De voorzienigheid zorgt ervoor dat we op een maandagmiddag eind februari heerlijk in de zon zitten, op een bankje van een onopvallend speelpleintje in Amsterdam-Noord. Tenminste, voorzienigheid? Dat de thermometer bijna twintig graden aantikt, is natuurlijk gewoon een zorgwekkende manifestatie van klimaatverandering. En dat we daar überhaupt zitten, heeft alles te maken met The Weight, de nieuwe plaat van het Amsterdamse producersduo Weval.

Tekst Robin van Essel
Foto’s Tess Janssen

“Het zal eens niet met muzikanten”, verzucht de perspromotor bij wijze van ‘don’t shoot the messenger’ tien minuten eerder aan de telefoon. We hebben afgesproken bij de studio van Harm Coolen en Merijn Scholte Albers, gevestigd in een non-descript buurtcentrum op het eerdergenoemde pleintje. Het is de plek waar Wevals afgelopen vrijdag uitgekomen, tweede plaat The Weight tot stand kwam. Die klinkt enerzijds als een behoorlijk logisch vervolg op het debuut, anderzijds als een stap voorwaarts, maar is wederom moeilijk te vatten in referenties. Het is een bekend verhaal dat het duo zijn creativiteit zo veel mogelijk probeert te behoeden voor invloeden van buitenaf, door niet te veel naar andere muziek te luisteren. Om toch enigszins te kunnen duiden wat een Weval-track een Weval-track maakt, leek het een logisch idee om te beginnen op de plek waar The Weight tot stand kwam. Maar de jongens halen het beiden niet om op tijd te zijn, wordt ons meegedeeld.

Merijn Scholte Albers komt wel al snel aanrijden in een grijze Prius. Hij excuseert zich: we kunnen de studio niet in, want de andere helft van het duo heeft de sleutel en die staat in de file. Dan maar van de nood een deugd maken en in de zon wachten. Foutje, vooral veroorzaakt door een bomvolle agenda, vertelt Scholte Albers. Samen met de andere drie muzikanten die tegenwoordig Wevals liveband vormen, is de afgelopen twee maanden ruim tachtig uur per week gewerkt aan de liveshow rond The Weight. “Het is een veel minder elektronisch album, dus het was logisch om dat live door te trekken. Maar het is ook een risico. Als duo hebben we veel meer controle, maar elke show is ook hetzelfde. Er staat nu meer op het spel. Een bandlid of de geluidsman kunnen hun dag niet hebben, of wij staan allemaal aan maar de setting of het publiek is er niet naar. Die spanning is gaaf, want als we de controle loslaten, voelt het alsof we meer interactie hebben, ook al gaat het soms mis. Het is heel leerzaam en voelt als iets dat we nog jaren kunnen doen en waar we allerlei kanten mee op kunnen.” Wevals show op 10 april in Paradiso is uitverkocht, de band is bevestigd voor Lowlands en er werd vrijdag bekendgemaakt dat de band in oktober ADE zal openen in het Concertgebouw. Over verschillende kanten gesproken.

Harm Coolen en Merijn Scholte Albers ontmoeten elkaar in 2010 via een gezamenlijke achtergrond in film. Niet gehinderd door te veel muzikale kennis (Coolen was wel al actief als dj) en met behulp van online tutorials en muzikale huisgenoten, begint het duo knip-en-plak-elektronica te maken. Dat resulteert in de EP’s Half Age (2013) en Easier (2014), die worden opgepikt door het toonaangevende Keulse minimal-label Kompakt. Bij de debuutplaat (2016) gaat het balletje pas echt rollen: het is lastig om Weval de afgelopen jaren te ontlopen op festivals in binnen- en buitenland. Ook op het podium dijt de band gestaag uit. We concludeerden vorig jaar op Motel Mozaique al dat van twee gasten achter een laptopje geen sprake meer is. Logisch dan, dat The Weight ook deels tot stand kwam met hulp van de liveband. Het resultaat is een veel akoestischer, analoger klinkende plaat waarin de liefde van de jongens voor met name funk en soul uit de jaren zeventig doorklinkt. We zijn benieuwd wat voor effect die nieuwe werkwijze heeft gehad op de gebruikelijke werkwijze en de obsessieve queeste naar originaliteit.

