‘De Noorderslag van Paracetamøl’: wij gingen met de garagepunkers mee naar Grunn voor een avondje noise
25 januari 2020
Jaarlijks volgen we een band tijdens Noorderslag, het startschot van het muzikale jaar waar veel Nederlandse acts van dromen. Deze keer volgen we de Arnhemse noisepunkers van Paracetamøl. De band brak afgelopen jaar Popronde af en bracht een EP uit die werd geproduceerd door een Grammy-genomineerde artiest…!
Tekst & foto’s Ricardo Jupijn
Maar daar zijn we nog niet. Het is net donker en in de koude en steeds natter wordende straten van Groningen probeer ik naar de Artist Village te komen. Een soort vrijbuitersterrein in het westen van de stad waar de lichting van 2020 zich verzamelt. Paracetamøl zit al warmpjes binnen en drummer Guus van Tiem laat weten dat mijn eten zojuist is besteld. Fijn, alleen kan ik geen connectie vinden: de speciale shuttles rijden vandaag niet, nergens is een taxi te vinden en geen stadsbus komt volgens Google Maps in de buurt van het terrein. Volgens de app is het tweeënhalve kilometer lopen… Nou ja, ik heb niet veel keuze, ik moet hoe dan ook bij de band komen.
Ik zet het op een lopen door de verlaten straten en ik schiet langs knusse en warme restaurantjes vol muziekindustrie-publiek en lokale zaterdagavonduitgaanders. Er is geen horizon te zien in de donkergrijze avond en terwijl het iets harder begint te regenen, denk ik eraan dat ik maar één broek bij me heb voor dit weekend. Lekker dan. Iets verderop hoor ik geronk in een steegje en ik vertraag mijn pas. Nog voordat ik mijn hoofd omdat de hoek kan steken, schiet de neus van een wit bestelbusje met een noodgang om de hoek. Ik herken een zwart hartje op de motorkap (ik huur er zelf ook) en ik weet: dat móéten Rotterdammers zijn! Het busje drift met een flinke bocht de weg op en uit het openstaande raampje schallen opgewonden stemmen die druk door elkaar heen roepen. In een flits herken ik ze: dat zijn die gasten van Het Gezelschap. Een gedeelte daarvan zit bij mij op kantoor en ik roep tevergeefs hun namen naar de wegscheurende bus.
Waar is mijn telefoon? Bellen, bellen, bellen. Er wordt niet opgenomen, kut. Nog een keer bellen. “Ja, met Jordy, Immanuel is effe aan het rijden. Wat zeg je? Ja, we zijn net verkeerd gereden, bel zo nog effe terug anders.” In de verte zie ik een rotonde met allerlei opvallende gele lichten. Daar maar wachten en nog een keer bellen. Kom op, kom op. “Een rotonde met gele lampen? Ja, effe kijken, hoor. Oh! Ja, die zie ik in de verte.” De bus stopt, de deur schiet open en ik spring erin. We maken een U-turn en weg zijn we.
Het artiestendorp
Onderaan de blubberige trappen van de oude suikerfabriek worden we onthaald door mensen van Noorderslag, en plots ben ik onderdeel van de crew van Het Gezelschap. Maar ik moet verder. Ik wandel een felgekleurde hal binnen en dwaal door een soort bijenkorf, met talloze muzikanten die wijn drinken en risotto zitten te prikken. Tegen elkaar aan geklemd vind ik ‘mijn band’ in het midden van een eindeloze lange rij tafels. Handjes schudden, spullen aan de kant en binnen twee minuten staat het eten al op tafel. Zanger-gitarist Joey Pechler slingert zijn telefoon aan om Feyenoord – Heerenveen te kijken. Mijn verbaasde blik wordt door bassist Guus ten Klooster opgemerkt. Hij zegt: “Hij is serieus, hoor. Hij heeft zelfs een aantal Feyenoord-tattoos, waardoor we nog bijna een keer in elkaar geslagen zijn in Amsterdam.” Al snel verschijnt er een glimlach op het gezicht als Sinisterra in de negende minuut de Rotterdammers op 1-0 voorsprong zet. Guus (drummer) vult aan: “Voor de show is het eigenlijk beter als ze verliezen. Dan is ‘ie lekker gefrustreerd.”
Verder aan tafel zitten gitarist Jamil Molenaar, geluidsman Richard Jansen en boeker Pieter Kwant. Het is het team voor dit weekend, een rustige groep die zich niet al teveel van de Noorderslag-gekte aantrekt, maar er toch wel een beetje vatbaar voor is. “Kijk dan, we werden bij binnenkomst direct profi op de foto gezet”, zegt Guus als hij een foto op zijn telefoon laat zien. Als de leden gevraagd worden of ze ‘er een beetje zin in hebben’ door bekenden of mensen van het festival, sluipt er door de antwoorden altijd wel ergens ’toch een beetje zenuwen’ doorheen. Ze zien het wel als ‘gewoon een show’, maar Noorderslag is geen gewone show. Er is in ieder geval nog genoeg tijd om erover na te denken, want het is inmiddels kwart voor acht en de band speelt om kwart voor twee. Een aantal bandleden willen vast naar de Oosterpoort om hun vrienden van Altın Gün te zien, Joey blijft achter omdat hij nog wat uurtjes slaap wil inhalen. We houden een pendelbusje aan, worden uit de modder getrokken en gaan richting het centrum.
