Ken je dat, dat je na al het jaarlijstjes-geweld van begin december toch altijd nog een paar van die pareltjes ontdekt die je om één of andere reden compleet gemist had? Daarom brengt The Daily Indie de laatste dagen van het jaar traditiegetrouw nog een ode aan een aantal briljante, tot nu toe compleet overkeken albums. Zodat er ook op de valreep van de jaarwisseling nog genoeg goede muziek te ontdekken valt. De eerste: het magistrale Fuck The Hits, Vol. 1 van het Australische The Citradels.

Tekst Jort van Meeteren

Toen we in het voorjaar van 2017 schreven over Where’s One?, het toen net uitgebrachte album van The Citradels, merkten we al op dat de band voorzichtig een andere koers inzette. Zoals wij als luisteraar ouder worden en onze interesses verschuiven, zo begonnen ook deze Aussies met andere stijlen en vormen te flirten. De songs waren melodischer, er was minder feedback en drone en het werd allemaal wat kleurrijker.

Onlangs kwam Fuck The Hits, Vol. 1 uit en dat bleek, niet geheel onverwacht, de definitieve omarming van de innerlijke Brian Wilson van de band. Waar vroeger de reverb vol open gedraaid stond en het luisteren naar The Citradels platen voelde alsof je door een opiumwolk bevangen werd, heeft de band nu een plaat gemaakt die een heel andere luisterervaring biedt. De composities zijn complexer, er is meer ruimte voor individuele inbreng en er zit een zeker gevoel van mysterie in dit album. Het galmt nog steeds op een aangename, psychedelische manier, maar ze zijn iets zuiniger met de echo: de effecten worden hier op een heel andere manier ingezet.

The Citradels heeft inmiddels bewezen prima op zichzelf te kunnen staan en zich geen reet aan te trekken van wat er hip en commercieel interessant is. De titel van het album zegt wat dat betreft eigenlijk al genoeg. Maar laat er geen twijfel over bestaan: de band werkt gepassioneerd aan elke plaat. Ook deze is allerminst een gevalletje ‘op-de-automatische-piloot-nieuwe plaat-uitpoepen’.

Toen The Beach Boys destijds met Pet Sounds kwam, sloeg dat in als een bom. Zelfs The Beatles, toch ook niet de minsten, vonden inspiratie in het orkestrale, psychedelische meesterwerk van Brian Wilson. En nu, vijftig jaar later, blijkt het album nog steeds een bron van inspiratie voor nieuwe generaties. The Citradels heeft een wonderschoon album gemaakt dat mijlenver verwijderd ligt van hun early years, maar het is onmiskenbaar het werk van de Australiërs.

Vorig jaar schreven we over Where’s One? van The Citradels dat het een sprankelende plaat was die ons verraste met ijzersterk songwriterschap en bewees dat de band een stuk veelzijdiger was dan we misschien dachten. Een juweel van een album dat desondanks toch onder de radar is gebleven bij de meeste mensen. Maar The Citradels zitten niet stil – nooit. Het nieuwe jaar is pas net onderweg of er is weer een nieuwe plaat van de Aussies uit, met de bombastische titel God Bless. 

Het is een panoramisch werk geworden, met invloeden die reiken van krautrock en dreampop tot country en Gregoriaans gezang. Wat al gauw opvalt bij het luisteren naar God Bless, is dat de plaat zeer afwisselend is qua tempo en in ijzingwekkende vaart allerlei verschillende trucs uit de hoge hoed tovert. Was de band vroeger vooral bezig met hypnotische, lethargische drone-‘n-roll, trekken ze hier de lijn van Where’s One?verder door en voegen ze er nog een extra scheut Brian Wilson-achtige goochelarij aan toe.

De verspringende aard van het album maakt dat het een vrij onevenwichtig geheel is geworden, dat op een bepaalde manier toch gewoon werkt. Het is beknopter en de songs worden niet opgerekt voorbij het absolute minimum dat nodig is om de boodschap over te brengen. Qua thema speelt religie een grote rol en hoewel het niet precies duidelijk wordt wat zich in dit fictieve landschap afspeelt, is het een interessante luisterervaring waarbij de band het gaspedaal meer dan ooit flink intrapt. Nummers als GRC hebben de kenmerkende sixties-sound die we kennen van bands als Allah-Las en Mystic Braves, maar The Citradels zijn hun roots niet compleet uit het oog verloren, want hier en daar komt er nog een flinke brok omineuze neo-psychedelia voorbij – uiteraard met de reverbknop richting standje maximaal.

Een dromerig, aquatisch meesterwerk zoals z’n voorganger is God Bless niet geworden, maar het is een heel aardige plaat die geen ruimte geeft om in te kakken en daarmee een uiterst geschikt startpunt vormt voor mensen die zich in de toch al behoorlijk grote discografie van de band willen verdiepen.