Mensen met wie het altijd misgaat. Je weet wie ze zijn. Kennissen en bekenden, aan de rand van je sociale leven. Je hebt met ze te doen, maar je houdt ze ook een beetje op afstand. Het kan alleen maar verkeerd gaan. Het is die jongen in het café, die te veel drinkt omdat zijn vriendin hem heeft verlaten. Hij begint er overdag al mee. Of het is die oudere vrouw, met die wanhopige blik in haar ogen. Ze dacht dat haar huwelijk goed was, maar haar man is tot diep in de nacht van huis. Hij komt pas terug als het alweer licht wordt.

Het zijn deze mensen die ronddwalen in de liedjes van The Delines, net zoals ze opdoken in de liedjes van Richmond Fontaine, songschrijver Willy Vlautin zijn vorige band. Hij heeft inmiddels een aantal romans op zijn naam staan en de Amerikaan is ook meer een schrijver dan een muzikant. Zijn liedjes zijn vaak de omlijsting bij de droeve, maar ó zo aangrijpende karakterschetsen van mensen die langzaam hun ondergang tegemoet gaan.

Bij The Delines – begonnen als zijproject – deed Vlautin een stapje terug. Hij schrijft de liedjes en speelt gitaar. De zang laat hij over aan Amy Boone, die Vlautins karakters tot leven brengt met ingehouden, soulvolle zang. Dat werkte al goed op vorige plaat Colfax en op het nieuwe album The Imperial werkt dat nog even beter. Dat komt omdat de muziek verzorgder en vooral rijker is aangekleed én omdat Boone de sterren van de hemel zingt.

Een eenzame trompet
In Cheer Up Charly, over die jongen die zijn liefdesverdriet verdrinkt, is haar stem als een warme deken. Daarachter zitten evenredige delen country en soul, met een warme Fender Rhodes en mooie koperblazers. In He Don’t Burn For Me, over die vrouw met huwelijksproblemen, verwoordt een eenzame trompet al het verdriet. Het zijn die accenten die de ingehouden, lome muziek zo mooi maken. Nergens vliegt het uit de bocht, waardoor de tragische verhalen nog harder binnenkomen.

Dat Boone op het podium staat is overigens niet vanzelfsprekend. Drie jaar geleden brak ze beide benen bij een auto-ongeluk. Er volgden vele operaties en uiteindelijk kwam ze er weer bovenop. Gelukkig maar, want met The Imperial hebben Boone en Vlautin een prachtplaat gemaakt.

The Delines komt naar Nederland, check hier alle livedata van de band!

Tien jaar geleden kijkt een zesentwintig jaar jonge Bradford Cox vanuit het raam naar een tuin. De orchideeën rotten weg. Dan vraagt hij zich af of er iemand is die er wat aan kan doen. Tien jaar later blijkt de verrotting zich niet langer uitsluitend bezig te houden met Bradford zijn tuin, maar komt een zesendertig jaar oude Bradford Cox tot de vraag waarom eigenlijk niet alles al verdwenen is.

Het is 2019 en Deerhunter is toe aan zijn zevende plaat: Why Hasn’t Everything Already Disappeared? Je zou kunnen toevoegen: inclusief Deerhunter, inclusief Bradford Cox. In de binnenkant van de plaat staat ‘Nostalgia is toxic‘; de wens om terug te willen kijken is vergif, de toekomst is bleek en somber. Op plaatopener Death in Midsummer is het:

They were in hills /
They were in factories /
They are in graves now.

Mensen verdwijnen als water. Cate Le Bon schuift aan op klavecimbel, schuift aan achter het mengpaneel. Wie haar aan het werk heeft gezien op het podium met Tim Presley herkent kapotte kindermuziek. Een xylofoon, wijsjes die dermate eenvoudig zijn dat je ze aan een kleuterklas zou kunnen leren:

The road was wide /
The road was silent /
Curtain call for all those lives.