Zin in liedjes
Het duurt een klein uurtje, voordat vanuit het niets Harm Coolen voor onze neus staat, dus we kunnen eindelijk binnentreden op ‘De Plek Waar Het Allemaal Gebeurde’. Het is een vreemde, gekromde ruimte en allesbehalve geluidsdicht. Buiten spelen kinderen, schijnbaar oefent er op dinsdagavond een amateurfanfare op het plein. Weval deelt een studio met Koen van de Wardt, die we natuurlijk kennen als Klangstof. Hij is er vrijwel nooit, schijnbaar, maar desondanks houdt het duo de studio netjes (“Onze vorige studio was altijd om te janken zo’n zooi”). Een rek vol gitaren en tientallen synths verraden al dat Wevals werkwijze zich niet meer beperkt tot drumcomputers en samples. Indirect ook een invloed van Klangstof. Scholte Albers: “Omdat die spullen hier waren, zijn we ze gaan gebruiken. Inmiddels is het wel een obsessie. Op een gegeven moment waren Koen en ik zonder dat we het van elkaar wisten op Marktplaats tegen elkaar aan het opbieden voor een bepaalde synth. We hebben de prijs flink opgedreven. Helemaal kut natuurlijk.”

Waarom bleef het duo niet bij de eerdere werkwijze? Coolen: “We hadden zin in liedjes. We hadden niet van tevoren bedacht dat we die kant op zouden gaan. Op de eerste plaat staan ook wel afgeronde songs, maar als ik dat nu luister, gingen we vooral heel hard op sound. Nu durfden we weer melodieën te spelen, dat waren we destijds een beetje kwijt. We dachten toen bij elke noot: is dit vet? Geen idee, laten we die herhalen met heel veel galm erop. Het is nu gelukt het meer speels te benaderen en de controle los te laten. Als je steeds denkt: ‘dit is eng’, kom je nergens. Proberen te voldoen aan verwachtingen rond een sound is een dooddoener voor je creatieve proces. Achteraf kun je beslissen of het resultaat past bij wat je wil doen, maar tijdens het maken moet dat helemaal overboord. Dat is wel gelukt, volgens mij.”

“Onze bandleden waren ook degenen die ons aanmoedigden gewoon zelf te gaan zingen”, vult Scholte Alberts aan (de zang op Wevals eerste plaat werd gedaan door livezanger Koen-Willem Toering, ook bekend van Sunday Sun, red.). “Toen zij bevestigden dat het goed klonk, kregen we meer zelfvertrouwen. De plaat voelt daardoor meer als iets van onszelf.”

De wil om meer met instrumenten te werken, mag dan zijn voortgekomen uit de liveshow van Weval, in de studio wordt de basis nog steeds gelegd door het duo zelf. De band is zo’n twee weken (van de anderhalf jaar) aanwezig geweest, de rest van de tijd vulden Coolen en Scholte Albers met, zoals ze het zelf noemen, ‘nerden’. Experimenteren, ruwe uitprobeersels en demo’s maken, die in een grote grabbelton belanden, vervolgens weer worden verbouwd waardoor soms maar één specifiek geluidje overblijft, dat al dan niet belandt op de uiteindelijke track. Een einddoel was er niet echt: “Het belangrijkste is dat we lol hadden en we de tijd konden nemen om een eigen sound te vinden. De titel ‘The Weight’ gaat ook zeker niet over de verwachtingen van een tweede plaat.”

Nadoen
We vragen of we wat ruwe demo’s mogen horen. We verwachten een nee, omdat muzikanten daar vaak wat geheimzinnig over doen, maar Weval is minder ijdel. “Daar zijn we heel open over, ik snap die geheimzinnigheid nooit zo. Als iemand het wil kopiëren, is het nog steeds ‘nadoen’.” Het onderschrijft de obsessie met originaliteit die Weval heeft: was die muzikale onthouding van andere invloeden bij The Weight ook weer aan de orde?

“Je ontkomt er natuurlijk nooit helemaal aan”, vertelt Scholte Albers. “Maar we wilden niet te veel beïnvloed worden door muziek van nu, of mee in de flow van wat nu hip is. Ik hou heel erg van muziek, maar dan kies ik bijvoorbeeld liever voor een of andere gekke krautrock die ik nog nooit eerder heb gehoord. Je kan natuurlijk niet uniek zijn, maar ik denk wel dat het goed is om het tenminste te proberen.”

