Het is eind oktober, en als trouwe lezer mag je inmiddels best weten wat dat betekent: London Calling is weer van start en wij van The Daily Indie zijn er natuurlijk weer bij. Na wat experimenteler uitstapjes, valt te zeggen dat London Calling de afgelopen jaren weer voorzichtig terugkeerde naar je-weet-wat-je-kunt-verwachten: de beste opkomende independent gitaarbands en aanverwanten (interpreteer dat zo breed als je wilt) van het moment. Laat het festival na maar liefst 26 jaar nog steeds geen slijtageplekken zien? Spoiler alert: gisteren zagen we in Paradiso opnieuw dat London Calling ons maar niet kan teleurstellen.

Tekst Matthijs van Rumpt & Sharona Badloe
Beeld Sabrine Baakman

Nog meer London Calling? Lees hier ons verslag van de zaterdag!

Het is pas krap 18:00 uur, wanneer Helena Deland klaarstaat om de Kleine Zaal op te warmen. Even lijkt het alsof ze als opener voor het festival voor een zo goed als lege zaal zal spelen, maar daar komt al snel verandering in. De uit Montreal afkomstige artieste en haar band spelen popnummers die niet per se blijven hangen, maar wel heel fijn in het gehoor liggen. Met name de kalmere nummers doen live soms denken aan de band en stadgenoten Men I Trust, iets wat op de plaat niet de toon is. Vrolijke dansend verplaatst de band zich na afloop van het podium en naar de zaal, de kop is eraf.

 

Daar staat Anemone, óók een Frans-Canadese band. Vanaf de eerste kick springt frontvrouw Chloé Soldevila over het podium. Ze is een van de vijf leden uit de band en samen maken ze heel sterke uptempo pop met psychedelische invloeden. Al doen de looks van de band anders vermoeden, Anemone is meer dan één grote verwijzing naar de jaren zestig.  Nooit voelt het als een kopie, gemaakt door mensen die liever in een andere tijd hadden geleefd. Soldevilla danst nog steeds, en in de tussentijd speelt de band de songs vol drukke basloopjes en synthsolo’s foutloos. Het is nog te vroeg om de Kleine Zaal echt een beetje op gang te krijgen, maar ja. Aan de muziek zal het niet liggen. (MvR)

 

In de grote zaal is ondertussen Crumb begonnen, en hoewel ik al een tijdje fan ben van de band, ben ik toch compleet verrast. Ten eerste had ik geen idee hoe jong de bandleden allemaal waren. Hun muziek getuigt niet alleen van een heleboel technische skills, maar brengt ook een bepaalde mate van volwassenheid over. Maar als ik vier jonge net-geen-studenten-meer het podium op zie lopen, is het duidelijk dat ik het helemaal mis had. Frontvrouw  Lila Ramani is makkelijk een kop kleiner dan haar bandmaten, maar ze neemt met haar sterke aanwezigheid bijna alle ruimte in op het podium. Met de ogen dicht laat Ramani haar heldere en nonchalante stem moeiteloos over de psychedelische tonen glijden. De hele band staat er relaxt, ervaren en zelfverzekerd bij. Bijna alsof ze in hun slaapkamer aan het oefenen zijn op een veilige plek waar niemand ze kan bekritiseren. Maar in werkelijkheid staan ze voor een zaal vol mensen die met hun oogjes dicht en een glimlach op het gezicht heen en weer aan het zwaaien zijn. Crumb was eigenlijk niet van plan om de wereld over te touren met dit project, maar hun fans hebben ze via social media bijna gesmeekt het toch te doen. Nu ik zelf de intieme setting die ze creëren meemaak, begrijp ik helemaal waarom.