Tot zover de kinderen dan. Het is een lange weg van negen jaar – van het dappere voorwaarts van Desire Lines naar de speelgoeddepressie op Why &c. De snelweg is een half weg gespoelde veldweg. Somberheid verpakt in bijna-naïeve vrolijkheid. Niets aan de hand. Of, zoals op No One’s Sleeping, in de uitnodiging om met de rattenvanger van Hamelen naar het paradijs te gaan:

Follow me /
To golden pond /
There is peace

Ik kijk naar de plaathoes en moet denken aan de plaathoes van The Good, The Bad & The Queen’s gelijknamige debuut. Stad in verval. Deerhunter zijn zevende maakt het geluid van na de catastrofe. Het vuur is al uit, de smeulende restanten resteren. Dan geeft op de laatste track de opname-apparatuur ook nog eens de geest. Cox hapert; de boodschap komt niet helemaal helder door:

Mildew spread like /
spiderwebs on these /
Back, back, ba- –ountry road.

Ook de veldweg verdwijnt en verrot (meeldauw), samen met de mensen en de bloemen. Waarom is alles niet allang verdwenen?

Ik kijk naar buiten. Daar staat een boom, een vlinderstruik (zonder vlinders), iemand laat twee honden uit. Buslijn vijf rijdt, er zijn passagiers. Shit, we zijn er gewoon nog. Even later loop ik naar de buurtsuper, koop groente, fruit, feta en keukenpapier. Het is een grauwe dag.

Ken je dat, dat je na al het jaarlijstjes-geweld van begin december toch altijd nog een paar van die pareltjes ontdekt die je om één of andere reden compleet gemist had? Daarom brengt The Daily Indie de laatste dagen van het jaar traditiegetrouw nog een ode aan een aantal briljante, tot nu toe compleet overkeken albums. Zodat er ook op de valreep van de jaarwisseling nog genoeg goede muziek te ontdekken valt. Nummer vier in de reeks: redacteur Bart brengt een ode aan het fijnzinnig getitelde A Laughing Death In Meatspace van het al even zo fijnzinnige Tropical Fuck Storm.

The Drones gooide in thuisland Australië hoge ogen, met het prachtige Wait Long Enough By The River And Your Enemies Will Float By uit 2005 als uitschieter. Maar ècht doorbreken deed de gruizige, bluesy gitaarmuziek ook weer niet. In 2016 stopte de band ermee, maar zanger/gitarist Gareth Liddiard en bassiste Fiona Kitschin gingen verder.

In 2017 begon het duo Tropical Fuck Storm, met Erica Dunn op gitaar en toetsen en Lauren Hammel op drums, en schreven ze het ook al zo fijnzinnig getitelde  A Laughing Death In Meatspace bij elkaar. Het is een plaat die nog iets ongemakkelijker is, nog wat harder schuurt en misschien ook nog wel iets mooier is dan wat The Drones ooit uitbrachten.

Tropical Fuck Storm klinkt als een pislinke David Bowie en het boze neefje van Nick Cave in één. De algehele modus operandi is dat het viertal er steeds in slaagt een gemiddeld popliedje bij de kladden grijpen, om het daarna op de pijnbank smijten en uit elkaar te trekken tot het gilt. Het is gedeconstrueerde popmuziek in optima forma en de plaat luistert als een koortsachtige, bijna beangstigende trip.

In opener You Let My Tires Down lijkt Liddiard uit zijn tenen te zingen, terwijl de gitaren over elkaar jagen in een nummer dat steeds dramatischer wordt, maar nergens verzandt in nodeloos bombast. Misschien nog wel sterker zijn ondergistende, broeierige nummers als Chameleon Paint, waarin de focus minder op feedbackende gitaren ligt en meer op synths en gerafelde beats. Dan hoor je pas goed hoe slim de band speelt met zijn liedjes; hoe ze worden afgebroken en weer aan elkaar gelijmd, zodat er iets volstrekt nieuws en spannend is ontstaan. 

