Is het ooit een goed idee om samen met je broer of zus in een band te zitten? Oké, Win en Will Butler van Arcade Fire lijken het prima met elkaar uit te kunnen houden, maar vaak eindigt het in knallende ruzies. De gebroeders Gallagher zijn natuurlijk het bekendste voorbeeld, maar ook de Schotse broers Jim en William Reid van The Jesus and Mary Chain konden er wat van. Onderhuidse spanningen liepen bij hen zo hoog op dat William in september 1999 na nog geen kwartier speeltijd een optreden staakte, waarmee hij definitief het lot van de band bezegelde. Vanaf 2007 kwamen de broers zo nu en dan alweer bij elkaar voor wat optredens, maar een comebackalbum liet lang op zich wachten – tot nu. Gelukkig stelt Damage And Joy bepaald niet teleur.  

Voor iedereen die niet bekend is met The Jesus and Mary Chain, hier een korte opsomming van wat je kunt verwachten: zeurderige zang van een van de twee broers op een mix van met noise overgoten rockers en prettig voortkabbelende ballads. De broers, die inmiddels weer versterkt worden door een hele band, wijken op hun eerste plaat sinds 1998 namelijk niet veel af van de formule van het gros van hun vorige platen. Wat ons betreft is dat geen enkel probleem, want die staat nog altijd als een huis. Op bepaalde aspecten is de formule zelfs verbeterd, want waar op platen als Stoned and Dethroned (1994) en Munki (1998) de rockers nog wel eens wat flets afstaken tegen de ballads, staan ze hier eigenlijk allebei op gelijke voet.

Zo zijn nummers als Amputation en Things Must Pass opwindender dan het gros van de rockbands die hun debuutalbum dertig jaar later dan de Reids uitbrachten. Aan de andere kant van het muzikale spectrum behoort Los Feliz (Blues And Greens) door zijn subtiele blazers en cynische tekst (“god bless America, in the land of the free”) tot de mooiste nummers die de band ooit op plaat zette. Ook afsluiter Can’t Stop The Rock weet mede door een vocale bijdrage van Linda, het jongere Reid-zusje, moeiteloos de gevoelige snaar te raken.

De muzikale fundering van The Jesus and Mary Chain staat dus klaarblijkelijk nog ferm overeind, een enkel niemendalletje als Presedici Et Chapaquiditch of Black And Blues daargelaten. Damage And Joy zal ongetwijfeld niet zo’n impact hebben op het muzieklandschap als het legendarische debuut Psychocandy (1985) en is óók niet zo mooi als Darklands (1987), maar dat hoeft ook helemaal niet. De gebroeders Reid hebben wél een van de meest opwindende en gedreven rockplaten die wij dit jaar gehoord hebben afgeleverd en dat is al veel meer dan we van de meeste terugkerende rockbands op leeftijd verwachten. Wie had dat in 1999 durven dromen?

 

We staan er niet altijd bij stil, maar ooit was de albumhoes een belangrijk onderdeel van de muziekbeleving. Je kocht een plaat en kon je vergapen aan de boekjes, de liner notes en goodies als postkaarten of stickers. Afgezien van sommige vinyl-uitgaves lijkt de kunst van de album art te verdwijnen, gereduceerd tot een thumbnail op je homescreen. In de serie Het Esthetiek-Effect bespreekt redacteur en illustrator Jort van Meeteren artiesten die de aandacht voor hun visuele stijl nog steeds hoog in het vaandel dragen.

Tekst Jort van Meeteren

Singapore Sling is een IJslandse neo-psychedelische band waar we bij The Daily Indie al vaker over geschreven hebben. De band haalt de spreekwoordelijke mosterd bij een aantal klassieke voorbeelden, waarvan The Velvet Underground en The Jesus and Mary Chain waarschijnlijk de meeste bellen doen rinkelen. Singapore Sling leende een aantal belangrijke ingrediënten voor zijn muziek, waaronder ‘motorik style’-drums, een term gepopulariseerd tijdens de opkomst van de voornamelijk Duitse Krautrock in de jaren zeventig, en de tekstuele verwijzingen naar oude iconen zoals de Mary Chain dat ook veel deed. De sound is nihilistisch: het overgrote deel van de bands oeuvre verhaalt over dood, eenzaamheid, apathie en visies van een apocalyptische maatschappij. Geen gezellige kost dus, en de radio zal Singapore Sling er waarschijnlijk ook nooit mee halen, maar de kleine, trouwe fanbase van deze doomsday fuzz volgt de band op de voet.

