‘Respecteer de goden, maar kijk verder de hemel in.’ Het motto waar wij onderdanige interpretatoren der klanken deze laatste dag van Le Guess Who? mee leven. We aanbidden goden als Beverly Glenn-Copeland en Mudhoney, maar kijken verder de hemel in met Crack Cloud en Virginia Wing. Zij die gezegend zijn met een kaartje, voelen zich bevoorrecht om het te mogen aanschouwen. Donderdag, vrijdag en zaterdag waren stuk voor stuk avonturen uit een muzikale atlas. De laatste dag van zo’n inspirerend festival? Dat móet wel een knaller zijn!

Tekst Midas Maas & Lisette Schurink

Foto: Melanie Marsman

 

Hoewel zondagen in onze agenda’s vaak liever leeg dan goed gevuld zijn, met genoeg ruimte voor brak bankhangen voordat de werkweek weer begint, maken we voor dit waanzinnige festival maar al te graag een uitzondering. De badjas maakt plaats voor een bandshirt, het slaapmasker gaat af en de oordoppen in de tas. En die kater door de afgelopen dagen? Een gezonde dosis muzikale nieuwsgierigheid doet gelukkig wonderen (evenals paracetamol uiteraard).

De gitaar als basisrecept
Het avontuur begint vandaag in dB’s, waar de Amerikaanse rockband Endless Boogie de taak heeft ons even goed wakker te maken. En dat weet de band maar al te goed: “Thank you for being here this early. You should be in church right? Well, I should be in bed.” Wellicht hebben de bandleden het gisteren laat gemaakt na hun optreden in Patronaat, want de band neemt nog even uitgebreid de tijd om de instrumenten te stemmen. “Come back in halve an hour”, klinkt grappend door de microfoon.

Die eerste woorden zijn gelijk het laatste contact met het publiek: de bassist en gitarist draaien hun ruggen naar ons toe. Vanaf het moment van spelen krijg je het gevoel voor hen afwezig te zijn en tegelijkertijd stiekem aanwezig te zijn bij een intieme jamsessie. Endless Boogie lijkt een denderende trein zonder stiltecoupé: je deinst mee met eindeloos durende rocksongs als een psychedelische rit. Hoewel links van ons een man nog even Nu.nl checkt, en rechts een kreet van waardering in een gaap overloopt, heeft de band óns absoluut leven ingeblazen. Terwijl we voor het optreden nog zeiden dat het véél te vroeg was voor bier, begint die tap inmiddels al te lonken.

Please, kijk me niet aan
Dat eerste biertje halen we iets later bij WAS in het Werkspoorgebied. Normaliter is deze industriële locatie een nachtclub, maar vandaag is de oude wasruimte het podium voor een heel ander soort kabaal. ‘Kijk mij alsjeblieft niet aan’, stralen de ogen van Vac Havelka uit. De zanger en gitarist van het Tsjechische Please The Trees durft met zijn ogen de zaal nauwelijks af te tasten. Hij kijkt alsof hij liever niet in de aanwezigheid is van een volle zaal onder mensen die hem met genot staan te bewonderen. Hij straalt aan niks uit dat hij indruk op je wilt maken en toch doet hij dat. Uit zijn strot komt een kristalheldere, hoge en karaktervolle klank. Uit zijn gitaar komen fuzzy riffjes. Tot dusver uit zijn gitaar niks bijzonders, tot hij rustig zijn voet op zijn volle bak met effecten plant. Dat begint met een solo, maar pas wanneer er een intermezzo met de drummer plaatsvindt begint het écht te borrelen. Hij draait zijn rug om, knielt voorover richting de versterker en begint als een Tom Morello met ingrediënten te strooien tot een kolkend hete muzikale soep. Hij gooit zijn gitaar af en begint op een losse drum, die óók aangesloten is het op het effectenboord, te slaan op het intense ritme van de drummer. En dat allemaal terwijl de bassist aan de knoppen van zijn synth-bass draait als een schipper die radiocontact zoekt.