Vrolijk is het bepaald niet, al doet de venijnige humor in Liddiards teksten je regelmatig grijzen. Verhalen over dropouts van de maatschappij wisselt hij af met distopische toekomstbeschouwingen over een wereld waarin niemand meer schaakt en waarin computerproducent IBM niet alleen je dromen, maar ook je nachtmerries bewaarheid laat worden. A Laughing Death In Meatspace is de misschien wel ongemakkelijkste én sowieso één van de mooiste platen die dit jaar verschenen is.


Lees hier ook de overige delen van onze Op de valreep-serie van dit jaar terug:
1: Fuck The Hits, Vol 1. – The Citradels
2: A Whole Fucking Lifetime Of This – American Pleasure Club
3: Man From The South – The Disappearance Of Man From The South

Dit was wel een show waar we al een flinke tijd naar uit hebben gekeken, want hoe vaak mag je een band als King Tuff presenteren? Maar het was echt zo en gisteravond stond Kyle Thomas met zijn band in Sugar Factory en liet de muzikale tovenaar zien hoe hij de laatste jaren is uitgegroeid tot een bijzonder veelzijdige songwriter.

Meer weten over King Tuff? Onlangs schreven we nog een feature over hem.

Maar eerst is het aan Sasami die de avond mag openen, de muzikante die je misschien wel kent van Cherry Glazerr. Althans, daar stopte ze eerder dit jaar mee om zich te focussen op haar eigen werk. Ze wandelt zonder al te veel poespas het podium op met haar rode gitaar, die ze een paar keer een flinke klets geeft en waar ijzige en dreigende Iceage-klanken uit tevoorschijn komen.

In donkere tonen zullen haar nummers ook blijven. Want hoe afstandelijk ze in het begin soms lijkt, zo warm en grappig is ze later tijdens de show als ze steeds meer grappen begint te maken tussen de nummers. Het groepje bezoekers voor aan het podium wordt telkens groter en blijft rustig aan haar lippen hangen. Tegen het einde van de show vertelt ze dat ze al sinds mei op tour is met King Tuff en dat ze het stiekem ook wel lekker vindt dat het vanavond de laatste show van een lange tourperiode is. Want Sasami is al die tijd niet alleen de vaste supportact geweest, ze speelt ook nog eens in de band van Thomas. Vervolgens trekt ze er nog een nummer uit en verdwijnt weer in de pikzwarte coulissen.

King Tuff
Kwartiertje later staat het hele soepie op het podium, met Thomas zijn tweede gitarist en bassist aan de rechterkant van hem en Sasami uiterst links achter de toetsen, zodat de gitarist lekker naar links uit kan stappen om zijn solootjes te laten zien aan de goed gevulde Sugar Factory. Maar eerst nog even geduld, want de band opent met titelnummer The Other, de single die ‘niemand aan zag komen’ tijdens de release begin dit jaar. Met dit slepende en ruisende liedje zuigt Thomas het publiek langzaam naar binnen, om zonder te veel tijd te verspillen en gelijk door te knallen met de eerste funky track Raindrop Blue van het nieuwe album.

Het is tijdens deze laatste show van de tour bijzonder goed te merken dat de band al zo’n tijd op pad is met elkaar, want het is een verdomd strakke show die er vanavond vrij moeiteloos wordt gegeven in Amsterdam. Er is nog geen sterrenstofje tussen te krijgen. Na een reeks songs van het nieuwe album, voel je overal in het publiek een beetje de vraag: ‘zou hij ook nog wat oudjes spelen of is dat niet meer wat hij doet, nu hij een nieuwe muzikale richting in is geslagen?’ Het antwoord laat niet eens zolang op zich wachten, want met setbreker Black Moon Spell gaat de fuzz open, worden de rock-‘n-roll-poses van weleer uit de kast gehaald en is het niet alleen de glitter maar ook nog een lekkere flinke portie glam vanavond.