Waar veel psychedelische bands zich op visueel vlak laten inspireren door de sixties, pakt Singapore Sling het anders aan. Bij deze zwartgeklede mobsters geen kleurige draaikolken en zwierige taferelen van de kosmos, maar vooral veel dood en verderf. Het kleurpalet bestaat meestal uit zwart, grijs, rood en hier en daar nog wat accenten. Je ziet ook duidelijk de invloeden van eerdergenoemde voorbeelden terug in hun artwork: de typografie doet hier en daar erg aan Jesus and Mary Chain denken: kijk bijvoorbeeld eens naar de hoes van Darklands, het tweede Mary Chain-album uit 1987, met zijn rode letters en gruizige artwork. Ook de synthpunk-esthetiek van het beruchte, onvolprezen duo Suicide schemert door in de donkere composities. Minimalistisch, confronterend en vooral geen fuck geven om de ‘perfecte popformule’.

Eén van de hoezen van Singepore Sling die deze invloeden het beste vangt, is die van Perversity, Desperation and Death uit 2008. We zien een zwart, gekaderd vlak, waarop in hokjes de afbeelding van een revolver wordt herhaald. Het zijn allemaal zwarte silhouetten, op één na: een roze exemplaar steekt enigmatisch af tegen de verder monochrome afbeelding en deelt zijn kleurstelling alleen met de eveneens in lila geschreven bandnaam. Dit is tekenend voor het werk van Singapore Sling: het is weliswaar verdoemenis wat de klok slaat, maar hier en daar spotten we toch een dikke, vette knipoog. Wat is er meer non-dood dan roze, van oudsher de kleur van paardenmeisjes en Barbiepoppen?  Het roept lan Vega en Martin Rev in herinnering, de heren achter Suicide die de controversiële thema’s niet schuwden, maar ergens toch ook een tikkeltje glam waren, met hun extravagante uitdossingen en excentrieke podiumpersoonlijkheid.

Ook in de visuele aankleding van Suicide kwamen afbeeldingen terug die op een bepaalde manier symbolisch waren voor hun boodschap: vlaggen, wapens, bloed en een Sin City-achtige vibe. Het zijn meestal close-ups van bepaalde objecten of symbolen, zelden een breed uitgemeten tafereel, maar in je hoofd schept het een beeld dat perfect past bij de muziek. Criminaliteit, rellen, moord, junks en outcasts, maar ook een zekere sensualiteit, die later extra sterk naar voren kwam in het solowerk van Alan Vega uit de jaren tachtig, zoals de platen Saturn Strip en Just A Million Dreams.

De fout die veel mensen maakten, is dat ze dachten (en misschien wel denken) dat de thema’s waar Rev en Vega, en later dus ook Singapore Sling, over musiceerden, de normen en waarden waren waar zij voor stonden. Dat ze geweld predikten en de wereld het liefst zagen branden. Maar niets is minder waar. Zij waren en zijn veelal linkse muzikanten die op een cynische, eigenzinnige en confronterende manier de samenleving bespiegelen. Het beruchte Suicide-nummer Frankie Teardrop verhaalt over een jonge man met een vers gezin in geldnood, die uiteindelijk zijn grip op de werkelijkheid helemaal kwijtraakt en in een psychose een gruweldaad pleegt. Het is een song die veel mensen nog steeds de stuipen op het lijf jaagt, vooral vanwege de schreeuwen van Alan Vega, maar in de basis is het een aanklacht tegen de mislukkingen en fouten in de Amerikaanse samenleving en de vaak erbarmelijke behandeling van teruggekeerde militairen door de VS, die er na de oorlog vaak ook niet best vanaf kwamen. Het is een link die niet direct aan de oppervlakte zichtbaar is, maar in een interview met Uncut, waarin de totstandkoming van het nummer besproken wordt, komt het achterliggende verhaal uitgebreid aan bod. De moraal ervan? “Rise up, we’re all Frankies”, aldus band.