Hipsterherrie
In de kleine zaal aanschouwen we de jonge Belgen van Fornet. Terwijl de gemiddelde leeftijd naar beneden keldert, stijgt het hipstergehalte aanzienlijk terwijl de band in zijn enkellange broeken op het podium verschijnt. Het geeft in eerste instantie een ietwat zenuwachtige indruk maar halverwege lijken ze echt los te komen met hun melancholische postpunk. De drummer laat z’n tong ontsnappen, de frontman kijkt glunderend de zaal in, de bassist speelt een steady duistere baslijn en ook de gitarist lijkt volledig in de muziek op te gaan. Fornet brengt een eigenzinnige mix van stijlen, waardoor je als luisteraar soms van gekkigheid niet weet of je moet swingen of springen. Maar door de creatief in elkaar vloeiende nummers, interessante ritmewissels en vreemde buitenaardse geluiden is dit absoluut een doolhof waarin je geïntrigeerd wilt blijven verdwalen.

Sub Pop-giganten
You’re part of history. Just pretend you love it’, grapt gitarist John Reis van Hot Snakes. Dit concert gaat, aldus de gitarist, de geschiedenis in, want er wordt vanavond een liveplaat opgenomen. ‘Geschiedenis’ kan op meerdere vlakken slaan. De band zelf is namelijk ook onderdeel van de muzikale geschiedenisboekjes. Mudhoney is vanavond namelijk niet de enige band van het fameuze Sub Pop-label. Ook deze posthardcore-helden zijn onderdeel van dat iconisch lijstje bands dat ooit getekend heeft bij dat label uit Seattle. Denk bij de sound aan Drive Like Jehu en At The Drive In en je zit in de goede richting. Deze band heeft de organisatie in de grote zaal van WAS. gezet en dat is een goede zet. Voor zo’n publiek met de bijbehorende pit heb je namelijk ruimte nodig, want jemig, wat heeft deze band een kracht. Sluit je ogen even en je vergeet de grijze haren van de leden. Of het voor de opname is doet er weinig toe, want iedereen hier in de zaal straalt vreugde uit.

Toch hoef je het publiek maar kort te bestuderen om te weten dat een groot deel van die zaal voor Mudhoney komt. Een van de grungegrootvaderen. Het verhaal gaat zelfs dat Mark Arm de term bedacht heeft. En die ervaring is merkbaar: waar Fornet in de kleine zaal nog opstartproblemen kende, staan hier vier heren zichtbaar ontspannen en genietend op het podium. Hier geen onderscheidende kledingkeuze en ook de setlist staat op een ordinair A4’tje.

Het is een waanzinnig schouwspel: met jeugdige grijnzen drijven ze de spot met elkaar op een manier die alleen bestaat in langdurig goede vriendschappen. Niet alleen de leeftijd van de heren, maar ook de muzikale controle is er eentje om u tegen te zeggen. Met iconische en statische bewegingen die een beetje doen denken aan Nick Cave, bespeelt Mark Arm het publiek als marionettenpoppen. Vanaf Farther I Go ontstaat een pit door enthousiaste herkenning, die vervolgens echt losbarst bij Touch Me I’m Sick. Na een bedankje aan Please The Trees en Hot Snakes treden de helden af en verlaat een opgetogen geroezemoes de WAS.

Foto: Jelmer de Haas

 

Weg met de basis
We fietsen vlotjes naar de EKKO om binnen te komen in een volledig verduisterde zaal waar Virginia Wing haar optreden doet. De opkomst mag als mysterieus worden bestempeld, want Sam Pillay begint een zwevend geluid uit zijn synthesizers en saxofoon(!) te blazen. Volgens onze informatie was het een tweetal, maar achter de keys en laptops staat een tweede persoon. Virginia begint eerst met een rustige vrij sensuele dans. De eerste vocale noot die gezet wordt, is een vrij serieuze: Be Released, dat naar onze interpretatie gaat over het vinden van het doel van je bestaan. Over de gebaande paden en hoe zij deze verbrak. Dat doet ze muzikaal ook op haar geheel eigen wijze. Toch jammer dat haar stem (die ook onder invloed is van elektronische effecten) wordt begraven onder een dikke baslaag.