Na nog meer nieuw werk te presenteren, komt de band bij zijn laatste nummer aan. Enigszins in de veronderstelling dat het hier bij zou blijven, komt de band toch nog eens terug. Ik had het stiekem toch niet verwacht, ik dacht dat Thomas zoiets zou hebben van: ‘dit is wat ik nu doe en daar doe je het mee.’ Maar dan worden Alone & Stoned en Bad Thing nog eens even uit het vet getrokken van zijn zelfgetitelde album uit 2012 en gaan de vuistjes nog één keer in de lucht in Sugar Factory.

Bijna vijftien jaar alweer verblijdt British Sea Power de wereld met uitstekende platen, allerminst saaie optredens en historisch geladen songteksten. Soms voorzien van venijnige Britse humor. Het stel excentrieke ijdeltuiten uit Brighton is de wilde haren, met verkleedpartijen en geklauter in stellages tijdens concerten, inmiddels wel wat kwijt. Toch doet de band zijn opnames en optredens nog steeds het liefst op afgelegen eilanden of andere niet voor de hand liggende plaatsen. Die eigenwijsheid heeft de groep in Engeland ondertussen een behoorlijke fanschare opgeleverd.

Muzikaal is de langeafstandsrace van British Sea Power nog volop bezig, zo blijkt uit Let The Dancers Inherit The Party. Toch ging de totstandkoming van de plaat, vier jaar na het gevarieerde Machineries Of Joy, niet van een leien dakje. Er moest crowdfunding aan te pas komen om de boel te kunnen financieren, waarop de hondstrouwe Britse fans grif de beurs trokken. En die krijgen waar voor hun geld, want de plaat is gevuld met spitsvondige, nog altijd in de postpunk gewortelde nummers.

 

 

British Sea Power vindt meer dan ooit de balans tussen bombast en ingetogenheid, maar ook tussen politiek beladen en hoopvolle teksten. Zo is er ruimte voor een opgesierde, vitale single Bad Bohemian, met een fraaie en aan The Cure refererende gitaarlijn. Maar ook voor een prachtig en postrock-droomnummer als Electrical Kittens. De muzikale rafelranden zijn echter wel enigszins verdwenen, mede door de ietwat brave productie.

Het geeft echter wel meer lucht aan subtiliteit en bovendien aan vocale zeggingskracht van zanger Yan (Scott Wilkinson), zoals in het licht-mystieke prijsnummer Keep on Trying (Sechs Freunde). De romantische maar bovenal melancholieke inborst van de band komt in alle songs na verloop van tijd wel naar boven, zij het onderhuids. Met als meest exemplarische voorbeeld International Space Station, dat vol verborgen geluiden zit. Het zorgt ervoor dat British Sea Power een onverminderd ongrijpbare band is.

British Sea Power live zien? De band speelt op London Calling in het weekend van 26 & 27 mei.

 

Nadat de leden New Yorkse band Big Ups elkaar ontmoetten op de universiteit is het snel gegaan. De band bracht in hun eerste jaar al een single uit op 7’’, waarna het label smeekte om een compleet album om uit te brengen. Na de eerste, Eighteen Hours of Static, en na veel live dates waarbij ook Europa uitgebreid werd aangedaan, is de band nu terug met zijn tweede album; Before A Million Universes.

Big Ups zet met deze tweede plaat een gepolijst en gestructureerd werk neer. Op het eerste album waren bijna alle tracks van begin tot eind hard, maar met Before A Million Universes laten de New Yorkers zien dat ze meer kunnen afwisselen en zelfs enorm kunnen verassen. Het nummer Meet Where We Are is bijvoorbeeld een rustgevende song met een verhalende tekst, iets wat je nooit zou verwachten van Big Ups. Na drie minuten escaleert het echter onverwachts toch, en beukt de muziek harder dan ooit door je speakers.

