilden niet nóg meer surfers (lacht).”

In 2008 begonnen ze Allah-Las, met als doel muziek te maken die ze nog niet veel om zich heen hoorden. Rammelende gitaarrockbandjes à la The Fratellis en The Wombats overheersten in die tijd het muzieklandschap, en surfy sixtiespop was bepaald niet ‘in’. Veel is veranderd, en anno 2016 is de surfsound van Allah-Las niet meer weg te denken. The Growlers, Thee Oh Sees, Night Beats; allemaal tapten ze uit hetzelfde jaren 60-vaatje als de Californische rockband.

Opvallend: juist Allah-Las, de band die groot werd met surf, is nu klaar met dat genre. De surfy gitaarakkoorden zijn op hun nieuwe plaat Calico Review verbannen naar de achtergrond. Het album klinkt harder, meer psychedelisch en ietwat donkerder. Meer Velvet Underground en de late Beatles, minder bossa nova en niets-aan-de-hand-pop. “We werden een beetje moe van de surfsound”, legt Siadatian uit. “We besloten anders te gaan spelen en hebben ons bij het schrijven minder door de surfsound laten beïnvloeden. Ook in de instrumentatie hoor je dat terug. Zo maken we voor het eerst gebruik van synthesizers, en een digitale mellotron.”

Zochten ze ook bewust naar een bredere sound, om van het eeuwige retro-stempel af te komen? “Dat niet”, zegt Siadatian na even na te denken. “Ik denk ook nog steeds dat onze sound oud klinkt. Maar met het stempel ‘retro’ hebben we als band altijd weinig gehad. Het impliceert dat je iets uit het verleden opnieuw wilt creëren, maar dat proberen wij juist niet te doen. Het klopt dat we veel oude invloeden hebben, maar we proberen ze te gebruiken als vehikel om iets nieuws te maken.”De studio waar de band zijn nieuwe plaat opnam, had daarentegen niet meer retro kunnen zijn. De zogeheten Valentine Recording Studio was al sinds 1979 gesloten, en opende weer in 2015. De eigenaar, Jimmy Valentine, had er in de jaren zeventig een studio met daarnaast een automuseum. Grootheden als Bing Crosby en Frank Zappa hadden in zijn studio opgenomen.

Toch verschoof Valentines interesse steeds meer richting de auto’s, en de studio veranderde langzaamaan in opberghok voor het automuseum. Tot anderhalf jaar geleden. De kleinzoon van de inmiddels overleden Valentine, Justin Barsony, raakte op een feestje aan de praat met de persoon die op dat moment eigenaar was van de oude studio. Barsony ging er eens kijken, en onder al het stof vond hij er een nog altijd goed functionerende studio.

Hij nam het pand over en kalefaterde de apparatuur weer op. Een half jaar later was de studio klaar. Producer Nic Jodoin (Black Rebel Motorcycle Club, Jimmy Lovine) werd aangetrokken, en die benaderde vervolgens Allah-Las. “We stonden op het punt om met een andere studio in zee te gaan, maar besloten toch maar eens te kijken”, zegt Siadatian. Eenmaal binnen waren ze meteen enthousiast. “De energie die er hing had een bepaalde uitwerking op ons. Er had al dertig jaar niemand gespeeld, wat we bijzonder vonden. Nic maakte ons wijs dat het er spookte (lacht).” Michaud: “Dit soort studio’s past bij ons geluid. Wij voelen ons niet op ons gemak in een koude, steriele ruimte.”

In de studio vonden ze (hoe retro) een mengpaneel uit 1964, de zogeheten Universal Audio 610. Hetzelfde type gebruikten The Beach Boys in 1966 ook op hun bekendste album Pet Sounds. Toch weer die link met surfmuziek? “Het berust volledig op toeval”, lacht Michaud. “Dat mengpaneel lag er nou eenmaal. We hadden zelf geen idee dat The Beach Boys ook met zo’n paneel hadden gewerkt. Pas nadat we het album hadden afgemaakt, vertelde iemand ons dat. Ik dacht toen wel: ‘oh my god’!” Of ze nu ook continu worden vergeleken met de Beach Boys? Michaud lacht opnieuw: “Dat worden we al vanaf het begin, kan ik je vertellen.” Siadatian: “Die link, daar snappen we overigens maar weinig van. The Beach Boys was een harmoniegroep, en dat zijn wij totaal niet. We gebruiken hooguit soms wat ‘oohs’ en ‘aahs’. Misschien dat de vergelijking daardoor komt.”