Een moment om in te lijsten
Half haastend, achterna gezeten door die ‘ellendige’ FOMO, ploffen we in een van de stoelen in Hertz van TivoliVredenburg. Het hoofd is inmiddels bomvol van alle ongelooflijke indrukken en gitaargeweld. Maar vanaf het moment dat Beverly Glenn-Copeland over het podium glijdt, lijkt de rust in één klap wedergekeerd. Het is zo’n moment dat je het liefst zou willen inlijsten om voor altijd te bewaren. Op een vertellende manier zingt hij en zijn anekdotes lijken net symfonieën. Met onder andere boterzacht gitaarspel, drie paar handen die toetsen bespelen en een onvoorstelbaar ontroerend stemgeluid kun je niet anders dan traantjes wegpinken. ‘It’s hard to face you when I’m playing‘, bekent hij na het derde nummer terwijl hij onze emoties grappend imiteert. In de ruimte klinkt opgelucht gelach. Het is een grote gave hoe hij het publiek laat schakelen tussen lol en ontroering. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij het podium verlaat onder een staande ovatie.

Foto: Tim van Veen

 

Dans-, elektric- en comedy- en post-punk
Punk is vooral een attitude: geen regels, dat is de regel. Schoppen om te schoppen. In dB’s kunnen een viertal manieren zien om dat te doen. Beginnende bij Ancient Shapes, de danspunkers. Wie langs de merchandise loopt, ziet twee platen waar Daniel Romano op de cover prijkt. De ene is van de band waar hij vanavond mee optreedt, de andere van zijn soloproject. Op de een staat hij euforisch met een kleed boven het hoofd en op de ander ligt hij op een bank te rusten waar zijn gitaar tegenaan leunt. Wie vooral de tweede plaat goed kent, staat vanavond een verassing te wachten. De leden lijken zo uit een jaren zeventig-film te zijn weggelopen. Romano met Mick Jagger-coupe, wijde blouse en strakke broek, een gitarist in een te groot pak en grote snor, de andere gitarist heeft gekozen voor een jurk en een pruik. Zowel de gitarist als zanger dragen make-up à la New York Dolls. En die muziek doet daar met vlagen ook aan denken. Het kan ontzettend furieus zijn: zo zijn er momenten dat Romano bijna over zijn eigen woorden struikelt. Maar het kan ook erg dansbaar zijn en zijn er ook momenten waarop je wil swingen zoals de frontman dat ook doet. Het pakt, zoals de refreintjes dat doen met charmante, bijna romantische teksten als ‘A flower that couldn’t bloom’.

Elektricpunk. We weten niet óf het een officieel ding is, maar vanavond is onze eerste kennismaking met het genre en wel door de Urochromes. De drummer is een beest van staal en mist nooit een maat. Juist, de band maakt gebruik van een drumcomputer. Dat brengt een aantal interessante uitkomsten met zich mee. Allereerst dat zijn hardcore punk ongelofelijk strak klinkt, het krijgt iets robot-achtigs. Wat daaraan bijdraagt zijn de onmenselijk snelle drumritmes. En toch weet zanger Jackie McDermott het menselijk te maken met zijn onmiskenbare charme en humor. De mic-stand wordt zeker tien keer veranderd om het volgende nummer in een andere gekke positie te zingen. Het oogt soms bijna kinderlijk, zeker wanneer McDermotti in de microfoon boert en na een slok cola.