Met Singapore Sling is dat niet anders. Sling-kapitein Henrik Björnsson heeft een iets minder extravagante persoonlijkheid, maar ziet om zich heen nog steeds een hoop ellende waarover hij zich frustreert. Klassieke zinsnedes als ‘I wanna die young but I’m getting old, life is killing my rock ‘n’ roll‘ en ‘Load your gun and shoot me in the head, it won’t make a difference, I’m already dead‘ zijn exemplarisch voor de thematiek waar de meeste mensen zich weleens in zullen herkennen: moedeloosheid, apathie, boosheid en het gevoel dat het allemaal geen reet uitmaakt en dat we toch allemaal verloren zijn.

En tegelijkertijd is er dan ook weer die knipoog, dat tongue in cheek-gehalte, waardoor je nooit helemaal zeker weet of Björnsson serieus is of de draak met ons steekt. ‘I’m surrounded by cunts’ zingt hij op het gelijknamige nummer (Kill Kill Kill: Songs about Nothing, 2017), een zin die zo bot en banaal is dat je je kunt afvragen of de band zichzelf soms ook de ballen uit de broek lacht bij het zingen ervan. De titel van de plaat zelf is ook dubbelzinnig: Songs About Nothing. Is dit een verwijzing naar de duisternis, de verdoemenis, the perpetual nothingness? Of is het niets meer dan: dit is een plaat met songs die eigenlijk nergens over gaan? Je weet het niet zeker, de band zegt er ook zelden iets over, maar de waarheid ligt waarschijnlijk ergens in het midden.

Het is niet alleen deze kijk op het leven die de IJslanders inspireert op visueel vlak. Ze hebben een hoop classics gelezen en zijn bekend met de duistere kant van de cinema. In een interview uit 2015 antwoordt Björnsson op de vraag wat zijn inspiratiebronnen zijn: “Punk, Dada and The Velvet Underground”. Die eerste twee stromingen komen bijvoorbeeld ook samen in de proto-cyberpunk van schrijver William S. Burroughs, die met expliciete boeken als Naked Lunch een eigen wereld schiep vol junks, seks en delirium. De frontman refereert nergens uitgesproken aan het werk van Burroughs, maar kijkend naar de dingen die hij wél zegt – de man lijkt graag wat te raden over te laten – durft ondergetekende zijn geld er wel op in te zetten dat Björnsson enig werk van de Amerikaan heeft gelezen.

En het gaat verder. The Curse Of Singapore Sling heeft een hoes die zo op een Hunter S. Thompson-boek kan. The Tower Of Foronicity plaatst Björnsson in een verder lege eetzaal met een horror-noir-uiterlijk. Het lijkt verdomd veel op de kaft van Proud Highway, een van Thompsons bundels uit dezelfde periode als Fear And Loathing In Las Vegas, het boek dat vooral bekend werd dankzij de verfilming met Johnny Depp en Benicio del Toro. Je ziet de bijpassende film al helemaal voor je: een eenzame gedaante, rijdend door schier oneindige wastelands in een oude muscle car, een kringeltje sigarettenrook en rollende tumbleweed achterlatend in de verschroeiende hitte. Het is een esthetiek die aansluit bij de boeken van Thompson. Zoals Fear And Loathing In Las Vegas: een compleet uit de hand gelopen, krankzinnige, dagenlange drugstrip, compleet met achtervolgingen in klassieke sportwagens en crashes in de verzengende woestijnen van Nevada.

Singapore Sling combineert in zijn muzikale als visuele identiteit dus een maatschappijkritische visie met een ode aan de literatuur en de cinema. De invloeden zijn duidelijk, maar deze band creëert er een heel eigen niche mee en stuurt al meer dan vijftien jaar zijn eigen(zinnige) koers. Ergens tussen Route 66 en de diepste krochten van de hel.

Het kan  je niet ontgaan zijn, maar Best Kept Secret beleefde afgelopen weekend weer een zeer succesvolle editie in Hilvarenbeek. Een muzikaal hoogtepuntje dat zich verspreidde over drie dagen met voortreffelijke muziek, een uitgelaten sfeer en zoals altijd: heerlijk eten en drinken. Fotograaf Rudy Sablerolle vertrok naar het zuiden en kwam terug met een reeks foto’s om de herinneringen nog eens rustig op te halen of te balen dat je er niet bij was. Te beginnen met de openingsdag. 

Voor je digitale agenda: schrijf je hier alvast in voor volgend jaar!

Chet Faker

Drenge

FIDLAR

Strand Of Oaks

The Jesus And Mary Chain

 The Libertines