Interview

Ultraísta: “Ik zing de pijn van een ander”


23 maart 2020

Laura Bettinson, front-vrouw van superband Ultraísta: in slaap-kloffie, met koffie, op een sofa, in een Victoriaans huis, in het zuidoosten van Londen. Aan de andere kant van de straat wordt er een huis gerenoveerd. Tussen de repetities, douche en het ontbijt in maakt ze tijd voor een telefoongesprek. Het is half tien, Greenwich Mean Time.

Zo kan dat lopen: in een pub staan met je loopstation, sampler en vierentwintig jaar van leeftijd, als Nigel Godrich (producer van Radiohead sinds OK Computer, red.) langskomt en vraagt of je je wil aansluiten bij iets waar hij samen met perscussionist Joey Waronker toch al mee bezig was. Dat is dan Ultraísta. Behoorlijk spontaan, beweeglijk, samplers en beats. Het is 2012: geen Brexit, geen Trump, geen COVID-19.

Andere tijden.

Als ik Laura aan de telefoon spreek zijn we acht jaar verder. Ze is onlangs getrouwd, heeft een hondje dat Bullet heet en ‘s ochtends eet ze yoghurt met fruit. Laura Bettinson noemt het allemaal ‘natural progression‘. Het trekt allemaal door in Ultraísta’s tweede album Sister, de volwassen opvolger van Ultraísta’s gelijknamige eerste.

Na acht jaar, een nieuwe plaat.
“Eindelijk.”

Hoe zit dat?
“Druk, vooral. Veel dingen. Nigel vooral: Radiohead tussendoor, Roger Waters tussendoor. Met Joey is het niet anders, en met mij ook niet. Na het debuut met Ultraísta ben ik mijn eigen solo-carrière wat uit het oog verloren, dus daar ben ik druk mee: singles releasen als FEMME en lau.ra, en veel reclamemuziek.”

Over je eigen muziek: het verschil tussen lau.ra en Ultraísta is best wel… flink.
“Het verschil is zeker groot. Maar dat ben ik óók: popmuziek. Ik produceer, schrijf en zing dat dan zelf en het vreemde is dat ik dat dus maar niet uitgelegd krijg.”

Want?
“Het is tegenwoordig zo extreem vanzelfsprekend dat popartiesten een flinke crew van producers, schrijvers en stylisten om zich heen hebben. Het valt niet mee om dat zelf te doen. Ik denk: een van de laatste artiesten die dat met succes heeft gedaan was Prince: een one-man-pop-machine. Ik ben vanzelf wat meer in de clubscene terecht gekomen, waar ik mijn eigen tracks draai. En dan mag het ineens wel: zelf produceren, zelf doen. Ik vind het belangrijk dat mensen begrijpen dat ik én zanger én producer ben.”

Hoe doe je dat bij Ultraísta? Wat is je rol?
“Zanger, muzikant. Dat is dan een andere kant van mij: een groot deel van dat project is volledig buiten mijn controle, vooral deze plaat. Die is vooral geschreven door Nigel. Ik was daar wanneer ik nodig was, met teksten en melodieën. Ultraísta is nu Nigel’s soloproject en he called most of the shots. Hij had vrij scherp voor ogen waar hij met de songs heen wilde, meer nog dan de eerste keer, toen hij vooral produceerde.”

Hoe is dat dan voor jou? Je zei dat je het belangrijk vindt dat mensen weten dat je én zingt én schrijft én produceert.
“Oh, dat vind ik in dit geval helemaal prima, ik ben meer dan blij om mee te bewegen. De uitdaging voor mij zat hem deze keer vooral in het song-schrijven. Met mijn eigen muziek vertrek ik steeds meer vanuit samples en wil ik mensen in beweging zetten, nu was ik vooral bezig met het schrijven en meeschrijven van songs. Het is niet makkelijk om mij in iemand anders schoenen te verplaatsen. Ik ben geen sessie-zangeres.”

Staan er nummers op Sister waarvan je kunt aanwijzen: dat deel ben ik, dat komt echt bij mij vandaan?
“Ja – Ordinary Boy. Die was makkelijk, dat kostte haast geen moeite. Die kwam vanzelf uit een improvisatie, de tekst viel vanzelf uit mijn mond.”

Hoe werkt dat voor je, denk je dan bij het terugluisteren: ah, deze en deze tekst betekent eigenlijk dit-en-dit? Hoe persoonlijk wordt het?
“Ik zie persoonlijke betekenis op zoveel plaatsen op deze plaat. Ordinary Boy is wat abstracter, maar past net zo goed in een overlappend thema: onzekerheid over de plek die je in het leven hebt en relaties die je hebt. Het lijkt wat dat betreft wel een beetje op Smalltalk van de eerste plaat: ‘The more I learn the less I know.’ We hebben er niet al te hard over nagedacht… is dat een antwoord?

Ja hoor, dat is zeker wel een antwoord. Blik je trouwens nog weleens terug op die eerste plaat?
“Ik weet dat Nigel er behoorlijk kritisch naar kijkt, vooral daarom wilde hij het nu anders doen. Als ik naar mijn eigen muziek uit het verleden kijk ben ik wat minder kritisch. Je denkt over iets na, maakt keuzes. Met wat je nu weet zou je dingen anders kunnen doen, maar je moet er een keer vrede mee maken. Wat ik wel voel aan deze tweede plaat, is dat hij echt wat meer volwassen is. En emotioneler. En dat kan bijna niet anders, we zijn allemaal ouder geworden, en er is veel gebeurd, ik zing de pijn van een ander”

Pijn?
“Ja, er zit veel melancholiek in deze plaat.”

Zoals?
“Nigel zijn vader is overleden tijdens het schrijven aan de plaat. Dat was een enorme klap en dat sijpelt dus door in de teksten. En al zijn het niet je eigen teksten, je reflecteert toch vanzelf op je eigen leven, waar je staat, wat je wel en niet hebt gedaan. En het voelt veilig voor mij om die pijn te bezingen. Nigel, Joey en ik kennen elkaar nu alweer zoveel langer. En er is onderling veel vertrouwen.”