Mark Wynn doet het in de kleine zaal geheel zonder bandleden. De reden: ‘I was sick of the band, so I put them in to my laptop.’ Wie binnenloopt in deze zaal en een tengere man een laptop open ziet klappen, kan zomaar denken dat ‘ie middenin een presentatie beland is. Zijn show zit ergens tussen een stuk tragikomedie en een muziekshow in. Af en toe zet hij muziek aan om een nummer te zingen en dan weer om te dansen. Hij besluit ook een kostuumwissel te doen. Ook dat voelt uiterst ongemakkelijk en toch blijft het vermakelijk. We komen ook bijzonder veel te weten over Wynn. Hij is schoonmaker (hij heeft zijn mop zelfs mee op tour), kijkt geen porno, is 31, heeft in vijf jaar geen seks gehad, heeft het volgens hemzelf niet allemaal op een rijtje, vindt elektronica maar verwarrend en houdt van thee. Na de show is de vraag of dit een tragikomedie of een muzikaal optreden was nog steeds niet beantwoord, maar juist die vaagheid vinden wij best wel punk.

Foto: Jelmer de Haas

 

De vierde vorm van punk, is de postpunk van Crack Cloud. Frontman Mohammed Sharar gaat in opperste concentratie achter zijn drumstel zitten, trekt zijn kisten uit en zes bandgenoten staan als een kudde om hem heen. In een angstaanjagende stilte kijkt iedereen in afwachting naar zijn donker geschminkte hoofd. De spanning is om te snijden en je voelt aan alles dat deze band hier niet is om lol te maken. Crack Cloud is hier met een missie.

Als de leider van een clan begint hij met spelen. Dit zevenkoppige monster brult door de zaal en veertien spierwitte oogbollen kijken dwars door je heen. Het is een intense ervaring, alsof je tegelijkertijd aan het trippen en aan het afkicken bent. Van links naar rechts komen geluiden op je af met dierlijke kreten en een scala aan sinistere sounds. Het is een verslavend leger dat schizofrene symptomen oproept. We zijn zo in trance dat het ons niet eens opvalt dat ze langzaamaan de stage verlaten. Pas wanneer de blote voeten van de drummer op ons netvlies verschijnen en ze in de zwarte kisten verdwijnen, ontwaken we uit deze trip die we voor geen goud hadden willen missen.

Foto: Jelmer de Haas

 

Een experimenteel einde
Wij sluiten ons Le Guess Who?-avontuur af in de Pandora zaal van TivoliVredenburg. Daar staat Irreversible Entanglements samen met Pat Thomas te spelen. Dit freejazz-collectief uit New York is één en al experiment. Van de vijftig minuten die de groep krijgt, wordt iedere seconde benut om er zoveel mogelijk noten in te stoppen. Het pianospel is bijna agressief wanneer er met hele armen op de toetsen wordt geramd en aan de snaren van het instrument wordt getrokken. Saxofoonspeler Keir Neuringer wisselt meerdere malen van instrument en het instrumenten-arsenaal lijkt eindeloos. Overal worden nieuwe ritmes en melodieën uit getoverd. Boven al dit geweld probeert Camea Ayewa met haar poëzie uit te komen. Het is een overprikkelende ervaring en haar boodschap is dan ook niet altijd even goed op te pakken. Mensen in de zaal sluiten hun ogen, vermoedelijk om te kunnen focussen op wat er allemaal gaande is. Wanneer de band stopt, voel je letterlijk de druk veranderen in je oren. We openen onze ogen en zien de groep diep buigen voor zijn publiek. Wij maken een diepe buiging terug.

Foto: Ben Houdijk

Le Guess Who? 2018
Wij landen vervolgens weer terug op aarde om al deze indrukken te verwerken. De organisatoren van Le Guess Who? verwoorden het overigens mooi zojuist: ‘With over seven billion people on the planet, the music we hear is only a fraction of what’s out there. This is the instinct that keeps us digging.’ Wij hebben de afgelopen vier dagen ervaren dat we slechts in een klein deel van de oneindig diepe put der muziek hebben gekeken en dat er nog altijd zoveel meer is om te ontdekken.


