New Music

De technologische tijdgeest van Grandaddy gevangen op een houten piano


27 februari 2021

Soms treft het je opeens, als een soort boemerang uit het verleden. De nostalgie van een album dat vroeger grijsgedraaid is. Dat sentiment overviel mij bij het horen van de jubileumuitvoering van The Sophtware Slump, het tweede album van de Amerikaanse band Grandaddy.

Voor de gelegenheid door zanger en songschrijver Jason Lytle uitgevoerd in perfecte quarantainecondities: thuis, vanuit zijn Californische huiskamer, gespeeld op een klassieke houten piano. Gestript tot alleen de broodnodige basis overbleef. Zo bekroop mij opeens weer dat gevoel waarom die plaat zo geweldig is.

Twintig jaar geleden alweer. Ja, soms voelt het dan al bijna alsof je zélf de Grandaddy bent. Maar die plaat heeft eeuwigheidswaarde. Een paar jaar na het verontrustende OK Computer van Radiohead bracht Grandaddy zijn sophomore album uit. Net na het millennium, als opvolger van Under the Western Freeway, waar het in je oor nestelende deuntje van A.M. 180 op pronkte. De band uit Modesto – in het binnenland van Californië – zag ik in die tijd een aantal keren op het podium. De bandleden oogden alsof ze net daarvoor nog met een kettingzaag uit het nabijgelegen bos waren komen wandelen. Flinke baarden, trucker-caps op hun hoofd (bij voorkeur met opdruk van het logo van John Deere) en kledij die – net als de stem van Jason Lytle – deed denken aan die van Neil Young. Het gevoel dat The Sopthware Slump vertegenwoordigde was bevreemdend, dystopisch. Met die typerende hoes waar computertoetsen in een adembenemend landschap geplakt zijn

Zo zei frontman Lytle ooit over single The Crystal Lake dat het raakt aan “dat aloude verhaal, zo vaak verteld in countrymuziek: van de eigenzinnige ziel die zijn kleine stad verlaat, vol dromen over het onbekende en vervolgens vol spijt eindigt in een piepklein appartement in een onvriendelijke stad.” Stad versus platteland, techniek versus natuur. Misschien wel het gevoel dat R.E.M. ooit omschreef als: ‘How the west was won and where it got us’.

Alcoholistische robots
Want moderne technologie en de vooruitgang die dat zou moeten brengen, dat is wel een doorlopend thema in deze plaat die klinkt als een parabel, neergezet in een intrigerende sfeer. Zo gaat het nummer Jed the Humanoid over een robot die op een gegeven moment ten onder gaat aan alcoholmisbruik, nadat hij genegeerd is door zijn ontwerpers. Later op de plaat klinkt nog Jed’s Other Poem (Beautiful Ground), het requiem van de robot, gevangen in een gedicht.

In Broken Household Appliance National Forest wordt de overspannen relatie tussen de consumptie- en wegwerpmaatschappij en de natuur pijnlijk duidelijk gemaakt, in een landschap dat bezaaid ligt met afgedankte broodroosters, magnetrons en koelkasten die bewoond worden door de fauna, met op de achtergrond een zoemende airconditioner in het bos.

Meadows resemble showroom floors
Owls fly out of oven doors
Stream banks are lined with vacuum bags
Flowers reside with filthy rags

Daarna, in Miner at the Dial-a-View, toont Jason Lytle zich bijna een Chriet Titulaer met truckerspet. Zijn dial-a-view vertoont akelig veel kenmerken van wat we anno nu kennen als Google Maps, verteld vanuit het perspectief van een mijnwerker die op afstand verlangt om huiswaarts te gaan: ‘My home, my friends, and you, I watch them fade but what can I do from the dial-a-view?’ De plaat vertegenwoordigt een gevoel van teleurstelling, van verlangen. Destijds ook al door de zanger in een bloedhete en stoffige houten schuur opgenomen, met materiaal dat hij naar verluidt na de opnamesessie terug moest brengen naar Best Buy. En ironisch genoeg is het nu – op die melancholisch klinkende staande houten piano – opnieuw ingespeeld door Jason Lytle in een klein appartementje in de veel te grote urbane omgeving rond Los Angeles. Zo is hij twintig jaar later – na omzwervingen via onder meer Montana en Portland – toch weer terug bij dat beklemmende gevoel dat hij zelf bezong in The Crystal Lake: ‘I’ve gotta get out of here… And find my way again. I’ve lost my way again.’

Het klinkt prachtig en puur op die houten piano, maar luister voor het typerende Grandaddy-geluid toch vooral ook even naar het origineel. Enerzijds fragiel, door die stem van Lytle, maar anderzijds ook prachtig voortgestuwd door synths, gitaren en andere mooi uitgekiende geluidjes. Een indieklassieker met humor (I tried sing it funny like Beck, but it’s bringing me down…), maar vooral een prachtig gevangen stuk tijdgeest dat stiekem nog hartstikke actueel is in tijden van sociale bubbels, perfecte plaatjes en achteloos achtergelaten wegwerpkoffiebekers in ‘s lands nationale parken. Een pijnlijke ode aan de relatie tussen de moderne mens en techniek, aan de discrepantie tussen sociale media en het sociale dier waarin we onszelf, als we even de tijd nemen er bij stil te staan en op te kijken van onze schermpjes, misschien best goed herkennen.     


Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is Banner-Magazine-25-660x246.png