 

 

Door de afwisseling tussen spreken, schreeuwen en zingen die zanger Joe Galarraga toepast, voelt de plaat fris en verrassend. Hope For Someone en Capitalized zijn de hardste, maar tegelijk toch ook meest pakkende nummers van het album. De opbouw in het pre-chorus van Capitalized is uitdagend, en zorgt ervoor dat het refrein des te harder binnenkomt. Big Ups verrast al met al en verlegt met Before A Million Universes zijn grenzen. Vooral de hardere tracks maken erg nieuwsgierig naar de liveshows.

8 april in Vera, Groningen
9 april in Area 51, Eindhoven
21 april in OT301, Amsterdam

Het album ‘Our Blood’ is intussen alweer het vijfde album van de Nederlandse I am Oak en heeft een bepaalde achtergrond. De artiest verloor namelijk zijn vader aan kanker en verwerkte dit in het album. Toch is dit geen zwaar of zwart album, maar eerder een dromerig geheel vol rust.

Waar je misschien zou verwachten dat de gevoelige I am Oak hier zijn verlies zou verwerken in een zeer fragiele akoestische plaat, is er op dit album geen ruimte voor nummers met enkel een akoestische gitaar. De artiest maakt meer dan ooit gebruik van synthesizers en de elektrische gitaar en brengt zo een vol geluid. Geen album in mineur, maar een afsluiter van een verwerkingsproces waarin vrede is gevonden.

Ook ‘Our Blood’ staat weer vol met poëtische teksten, waarin I am Oak zijn verdriet en verlies laat doorschijnen zonder dit direct te noemen. Met veel metaforische teksten zoals het zien van de maan op een klaarlichte dag in ‘Omen’, maar ook beschrijvend op een indringend eenvoudige manier zoals in Dacem: “to see your body without a mind/ a new form of a shape I had known all my life.

Muzikaal hebben de nummers op het album veel van wat je verwacht van I am Oak: low-tempo, harmonieuze meerstemmigheid en een ook niet afwezige Spaanse gitaar. In nummers als Volcano en Woandering maakt hij deze verwachtingen helemaal waar. Een kleine vernieuwing in het nummer Gold dat eindigt met een ietwat ruiger geluid, waarin de drum even afstapt van het rustige ritme en de elektrische gitaar zijn kans grijpt. Juist wanneer dit vervolgens zijn weg terugvindt naar de rust door het mystieke intro van de synthesizer in het laatste nummer Your Blood, komt veel gevoel naar voren en toont hij zijn overblijvende vragen.

‘Our Blood’ is al met al een gevoelsplaat, maar niet op een breekbare singer-songwritermanier. Juist met volle harmonieuze nummers vult I am Oak een album dat een sterk geheel is. Een om bij weg te dromen, maar die het ook zeker waard is om aandachtig naar te luisteren.

 

 

De mierzoete verslaving die Gengahr heet, heeft onze oeverloze zucht naar nieuw materiaal wederom beantwoord. De Britse indiepoppers kwamen afgelopen maandag onaangekondigd met een mini-EP op de proppen, nog geen vier maanden na de release van debuutalbum ‘A Dream Outside’.

En daar zijn wij blij mee. ‘Tired Eyes’ bestaat uit drie onuitgebrachte live-favorieten en met een flinke tournee door Europa op komst, is de EP hoofdzakelijk een voorproefje voor de fans. Maar op dat voorproefje prijkt wel de naam van Nicholas Vernhes, producer van onder anderen The War On Drugs en Deerhunter. De weidse en quasi-weemoedige sound, die voornamelijk op de titeltrack overheersend is, lijkt een vast gegeven te zijn. De kopstem en het nerdgehalte van de Pokémonfans – de band is immers vernoemd naar de spookpokémon Gengahr – is onveranderd. Dit komt ook terug in track drie dat is vernoemd naar een Marvel-superschurk.  Dat maakt van ‘Tired Eyes’ een onweerstaanbaar tussendoortje.