 

Verder waren we op de zondag van Le Guess Who? onder meer deze artiesten te zien:

Kadri Gopalnath – credit Ben Houdijk

 

Circuit Des Yeux – credit Erik Luyten

 

Lucrecia Dalt – credit Melanie Marsman

 

Eartheater – credit Melanie Marsman

 


 

Lekker weer wordt het niet dit weekend, dus je hebt alle tijd om nieuwe muziek te luisteren! Komt goed uit, want de stroom aan kersverse albums en singles houdt nooit op. Gelukkig hebben we hieronder de belangrijkste releases voor je op een rijtje gezet.

Deze week is een feest van herkenning voor iedereen die al een tijdje meeloopt in de indiewereld. Onder meer Mount Eerie, Yo La Tengo en The Decemberists brengen vandaag hun nieuwe albums uit. Nieuwere namen op je Release Radar? Dat zijn midden maart onder meer The Magic Gang en Fickle Friends. En dan is er nog de bijzonder geslaagde samenwerking tussen Woods en het Scandinavische Dungen!

Liever nieuwe singles bij je luistersessies? Check dan vooral de nieuwe muziek van Amen Dunes, Grouper en Ulrika Spacek, die binnenkort allemaal met nieuwe releases komen! Ook heeft Courtney Barnett een tweede single voor haar tweede plaat en verrast Virginia Wing met een piekfijn gitaardeuntje.

Altijd op de hoogte blijven? Houd dan nauwlettend onze Spotify– en Deezer-playlist en onze pagina vol Album Releases en New Music in de gaten.


 

Amen Dunes – Freedom

 

Ulrika Spacek – Lord Luck

 

Grouper – Parking Lot

 

Courtney Barnett – Need A Little Time

 

Virginia Wing – The Second Shift

 

Flyte – Moon Unit


 

Mount Eerie – Now Only

 

Yo La Tengo – There’s A Riot Going On

 

Dungen & Woods – Myths 003

 

The Magic Gang – The Magic Gang

 

Fickle Friends – You Are Someone Else

 

 

Ook dit jaar staat de Rotterdamse binnenstad – en aanpalende creatief gevonden locaties – weer in het teken van Motel Mozaique. Ieder jaar wordt het festival zichtbaarder in de Maasstad, maar wat nooit verandert is de immer scherpe programmering. Een kolfje naar de hand van uw favoriete muziekmagazine. We doen dan ook trouw verslag van het festival, beginnende met de vrijdag.

Tekst  Robin van Essel

Foto’s Rudy Sablerolle

Het is nog vroeg, als de Londenaren van Virginia Wing aantreden in de niet-zo-heel-sfeervolle foyer van de Rotterdamse Schouwburg. De band trekt dat zich desondanks niet aan, met aardige psychy new wave als resultaat. Virginia Wing is een wat luchtigere versie van Savages, al is frontvrouw Alice Merida ook waarschijnlijk niet de vrolijkste van de klas. De band speelt zijn hooks helder, met duidelijk te onderscheiden gitaar- en synthlagen. Maar verder is Virginia Wing door de minimalistische performance en duistere sound waarschijnlijk stukken beter op zijn plek in een sfeervol, donker hol, laat op de avond.

Wat is het toch met Deense punkbands en Nederland? Yung komt weliswaar Aarhus in plaats van de Deense hoofdstad en speelt niet met de donkere wave van oud-labelgenoten Iceage en Holograms, maar juist behoorlijk authentieke ‘70s working class punk, inclusief gebalde vuist, rauwe stemmen en houthakkerhemden. Het schijnt dat de geluidsman van Rotown de band bij de soundcheck verzocht om alsjeblieft iets minder hard te spelen, maar ook tijdens Yungs optreden is het volume aanzienlijk. De band zijn eigen ruiten in door na elk nummer uitgebreid te stemmen, maar verder is Yung een alleszins vermakelijke opwarmer voor de rest van de avond.

