Interview

Lookapony: over grenzen verleggen en de Eindhovense scene


16 september 2016

Iedereen in de alternatieve muziekscene van Eindhoven is bekend met café La Folie. Het is een ontmoetingsplek voor de muzikanten uit de levendige rock-‘n-roll-scene in de stad. Zo ook voor de mannen van Lookapony. Op een zwoele zomeravond ontmoet The Daily Indie drie vierde van de band op het terras, om te praten over de lokale scene en de te verschijnen plaat.

Café La Folie: ondergekrabbelde toiletten, wietwalmen op het terras, no-nonsense bediening en vooral heel goede muziek, die er non-stop gedraaid wordt. Deze zaken vormen het decor van de vele nachtelijke avonturen van Lookapony. Wanneer wij aanschuiven, is de sfeer dan ook gemoedelijk. Ze mogen het eindelijk weer wat rustiger aan doen, vertellen zanger/gitarist Jasper Grave, drummer Jeroen Cremers en bassist Tijn Schobers. De band was de laatste maanden in de weer met het schrijven en opnemen van de nieuwe plaat, die begin 2017 verschijnt. Het drietal vertelt hoe de groep zijn grenzen verlegde, de muziekscene beter leerde kennen en welke rol café La Folie hierbij speelde.

Waarom is dit café een belangrijke spot voor jullie?
Grave: “We komen hier al vanaf ons achttiende, dus al ruim vier jaar. We liepen per toeval een keer langs en de muziek lokte ons naar binnen. We waren meteen onder in indruk van hoe het eruit zag en alle muziek die we nog niet kenden. Zo werd het al gauw onze vaste hangplek. We raakten aan de praat met de barman Teun (Jansen – red.) die ons heel wat goede muziek voorschotelde. Hij is kunstenaar en heeft de artwork van onze nieuwe plaat gemaakt. Bijna iedereen die in Eindhoven actief is in de alternatieve muziekscene is hier vaste gast. Damir bijvoorbeeld, onze geluidstechnicus, hebben we hier ontmoet. Raven Aartsen (van Mozes and the Firstborn – red.) en Roel Blommers, die de productie van de plaat hebben gedaan, komen hier ook vaak.”

Cremers: “Op Koningsnacht 2015 vroeg Teun ons om op te treden. Er had hier al een tijdje geen band meer gespeeld. Het stond helemaal vol met onze vrienden en ze gingen echt hard op onze muziek. Geweldig! Het jaar erop stonden we er weer, maar zo memorabel als die eerste keer werd het niet weer.”

Grave: “Het ging allemaal heel spontaan. Tegenwoordig zitten we hier sowieso een paar avonden in de week, als het niet de hele week is (lacht). Dit is voor ons een tweede thuis. Een tweede woonkamer.”

Hoe is de scene in Eindhoven momenteel?
Grave: “Die is er niet echt. Het ebt een beetje weg, dingen komen en gaan hier heel snel. Maar gelukkig is er nog het Stroomhuis. Dat is dé plek waar jonge bands een debuut kunnen maken. Er is ook nog Area51, maar het Stroomhuis heeft als voordeel dat het maar weinig restricties kent. Je kan er gewoon tot laat doorgaan, dat zie je tegenwoordig nog weinig gebeuren.”

Cremers: “Wij willen in Eindhoven blijven wonen. Jasper heeft wel in Amsterdam gewoond, maar we vinden het in Eindhoven interessanter. Als je hier iets wil opzetten, is er meteen wat mogelijk. Mensen staan hier voor je klaar. Er is hier in principe genoeg te doen. Je moet gewoon wat initiatief tonen. Ik ken hier zoveel mensen die elke week naar een concert, feest of een show willen gaan. We zijn nu met ons label Satan Records bezig om een festival op te zetten. Daar gaan we zo snel mogelijk meer mensen bij betrekken, want die zijn er hier genoeg. Satan Records gaat fucking groot worden, een hele beweging.”

Is de plaat in zijn geheel in Eindhoven opgenomen?
Grave: “Ja, eerst hebben we samen met onze producer Raven nummers geschreven in de kelder van het Stroomhuis. Hij moedigde ons aan om heel de zomer te wijden aan het schrijven van deze plaat. We hebben non-stop keihard gewerkt daar. Dat was goed voor de discipline van de band. Dankzij zijn kennis en ervaring met het opnemen van platen werd het proces meer gestroomlijnd. Toen zijn we de studio van Roel Blommers ingegaan. Echt de beste studio waar ik ooit in geweest ben, met een fantastische sfeer. En er staan fucking veel versterkers. Roel doet heel veel moeite om je op je gemak te stellen. Hij nam echt de tijd voor ons. Wij hadden aanvankelijk het gevoel dat we moesten opschieten, en de opnames liepen uit. Roel zei dat we het gewoon rustig aan moesten doen. Hij heeft een bepaalde drive die we nog nooit hadden gezien. Als wij gewoon met z’n vieren muziek maken, gaat het anders. We werkten al hard, maar door zijn enthousiasme gingen we weer een stapje verder.”

Cremers: “Ik was echt overdonderd, zoveel apparatuur stond er. Schappen vol Ludwig-drumstellen, gitaren en versterkers. Overal lagen Perzische tapijten. En altijd een koelkast vol met bier!”

We horen op de nieuwe plaat meer dynamiek tussen hard en zacht dan we van jullie gewend waren. Hoe komt dat?

Grave: “Dat lag ook aan Roel. Hij heeft samen met Raven intensief gewerkt aan onze sound. Het zijn meer ‘echte liedjes’ geworden. We gingen dieper op de nummers in. Tot hiervoor leefden we meer in het moment en borduurden we voort op muzikale ingevingen. We hebben hier toch wel meer, harder en dieper over nagedacht. Deze plaat is echt een grote stap voor ons. En elke ochtend om tien uur aanwezig zijn, daar waren we zelf nooit opgekomen (lacht). Raven heeft ons geleerd hoe je moet plannen. Wij waren meer van de punkgedachte, gewoon maar doen en kijken waar het schip strandt.”

Hoe verliepen de opnames?

Grave: “Het ging niet allemaal van een leien dakje. We moesten het even zonder Jeroen doen, die zijn arm brak tijdens het schrijven van de plaat. Hij was van de trap gevallen en zat een paar weken in het gips.”

Cremers: “Ik baalde echt. Gelukkig konden we vrij snel weer aan de slag. Maar mijn arm was vaak na een dag drummen wel echt op.”

Grave: “En ik had keeltering toen ik de vocalen moest opnemen! Gelukkig hoor je het niet, maar het was wel echt afzien.”

Schobers: “Maar er waren ook grappige momenten! In de kelder van Stroomhuis moesten we er een keertje uit, omdat er een feest werd gehouden. Ons werd verteld dat we ruimte moesten maken voor matrassen. Wij dachten dat het om een onschuldig slaapfeestje ging, maar het bleek dus een heel groot privé SM-feest te zijn. Er werden overal van die menselijke vleeshaken opgehangen en onze ruimte werd gewoon de darkroom. Alles werd afgedekt, dus daar werden de goorste dingen gedaan (lacht). Tegelijkertijd hadden we ook niets te klagen, wat het was erna nog nooit zo schoon geweest. Het rook zelfs naar aardbeien. Je moest er alleen niet met een blacklight schijnen.”