Het verhaal van het Londense indiepopduo Oh Wonder is een bijzondere. Drie jaar geleden bezochten Josephine Vander Gucht en Anthony West het concert van Sigur Rós in de HMH, dit bleek het laatste puzzelstuk in de zoektocht naar hun eigen sound. Het bandconcept Oh Wonder werd geboren. Toen het muzikaal klikte tussen de twee muzikanten, besloten ze om elke maand een single uit te brengen. Nu ze dat al een jaar lang hebben gedaan zijn de singles – logischerwijs – samengevlochten tot een album.

Op het titelloze debuutalbum staan zwaar geproduceerde popliedjes met een licht elektronische invloed. Onlangs bekende het duo al veel naar James Blake te hebben geluisterd, dat hoor je dan ook zeker terug op deze plaat. Het is makkelijk luisteren naar het album. Misschien wel iets té makkelijk. Gaandeweg het zesde nummer van de plaat kom je erachter dat het qua opbouw van de liedjes allemaal wel erg op elkaar lijkt, ook in de teksten is weinig verdieping te vinden. Het sterkste nummer – Technicolour Beat bijvoorbeeld – begint met elektronische klanken die het hele nummer de boventoon zullen voeren, gevolgd door de piano van Vander Gucht en de steeds groter wordende elektronischere sound tegen het eind van de bekendste single.

Echt vernieuwend is Oh Wonder niet. De samenzang is weliswaar prettig, maar kent geen enkele variatie, de nootjes worden keurig binnen de lijntjes gezongen. De licht elektronische invalshoek is dan ook zeker welkom, dit zorgt ervoor dat debuutplaat ‘Oh Wonder’ zich nét onderscheidt van anderen. Dit alles neemt niet weg dat het gewoon fijne muziek is om naar te luisteren. Ook live, in bijvoorbeeld de nu al uitverkochte kleine zaal van Paradiso, zal dit gevoel overheersen.

 

Het magische duo Jack Cooper (Mazes) en James Hoare (Veronica Falls) laat met ‘Green Lanes’ opnieuw van zich horen, na het alom positief ontvangen debuutalbum ‘Ultimate Painting’ (2014). En de Londenaren zijn voor deze tweede plaat vastberaden om nog meer muziek te maken die binnen het hokje van hun eigen bands niet past.

Cooper en Hoare hebben nog steeds de tijd van hun leven in Mazes en Veronica Falls, dus in principe was er weinig druk om een tweede album te maken met Ultimate Painting. En dat hoor je duidelijk op ‘Green Lanes’. Het eerste album leunde zwaar op drummachines en zéér aanwezige synthesizers, maar bevatte ook catchy teksten en melodieën. ‘Green Lanes’ is daarentegen een album dat minder pakkende teksten en synthesizers heeft, maar als geheel een volwassener indruk maakt en Cooper en Hoare op hun meest ontspannen staat van muziekmaken laat horen.

 

‘There’s so much you can take, before you break’, klinkt het op Paying The Price, een perfect in elkaar geweven track met een belachelijk mooi refrein. En zo gebeurt er nog veel meer, zonder Ultimate Painting heel hard hoeft te schreeuwen. Als het debuut een Casio-horloge was dat je dagelijks om je pols draagt, is ‘Green Lanes’ de 18-karaats ketting die je om je nek hangt wanneer je uit eten gaat in een Michelin-restaurant.

 

Tijdens deze zonovergoten dagen schieten de kleuren uit onze oogverblindend rijke landschappen. Na zo’n zomerse dag is er niet veel mooiers te bedenken dan deze af te sluiten met gigantische dikke postpunk van het Deense Communions en de hallucinerend gelaagde indie van het Leidse Torii in De Nieuwe Anita. Onze fotograaf Rudy Sabelrolle ging op pad en schoot in de schaduw van de dag een aantal duistere plaatjes.

Torii

Communions