De Belgen van BRNS (spreek uit: brains) timmeren in eigen land al goed aan de weg en het kan niet anders dan dat er meer dan een paar zielen zijn gewonnen, vanavond in zaal 1 van de Gouvernestraat. De band uit Brussel maakt het zichzelf niet makkelijk, met een complexe opstelling, vreemde instrumenten (waaronder een keyboard dat qua looks en sound het meest wegheeft van kinderspeelgoed) en veel instrumentenwissels. De catchy, percussiegedreven indierock met samenzang en -schreeuw van het vorig jaar verschenen album ‘Patine’ worden gespeeld met het plezier die een band als Local Natives ook zo charmant maakte. BRNS is een geweldige, in Nederland nog zwaar onderschatte band zoals je ze alleen op ‘MoMo’ of festivals als Le Guess Who? ziet.

Door het enthousiasme rond BRNS komen we weliswaar te laat bij TDI-darling Jessica Pratt, die met haar ingetogen, breekbare folky indie precies op haar plek is in de indrukwekkende Paradijskerk. Op Pratt’s karakteristieke stem en simpele gitaarbegeleiding na, kun je dan ook een speld horen vallen – mensen die weg willen, wachten netjes op het einde van een song voordat ze durven opstaan. De verlegen singer-songwriter is dankbaar en het zorgt voor een bijzondere sfeer. Nu is dat al snel, in een kerk die zelfs precies ruikt zoals een kerk moet ruiken, maar Pratt is hier wel echt spot on geprogrammeerd.

Omdat Ibeyi door een plots opkomende keelontsteking is geveld, gaan we naar Nimmo (voorheen Nimmo and the Gauntletts), een paar deuren verder in Rotown. Het blijkt een prima wake up call. Met elektrogitaren, afwisselende vocalen, goed getimede breaks en fijne beats, maar zonder te vervallen in platte houseclichés, is Nimmo een soort The XX-on-steroids. Of testosteron. Want met Sarah Nimmo en Reva Gauntlett heeft de Engelse band twee behoorlijk rabiaat, euh, feministische frontvrouwen, maar verder is Nimmo gewoon vooral feest. Dat tegen het einde de stemmen het een beetje beginnen te begeven, doet daar niks aan af. Rotown is dan al aan het dansen geslagen.

We kunnen lekker blijven staan voor The Districts, voorheen getipt als mustsee. De Amerikanen, onder leiding van Rob Grote, waren absolute favoriet op SXSW. En er moet worden gezegd: de band heeft die lekkere zuidelijke knauw van de oude Kings Of Leon, inclusief erg goede songs. Het probleem zit ‘em dan ook niet in de rootsrock ’n roll zelf. De performance van de band voelt gemaakt, een moetje, het enthousiasme gespeeld. Daarbij ligt het tempo laag, met iets te veel tergend trage songs achter elkaar. Het publiek is dan ook niet onder de indruk. Pas tegen het eind, bij de climax van Funeral Beds, voelt het optreden oprecht. Het redt de show van The Districts helaas niet van het credo ‘degelijk’.

Inmiddels is het na middernacht en het publiek in Rotown vertrekt naar huis of Weval, dat in Perron speelt. Een halflege zaal is niet de beste setting om met je lamme kop naar een stel opgefokte Engelsen te gaan kijken, maar het maakt Bad Breeding zelf niet zoveel uit. De band hanteert geen opbouw: het begin is al furieus en zo blijft het. Zanger Chris Dodd kronkelt krijsend over het podium, terwijl gitarist Matt Toll bovenop hem staat. Helaas komen door het oorverdovend volume de subtiliteiten, die toch echt wel in de inventieve hardcore punk van Bad Breeding te vinden zijn, aanvankelijk niet over. Maar het harde werken van de band redt het optreden. Bij het sluitstuk met singles Burn This Flag en Age Of Nothing zijn zanger en gitarist inmiddels verhuisd naar de zaal, tussen het publiek, en Rotown springt voorzichtig in de pit. We hadden een vollere, zweterigere zaal gewenst, maar al met al een indrukwekkend einde van een kwalitatief hoogstaande dag Motel Mozaique.