 

Nog helemaal gelukkig van de vorige set gaan we naar de kleine zaal voor Sam Evian. Dit is het project van frontman Sam Owen, en hij knalt de zaal vol met simpele en strakke rocktunes. Hij bewijst dat je met de standaard instrumenten, een goeie stem en een beetje jongensachtige charisma ver kunt komen. De garageband sound die hij creëert is bijna nostalgisch, en dat is precies waar hij voor gaat. Hij heeft zijn tweede album You, Forever geschreven op een simpele four-track recorder. Dit dwong hem om de kale skeletten van de nummers zoveel vorm te geven dat ze niets anders nodig zou hebben. Hij raakte daar zo erg door geïnspireerd dat hij bij het opnemen van de nummers dezelfde oldschool aanpak vasthield. Hij nam zijn band niet mee naar een fancy studio, maar naar een simpel huis dat hij speciaal hiervoor gehuurd had. In tegenstelling tot Lila Ramani van Crumb, die tussen de nummers door zorgeloos met het publiek aan het kletsen was, laat Owen de muziek voor zichzelf spreken door het ene na het andere nummer in te zetten. Hij wacht nauwelijks tot het publiek klaar is met klappen. Dit werkt goed voor zijn muziek, maar als hij tegen het einde van de set aan het publiek voor het eerst aanspreekt geeft hij toe dat hij vooral te verlegen was om iets te zeggen. “I was too shy to say anything up till now, but I’m very happy to be here. I love you all.” Zegt hij voorzichtig door de microfoon. Maar tijdens het spelen heeft hij schijnbaar nergens last van, en hij gaat na zijn korte toespraak rustig verder met zichzelf compleet verliezen in de muziek.

 

Tegen het eind van Sam Evian’s show rennen we alweer naar beneden om Phum Viphurit in de grote zaal mee te pakken. Phum Viphurit is de stage naam van de Thaise singer-songwriter Viphurit Siritip. Hij is pas 23, maar als we hem zo op het podium zijn leuke indiepop nummers zien spelen had hij makkelijk achttien jaar oud kunnen zijn. Iets dat alleen maar versterkt wordt door zijn beugels, gitaar met regenboogstrap en een broek met lama’s erop. Hij heeft met zijn ontwapenende lach, zuivere stem en dromerige liefdesliedjes al snel een hele schare zwijmelende meisjes vooraan het podium verzameld.

Phum maakt grapjes tussen liedjes door, springt in het rond en heeft vooral heel veel lol op het podium. Tussen zijn liedjes door neemt hij even pauze om zijn bandleden in de spotlight te zetten. Hij neemt ons mee langs zijn gitarist, de Taiwanese John Mayer, hij noemt zichzelf ‘the Thai kid with an Indian heart’ en hij eindigt bij zijn bassist, Guru Tom. Guru Tom is blijkbaar niet alleen de grote broer van de band, maar ook beatbox kampioen. Phum geeft de microfoon door aan zijn bassist en ineens schakelen we van een onschuldig indie concert over naar een heftige beatbox show. Guru Tom maakt geluiden waarvan ik bijna niet kan geloven dat ze door slechts zijn mond gemaakt zijn. Hij gaat van improv over naar grote hits zoals Destination Unknown van Alex Gaudino en Drop it Like its Hot van Snoop Dogg. Deze zagen we niet helemaal aankomen, maar het past bij de ongedwongen en gekke sfeer waar de band voor zorgt. (SB)

 

Later op de avond is het tijd voor het met licht cynisme voorgenomen hoogtepunt The Chats, de band die vorig jaar dankzij één viral video wereldberoemd werd en waarbij altijd als je de naam hoort even ‘I’M ON SMOKO, SO LEAVE ME ALONE!’ wil roepen. Vanavond laten de Aussies uit Brisbane zien of ze behalve die hit nog wat meer in huis hebben. En ja, dat is muzikaal gezien gewoon punkrock zoals je het op school zou leren. Maar het gaat hier niet om originaliteit en unieke zanglijntjes. Het zijn nummers over geen geld hebben voor de bus, aftrekken en soa’s. En aan de moshpit te zien is dat precies waar Paradiso op had gewacht vanavond.