Weval houdt op Spotify een behoorlijk chaotische hak-op-de-tak-playlist bij, waaruit de liefde die het duo koestert voor allerlei uiteenlopende genres blijkt. Een van die liefdes was wel degelijk bepalend voor (en goed hoorbaar op) The Weight: die voor soul en funk uit de jaren zeventig van bijvoorbeeld Shuggie Otis, Funkadelic en Sly & The Family Stone. Specifieker: het duo’s liefde voor iets ogenschijnlijk triviaals als ‘een jaren zeventig-drumsound’.

“We wilden uitzoeken hoe ze dat destijds deden en waarom het zo vet klinkt”, zegt Scholte Albers. “Dus we probeerden analoge compressors uit die tijd te gebruiken en we waren zelfs in een studio met alleen maar seventies spullen. Maar we kwamen er vrij snel achter dat dat niet voor ons werkt. We willen experimenteren en zo veel mogelijk opnemen. Dat is hoe wij onze eigen sound vinden. Een plaat als There’s A Riot Going On van Sly is destijds ook gewoon thuis opgenomen. We kwamen erachter dat soms de microfoon op de goede plek zetten al de helft is. Dan hadden we de drums in een gekke hoek staan en de mic op de wc met al die galm. Dan sloeg op ik de snare, klonk het vet en haalden we dat geluid weer door een taperecorder. Dat was dan precies wat we zochten. De bronsound is alles, daarna kun je finetunen. In een studio drum je in een hok, met de microfoons zoals het hoort netjes op hun plek en klinkt het als iedereen. Daar wil ik niet op haten ofzo, maar dit is veel vetter. In een studio waar je per uur of dagdeel betaalt, zou je nooit zo gaan experimenten en gekke dingen doen.”

Dat ene
“Bizar, dit heb ik al zo lang niet meer gehoord”, zegt Coolen wanneer hij de eerste demo van openingstrack The Weight afspeelt. De track heeft duidelijk die funky seventies slap bass-sound, maar de demo begon anders. “Ik heb dit bij mijn ouders thuis in de slaapkamer gemaakt. Het is niet echt een liedje, alleen een groove. Het enige element dat op de uiteindelijke track terecht is gekomen, is dat basgeluidje, dat vonden we vet.”

Ander voorbeeld: sleuteltrack Are You Even Real, met een om vier uur ’s nachts opgenomen ijl klinkende zanglijn, die associaties oproept met Everything In Its Right Place van Radiohead (Scholte Albers: “Grappig, ik moet zelf altijd aan Supertramp denken”). De white noise op die track is afkomstig van een nooit uitgekomen demo, genaamd People Know. Of de zanglijn van Roll Together (“Harm klinkt hier als een twaalfjarig meisje”): ook het enige dat overbleef van wat eerst een heel andere song was. “We waren hier twee maanden blij mee. Tot iemand zei: ‘het lijkt op Easier (eerste plaat, red.)’. Fuck, dan gaat het in je hoofd zitten. Uiteindelijk hebben we alles behalve de zanglijn weggegooid en er een nieuwe track omheen gebouwd.”

De signatuur van deze werkwijze is duidelijk hoorbaar; op verschillende tracks op The Weight hoor je flarden terug van teksten die ooit bij elkaar hoorden. Maar wat is dan ‘dat ene’? Het komt steeds voorbij als je het duo spreekt, zonder dat we erin slagen de vinger erop te leggen wat het dan precies omvat. “Het ontstaat toevallig, met een beetje klooien”, zegt Coolen. “Ik wilde de zanglijn van Roll Together opnieuw inzingen. We hebben achthonderd takes, maar het had gewoon niet ‘dat ene’, omdat er per ongeluk iets hezigs in zit.” “Het is een gevoel”, vult Scholte Albers aan: “Je kunt wel zeggen: ‘hier moet de kickdrum op die en die frequentie zoveel decibel harder’, maar het blijft vooral emotie. Soms doen we iets als grapje en denken we: dat halen we er uiteindelijk nog wel uit. Maar dan word je er verliefd op.”