Calico Review is uiteindelijk een muzikaal meer diverse plaat geworden dan zijn twee voorgangers. Stilistisch gaat hij van jaren zestig-pop tot garagerock. Michaud: “Terwijl onze eerdere albums een vergelijkbare productie hadden voor ieder nummer, deden we het op dit album volledig anders. Iedere song gaven we bewust een totaal andere sound.”Een nummer dat eruit springt, is Could Be You. De song ontaardt in rammelende garagerock en is misschien wel het hardste nummer van Allah-Las tot nu toe. “Could Be You begon als een simpele jam en werd uiteindelijk dit”, legt Michaud uit, die het zelf schreef. “De gitaren klinken inderdaad wat ruiger. Het gaat over de veranderingen die ik zie in mijn stad Los Angeles. Buurten waar veel kunstenaars en artiesten wonen, worden door toenemende gentrificatie steeds duurder. De creatieven moeten hierdoor naar andere buurten verhuizen. Om me heen zie ik dat veel mensen hier boos over worden. Maar boos worden om veranderingen: is dat altijd nuttig? ‘It could be you’ refereert aan het idee dat wat er fout gaat misschien niet altijd aan anderen ligt, maar ook aan jezelf. Verandering is onvermijdelijk. Je moet leren om het te omarmen, want anders word je er alleen maar moe van.” Wat moeten al die kunstenaars dan doen volgens Michaud? Dan maar naar een uithoek van de stad verhuizen? “Bijvoorbeeld”, zegt hij. “Zolang je maar niet alleen klaagt.”

Een ander opvallend nummer dan: Famous Phone Figure, door de band naar voren geschoven als de eerste single voor Calico Review. Het gaat over een meisje dat alleen op haar telefoon kijkt, en alle andere media (in het nummer opgesomd: films, magazines, kranten en televisie) links laat liggen. “Spencer (Dunham, bassist) heeft dit nummer geschreven”, zegt Michaud. “Het gaat over social media, het internet en de daaraan verwante celebritycultuur. Soms draait dit nogal door, zo vinden wij.” Siadatian haakt in: “In Famous Phone Figure komt de zin ‘all comment’s lost in vain’ voor. Die vind ik mooi gevonden. Je hebt Instagram-foto’s die duizenden comments en likes krijgen, met teksten eronder als ‘baby, you look beautiful’. Maar wie leest dat in vredesnaam allemaal? Dat is toch idioot?”

En zo schreef Allah-Las een nummer dat de jaren zestig ademt, maar over smartphones gaat. Of in de woorden van Michaud: “Het onderwerp is relevant voor deze tijd, en we vonden het leuk om oude invloeden met iets heel moderns te combineren.” Niet dat ze volledig tegen social media zijn, overigens. Michaud, die voor het interview ook even snel zijn iPhone uit zijn broekzak haalde: “Voor veel mensen helpen social media om relaties te onderhouden, maar bij sommigen gaat het te ver. Je kunt niet de hele dag tientallen WhatsApp-gesprekken voeren. Natuurlijk kun je je telefoon ook nuttig gebruiken, door artikelen te lezen en muziek te ontdekken, maar veel mensen bekijken de hele dag door lame shit.” Siadatian moet erom lachen: “Weet je wat ik achterlijk vind? Al die kattenvideo’s! Wat belachelijk dat mensen daar de hele dag naar kijken, hè?”

Maar goed, toch heeft de band zelf ook een Facebook-pagina en een Twitter-account. Is dat niet hypocriet? Nee, denkt Michaud, en hij legt uit dat ze het voornamelijk gebruiken om shows mee aan te kondigen. “Je zult ons niet snel een selfie op Facebook zien posten. En nee, op het podium maken we ook geen filmpjes van het publiek.” Siadatian, licht sarcastisch: “Misschien moeten we dat vanavond maar eens proberen.” Afijn, wie doet de social media bij Allah-Las eigenlijk? “Matt”, zeggen ze tegelijk. “Hij houdt het altijd goed bij voor ons”, beaamt Michaud. Maar zeg eens eerlijk: zit er in deze band vol twintigers dan geen enkele smartphoneverslaafde? Het is even stil, en dan zegt Siadatian veelzeggend: “Matt doet de social media.” Ze lachen.

En dan nemen we afscheid. Die avond speelt de band in de grote bovenzaal. Op het podium is geen smartphone te zien.