Zaalinspectie
Als de Turkse psychrockers weer eens hebben laten zien hoe belachelijk strak ze spelen en Guus (drummer) vertelt dat hij de drumkit die Altın Gün gebruikt ooit eens voor honderd piek op heeft gehaald met Erdinç (Ecevit Yildiz, van Altın Gün, red.), gaat de groep de Bovenzaal inspecteren waar het vannacht moet gebeuren. Podiumhoogte en -breedte worden bekeken, het beruchte ‘lage systeemplafond’ en de vering van het doorweekte tapijt wordt getest. Het zijn vanavond geen doorsnee omstandigheden voor de band: van donkere hollen en rauwe kroegen naar een gelikt conferentiefestival vol muziekbobo’s, camerateams, opgewonden muziekfans, journalisten, programmeurs en festivalbazen. Het gevoel dat de jongens zich vanavond ‘in de kijker’ moeten spelen komt al wat meer naar het oppervlak. Er is genoeg gezien en wordt besloten om terug te keren naar het artiestendorp, waar de band om twaalf uur met zijn spullen naar de venue wordt gereden.
Het wel en wee
Het duurt ondertussen nog steeds uren voordat het showtime is en iedereen gaat richting de groep slaapboten die speciaal voor de artiesten binnen zijn komen varen. Ik trek Guus (drummer) nog even aan zijn lange jas om hem wat vragen te stellen over het wel en wee van de band.
“De plannen voor dit jaar? Met name de release van ons debuutalbum, er zijn nu twee singles uit en er komt nog een derde aan. We hebben onze plaat opgenomen met Matthijs Kievit in de kleine studio van Wisseloord. Ten opzichte van de EP die we met Erdinç opnamen, klinkt het vooral een stuk dikker. Hij houdt er meer van om alles lofi op te nemen, een beetje krakerig en wat platter, terwijl Matthijs meer van de diepte is. Bij hem blaast het echt. Ik vind het allebei heel vet en het is grappig om te merken dat beide manieren werken”, vertelt hij.
“Door Noorderslag hopen we vooral op meer shows binnen Nederland. Ik ben ondertussen wel aan het kijken naar de mogelijkheden om in het buitenland in allerlei punkholen te spelen. Door Popronde hebben we wel gezien op hoeveel plekken je in Nederland kunt spelen, maar tegelijkertijd hoe klein het is. De ambitie om veel te spelen hebben we zeker, vorig jaar hebben we in totaal 62 shows gespeeld, alles in Nederland. We kunnen zoveel shows doen omdat we een kleine band zijn en niet veel mensen ons nog kennen. Maar we willen graag naar het buitenland gaan en kijken hoe het daar valt.”
“We zijn pas in 2018 begonnen, dus het gaat behoorlijk snel allemaal. Na Popronde en Noorderslag lijkt het misschien een logische stap om te kijken naar de popzalen in Nederland, maar wij spelen eigenlijk liever in wat kleinere en intiemere plekken. Dat past ook beter bij onze muziek. Sowieso staan wij er anders in naar mijn idee. Een van onze eerste ambities was om vooral meer buiten onze eigen stad te spelen en minder in Arnhem en Nijmegen te doen. Dat gaat tot nu toe dus behoorlijk goed en zijn we sinds Popronde ook wel in een andere wereld terecht gekomen. Er komt veel meer bij kijken dan alleen muziek maken: van goede bandfoto’s tot premières zoeken voor een videoclip, connecties maken en het bijhouden van social media. Ik heb daar zelf een haat-liefdeverhouding mee, maar ik vind het wel interessant allemaal.”
“Naar ons idee hebben we ook niet echt veel andere opties. Je hebt als band het gevoel dat je in dat circuit dat rondje mee moet draaien, omdat er niet veel alternatieven lijken te zijn. De kleinere scenes verdwijnen langzaamaan en er lijken steeds minder routes om verder te komen als band. Alsof alles opgestapeld is in één grote muziekindustrie waar alles en iedereen met elkaar vervlecht is. Ik vind dat wel jammer en ook weleens lastig. Dat is ook het paradoxale van liveshows: we maken muziek omdat we dat zelf tof vinden om te doen, maar op een andere manier ben je daarmee wel mensen aan het entertainen. En vandaag ben je jezelf ineens aan het ‘verkopen’. Maar goed, weet je: als mensen het tof vinden, vinden ze het tof en als ze het kut vinden, vinden ze het maar kut. Het is ook niet anders, toch?”
