New Music

In premiere: observeren, dagdromen en doorfietsen de nieuwe single The Way Back Machine van Katía


5 augustus 2020

Een klik. De tape begint te lopen en Katía zingt ‘I talk too loud and way too fast.’ Het tegendeel is eigenlijk het geval. Rustig, maar als een tikje verontrustende roadmovie ontvouwt zich de clip bij The Way Back Machine. Nostalgisch, als een tv-uitzending uit de jaren tachtig of als een met Video8 geschoten vakantiefilm. Gebracht met de kracht van schijnbare eenvoud.

Everything I am isn’t anything I planned‘, vervolgt ze daarna. Nummers voor dagen die nog komen, noemt ze het zelf. Maar het zouden net zo goed nummers kunnen zijn van dagen die vervlogen, tot herinneringen werden. Ze observeert en dagdroomt, vormt al fietsende de gedachten die door haar hoofd kronkelen en samenballen in een liedje. De vier nummers van haar EP Room to Stay prikkelen in elk geval het denkproces. En de clip bij The Way Back Machine doet al niet minder dan dat, die is gemaakt door Tanja Busking en Tomislava Vankova. Reden genoeg om de Rotterdamse Katiá Truijen eens om wat meer uitleg te vragen bij haar kunststukken.

In je biografie omschrijf je je liedjes als soundtracks voor de dagen die komen gaan. Observanten, dromers en fietsers bevolken je nummers. Hoe zien die dagen en tijden die komen gaan er volgens Room to Stay uit?
“Op Room to Stay zing ik over op zoek zijn naar plekken en mensen waar je je thuis bij voelt. Maar tegelijkertijd speelt dat zich af tegen een buitenwereld waar je minder grip op hebt. The Way Back Machine gaat bijvoorbeeld over ambitieus zijn, en dat er van je wordt verwacht om te doelen te stellen en te presenteren. Maar het gaat ook over hoe fijn het is om tijd te spenderen met vrienden, je kalm en zelfverzekerd te voelen terwijl je fietst en te verlangen naar dat wat er al is.”

“Ik luister graag naar muziek die niet eenduidig, maar juist meer ambigu is, zowel in muzikale keuzes als in de tekst. Die steeds weer andere beelden oproept, afhankelijk van het moment waarop je het luistert. In mijn eigen nummers doe ik dat denk ik ook. Je zou het nummers ‘voor dagen die nog komen’ kunnen noemen. Ze bevatten namelijk net als alle toekomstige dagen elementen van dingen die ik – en misschien jij ook – al hebben meegemaakt, maar ze nemen een nieuwe vorm aan en betekenen iets dat je nog niet kan voorspellen.”

Voor een aanzienlijk deel gaan de teksten over het hier en nu, over hoe lastig is het een voorstelling te maken van de toekomst. Slaan de verwarrende tijden die je benoemt ook op de afgelopen maanden of waren de teksten al klaar vóór corona?
“Allebei eigenlijk. Drie van de vier nummers schreef ik afgelopen jaar, The Way Back Machine had ik al eens eerder uitgebracht met mijn band destijds. De nummers gaan dus niet expliciet over deze coronacrisis, maar ze gaan wél over dat het lastig is om je een voorstelling van de toekomst te maken. Zeker tegen de achtergrond van een ecologische crisis en alle politieke crises die er zijn. Dat is de afgelopen maanden alleen maar sterker geworden. In Ministry of Nostalgia zing ik over hoe verlammend dat soms is. Hoe we vaak geneigd zijn om ons dan maar terug te trekken uit die buitenwereld terwijl we wachten op nieuwe politici, in plaats van dat we in actie komen.”

Op de hoes zien we een jongedame die, gewapend met muziekinstrumenten, dromerig uit het raam tuurt. De observant, de dromer en de fietser, in hoeverre ben jij dat zelf? En in hoeverre vertegenwoordig je daar de stem van anderen in?
“De foto op de hoes van Room to Stay is door mijn moeder of vader gemaakt toen ik een jaar of drie was. De foto is onderdeel van een serie van drie foto’s: op een andere foto kijk ik vrolijk in de camera en ben ik iets van plan, op de derde probeer ik heel serieus een ritme te tikken op het drumstel. Toen ik de foto’s afgelopen jaar terugvond in een kast, bedacht ik me dat ze mij goed typeren, maar ook dat die drie houdingen nodig zijn om iets nieuws te maken. Observeren en onderzoeken met aandacht, dagdromen en beginnen, en met vertrouwen ‘doorfietsen’ en dingen af durven maken. De teksten van mijn nummers zijn vaak vanuit één of meer van die perspectieven geschreven – een observant, dromer of fietser – en misschien kun je je daar als luisteraar soms in herkennen.”

Fietsen is voor jou een manier van ontspanning, zelfs een ontsnapping. Waar fiets je zoal naar toe?
“Ik houd heel erg van het ritme van fietsen. Het liefst op mijn oude rode racefiets Cornelo (gemaakt door de familie Cornelissen, toen Nederlandse fietsenmakers nog fietsen met Italiaanse namen maakten, red.). Ik fiets graag naar plekken met water, naar de duinen of langs een rivier. Als ik fiets, kan ik mijn gedachten ordenen en maak ik ruimte voor nieuw werk. Ik sprak ooit een Franse schrijver die vertelde dat hij al zijn boeken op de fiets ‘schreef’, ik kon mij daar wel iets bij voorstellen. Als ik een nummer schrijf, begin ik vaak met tokkelen op een gitaar. Vaak ben ik op zoek naar iets dat eenzelfde soort cadans heeft als fietsen. Heel letterlijk komt dat ook terug in The Way Back Machine.”

Hoe ziet die Room to Stay van jou er precies uit, als je het baseert op de vier nummers die je nu uitbrengt? Is dat ook juist een plek om je te verstoppen, weg te duiken, in weg te dromen? 
“De EP is ook een ode aan de huizen en de kamers waar ik graag verblijf. Sinds een paar jaar heb ik een eigen hoekhuis-appartement in Rotterdam, en de kamers zijn eigenlijk een soort vrienden met elk een eigen kleur en karakter. Soms is het inderdaad een plek om te verschuilen, maar ik organiseerde er tot de coronacrisis ook maandelijks concerten met Huiskamerconcerten Rotterdam, er kwamen vaak mensen logeren, ontbijten en werken, en een vriend transformeerde een van de kamers in een kleine studio om een EP met modulaire synths op te nemen. Nu is het het hoofdkwartier voor //\ hoekhuis, een magazine en muzieklabel dat ik met Sjaak Douma (Analogue Dear, red.) heb opgericht. “

“Voor de opnames van Room to Stay was ik op ‘residentie’ bij Serena en Mart Jeninga, een huis waar ik ook graag kom. Met Mart nam ik de nummers in vier dagen op in zijn zolderstudio. Ik houd erg van samen in een muziekstudio werken en de ‘ruimtes’ vorm te geven waarin nummers zich afspelen, door een sfeer te vinden en toe te voegen, bepaalde elementen te versterken met andere instrumenten of juist een structuur helemaal om te gooien omdat dat beter werkt. Tijdens dat proces komen observeren, dagdromen en vervolgens doorfietsen ook steeds weer terug. Uiteindelijk gaat Room to Stay op veel momenten over verlangen naar een plek met iemand en andere mensen waar je je thuis bij voelt en voor mij is mijn huis zo’n plek geworden.”