Demoïsme
Het is een tijdrovende werkwijze, die onderschrijft hoe waardevol de goede relatie met Kompakt is voor Weval, die het duo de luxe schenkt om de tijd te kunnen nemen. “We hebben wel last van demoïsme, ja”, lacht Scholte Albers. “We prefereren de demo meestal boven de uitgewerkte versie, want die heeft een magie die je niet kunt nabootsen. Daarom proberen we altijd op dag één een track neer te leggen als basis. De dag erna voel je je weer anders en ben je het misschien kwijt. Het perfectioneren is uiteindelijk maar tien procent die je later toevoegt.” Toch heeft het duo de neiging tot overperfectioneren, met grote gevolgen. “Een maand voor de deadline dachten we opgelucht: alles is af. Tot Harm zei: ‘moet je eens luisteren naar de mix die we een maand geleden hebben gemaakt’. Alles zat schots en scheef, maar er was een bepaalde diepte, die we in de uiteindelijke mix eruit hebben gesloopt. Ik hoorde het niet, Harm moest me dat echt leren. Toen besefte ik: wow, we hebben die emotie die we juist zoeken echt vernietigd. We hebben alle mixes opnieuw moeten doen met een andere methode.”

Is het risico niet dat je een song nooit af genoeg vindt, ook al staat ‘ie uiteindelijk op de plaat? Coolen: “Ik dacht altijd dat we muziek moesten maken die altijd vet zou blijven. Maar er komt toch ooit een moment waarop je zegt: ja, dat waren we toen. Dat is ook niet erg. Soms ben je een track zat en hoor je hem jaren later weer zoals anderen hem horen. Als totaalplaatje, in plaats van alleen die bepaalde galm op de hi-hat. De volgende keer zou ik wel wat sneller willen afronden, zodat het resultaat wat dichter bij de demo blijft.” Scholte Albers: “Je leert ook veel van fouten, maar het zou handiger zijn als we er bij versie zeventien achter kwamen dat versie vier het best was. En niet bij versie zeventig.”

Live reproduceren
Het mag Weval op The Weight dat gelukt zijn om de gecontroleerde chaos en het perfectionisme te kanaliseren naar een bijzonder organisch resultaat, het moet live natuurlijk ook nog wel te reproduceren zijn. En met de voorgenoemde shows in Paradiso, op Lowlands en ADE, maar ook in Duitsland, Londen, Parijs en Brussel op de agenda, wijdt Weval zich momenteel dus aan de monumentale taak dit allemaal te vertalen naar een liveshow met vijf personen. “We hebben het helemaal opnieuw benaderd”, zegt Coolen. “We moeten echt het wiel opnieuw uitvinden, maar het is heel tof om te doen. Voorheen hadden we twee midi-controllers en Ableton, en bouwden we elementen op rond de drumcomputers die meeliepen. Nu doen we alles zelf: de drummer bedient ook de drumcomputers, we hebben synths, orgels en samples en we gaan ook live delen zelf zingen. Het is super heftig, maar we hebben het helemaal kapot geoefend.”

Ook hier moest de band leren de controle los te laten, vertelt Coolen. “Technologie is zoveel meer ingericht op live spelen dan tien jaar geleden en de kennis is voorhanden. Met onze laptop kunnen we in een handomdraai alle presets vinden die we willen. Zodra je microfoons gaat gebruiken, wordt je controle een stuk minder.” Scholte Albers: “We wilden eerst ook eigenlijk liever niet live spelen, omdat je dan niet precies die bepaalde filters of effect kan reproduceren. Vanuit de mindset van een producer is live spelen echt huilen. De band werd er ook gek van als ze de timing precies goed hadden en wij nog steeds zeiden: doe even wat meer galm op je stem. Maar dat ben je dan niet aan het oefenen, je moet eerst alles recht op de beat hebben, de galmpjes komen later wel. Onze drummer zei nog: je kan ook weer gewoon een band mee laten lopen, weet je wel. Dat moesten we echt leren loslaten.”

De ironie van dit hele verhaal is dat als het op de liveshow aankomt, perfectie precies is wat Weval niét nastreeft: “Als ik zelf ergens naar kijk en het is allemaal perfect, is dat heel knap, maar dan ga ik na drie kwartier wel naar huis. De spanning van dat het fout kan gaan en je niet precies weet waar het heen gaat, wilden we zelf ervaren met The Weight. En ik hoop dat we dat straks ook kunnen overbrengen op het publiek.”