 

Het contrast kan niet groter als we daarna Hater zien (lees hier de feature terug dat we deze week met de band deden). Op het podium staan vier knappe Zweden ontspannen indie pop te spelen. De stem vanCaroline Landahl is live lang niet zo rauw als op het dit jaar verschenen album Siesta, wat een kleine teleurstelling is. Maar de zanglijnen zijn nog steeds heel sterk en Hater is een kort rustmomentje, waarbij je zo tussen alle drukte in Paradiso vanavond even bij weg kunt dromen.

 

De hoofdact van de vrijdagavond is The Garden. Na een avond vol bands met gitaren en bassisten en drummers en toetsenisten en iedereen die netjes op zijn plek zijn deel speelt, is The Garden de verademing die nodig was. De tweelingbroers uit California zien er uit als buitenaardse duivels en ze hebben niet meer nodig dan hun drumstel, bas en vooral: de backing track. Dat kan vervelend en lui overkomen, maar hier biedt het vooral mogelijkheden.  Met koprollen en sprongen bewegen ze op trapbeats, drum ‘n bass, en beetje alle vormen van rock door elkaar. Het is altijd een beetje een matig om over The Garden te schrijven, want nooit krijg je de energie die Wyatt en Fletcher overbrengen, overtuigend op digitaal papier. Dus je moet het maar geloven. (MvR)

 

Als we de rest van de avond heen en weer blijven vliegen om zoveel mogelijk mee te maken, drukt elke band op een compleet eigen manier zijn stempel op het podium. Zo komen we langs de show van punkband A Giant Dog waar frontvrouw Sabrina Ellis wijdbeens in een geblokte leotard op het podium staat en over haar kruis wrijft. Of The Howl & the Hum, waar de zanger zo gepassioneerd aan het zingen is dat het publiek nauwelijks adem durft te halen.

 

Maar onze avond eindigt bij Ancient Shapes. Een explosieve band waar bijna geen touw aan vast te knopen is. Qua stijl is de band een mengelmoes van vlinderdassen, grote hipsterbrillen, hemden met gekke prints en een hoofdband die regelrecht uit de jaren zestig lijkt te komen. De heren lijken wel kruising tussen een brave boyband en een stelletje ruige punkers. Ze twisten in het rond, zwaaien met hun heupen en schoppen in de lucht.

In lange tijd hebben we niet zoveel artiesten achter elkaar op het podium zien staan die zich zo comfortabel voelden. Het is met zo’n zorgvuldig samengestelde line-up niet gek dat dit festival zo vaak artiesten boekt die later enorm groot werden. Tegenwoordig kun je zelfs zeggen dat artiesten groot worden omdát ze op London Calling hebben gespeeld. Dat lijkt ons een mooie conclusie voor deze knotsgekke vrijdag. (SB)

De Sugarfactory veranderd maandag 22 augustus ongetwijfeld in een regelrecht gekkenhuis als de schalkse post-punkers van The Garden het podium betreden. De band uit Cali kan inmiddels putten uit een indrukwekkend en immer uitdijend repertoire, waarop ook invloeden uit kraut, hiphop en punk te horen zijn.

Knotsgek en tegelijkertijd ongelofelijk spannend. Die beschrijving gaat ook op voor het voorprogramma, de Groningse branieschoppers van The Homesick. Beide bands kun je live zien en wel voor nop. The Daily Indie heeft namelijk 2 x 2 kaarten klaar liggen en daar kun jij een paar van winnen!

Winnen?
Het enige wat je te doen staat is mailen naar prijsvraag@thedailyindie.nl waarom jij zo graag bij deze gig wil zijn!

 

The Garden is een heerlijke obscure band die bestaat uit een aantrekkelijke, androgyne tweeling die bizarre liedjes schrijven en daar de hele wereld mee over touren. Afgelopen vrijdag speelde het energieke duo – dat naast het muzikantenbestaan ook een modellencarrière heeft en werkt voor niet geringe merken – in V11 te Rotterdam. Het schip kantelde bijna van de enthousiasme die in de lucht hing tijdens de show en hobbelde mee op de vele en korte nummers van de neo-punkers. Fotograaf Rudy Sablerolle was erbij en schoot een potje heerlijke foto’s van de jongemannen.