Richting De Oosterpoort
Terwijl andere artiesten in de afterparty-area al met een biertje in de hand aan het bijkomen zijn van hun Noorderslagshow, worden de spullen van Paracetamøl in het Noorderslag-busje geladen en springt Erdinç er nog even bij voor een lift. In de bus wordt ondertussen gespeculeerd over de mogelijke situatie in De Oosterpoort. Zouden er nog veel mensen aanwezig zijn, zouden bezoekers op dat tijdstip nog in staat zijn om rechtop te staan of gaat het dan juist los? En waarom staat Personal Trainer op exact hetzelfde tijdstip geprogrammeerd? Vragen, vragen: het is gewoon een show, maar toch. We schieten door de vochtige straten, laden uit en worden begeleid naar onze kleedkamer diep onder de grond. Beetje hangen, wat drinken, Pringles eten. De sfeer is kalm, veel meer dan wachten valt er niet te doen. Al speelde Paracetamøl tijdens Popronde ook niet vaak voor 1 uur ’s nachts, dat betekent niet dat het echt fijne tijdstippen zijn. De avond duurt en duurt maar, terwijl de muzikanten hun energie en focus moeten bewaren op een tijdstip dat ze normaal al op bed hadden gelegen. Ze vertellen dat de combinatie best zwaar is. Ze werken in de zorg, in het onderwijs en Joey rijdt doordeweeks met een vrachtwagen door het land.
Veel bier wordt er niet gedronken en we maken nog even een rondje door het gebouw. Ze schieten snel door de gangen van de venue en gaan rond één uur op weg naar de zaal om alvast de instrumenten te inspecteren. Bij binnenkomst lijkt het wel alsof we een subtropisch zwembad binnen komen lopen. Het is bloedgeslagen heet, het stinkt naar zweet en de luchtvochtigheid zit tegen de honderd procent aan. De gitaren, die de hele dag in een ijskoude bus hebben gelegen, zijn zeiknat van de condens als ze uit de tassen komen. Geen goed voorteken, want is niet lekker voor de stemming van de gitaren of het vermijden van elektrische schokken…
Ik ben op mijn hoede, want de band heeft me vantevoren al gevraagd om standby te staan als snarenvervanger. Als je op de crewlijst staat, moet je er wat voor doen ook! Ding is: Joey heeft kennelijk nogal een reputatie om tijdens een show óf geen enkele snaar te breken, óf ze er praktisch allemaal af te rossen. Hij drukt mij een paar snaren een tangetje in de hand en de band begint met opbouwen met de typische rust en focus die soundcheckende muzikanten typeert. Er overheerst een vredige kalmte waarin iedereen weet wat hij moet doen, versterkers op worden gewarmd, kabels worden getrokken en en toms worden gestemd.
De show
Stipt om kwart voor twee wordt de band aangekondigd en de liefhebbers van het hardere werk hebben hun plaatsje in de zaal gevonden. Het is behoorlijk druk bij de show, de band zit al snel in de juiste zone en omsluit zich met al het duistere van de nacht. Met een show die ‘plek 16’ oplevert bij 3voor12, worden de vier koppies steeds roder en de shirts steeds donkerder tijdens de show. Ze vliegen over het podium en in een halfuur wordt alles eruit geperst in deze sauna/bovenzaal. Het is een muzikale explosie van dertig minuten, zonder getreuzel of geouwehoer tussen de nummers door. Rondlopend tussen het Noorderslag-publiek – toch vaak iets meer ingehouden – zien verreweg de meeste aanwezigen er enthousiast uit, maar ook op dit tijdstip is het nog wat stug op een paar enthousiastelingen na. Een pit komt er niet, maar aan Paracetamøl ligt het niet en de band heeft vanavond een goede indruk achtergelaten. Aan wie precies, dat is altijd even afwachten.
Feestgedruis
De zaal loopt leeg, de lichten gaan aan en alle rock-‘n-roll-magie is weer vervlogen, rondom uitpuffende lijven die op adem komen met een kleine lach op het gezicht. Dat was ‘m dan alweer. De instrumenten worden ingepakt en op de kar geladen, de kleedkamer wordt leeggeruimd en we vertrekken naar de artiestenfabriek, waar de meesten qua ‘consumptie-niveau’ al op een andere planeet zitten. In de industriële ruimte met een jaren zeventig-interieur vol oosterse tinten, feest de 2020-lichting op de dansvloer en rennen ze als kinderen rondom de pingpongtafel. De bandleden ploffen naast de noise-collega’s van The Sweet Release Of Death neer in een hoekje, op een veilige afstand van het feestgedruis.
Ze zijn tevreden met de show. Tegelijkertijd zien ze wel wat het voor ze gaat doen dit jaar en al snel gaat het niet meer over Noorderslag. Het is tijd voor nog een paar biertjes terwijl het tempo wordt opgevoerd door de funky DJ. De ruimte is gevuld met lachende mensen, allemaal op zoek naar de weg van hun dromen in een natte Groningse nacht, en een jaar vol mogelijkheden aan de horizon.