Hè, hè, dat waren ons de dagen wel. Alle inspanning van Eurosonic – van hot naar her rennend, overlevend op bier en eierballen, allemaal om soms niet meer dan een glimp op te vangen van de muzikale toekomst – culmineert steevast naar de zaterdag. Dan kun je op Noorderslag je jas ophangen, en tussen de massaal voor het jaren geleden afgeschafte biergooien naar de winnaar van de Popprijs toegestroomde dagbezoekers, nog één avond los op de klanken van Nederlands aanstormende én allang arriveerde talent.

Tekst Bart Breman & Robin van Essel
Foto’s Oscar Anjewierden

 

Noorderslag biedt een heel aardige dwarsdoorsnede van de Nederlandse popmuziek. Als vanouds zijn ‘we’ goed in muziek voor de massa, of het nu dik geproduceerde pop of toegankelijke dance is. Het afgelopen jaar was niet het jaar van de gitaarmuziek – dat wordt tenminste later op de avond gezegd door Popprijs-presentator en 3FM-dj Frank van der Lende, vlak voor het optreden van winnaar Kensington, dat werd ingevlogen met een privéjet. Wij kwamen bij The Daily Indie natuurlijk al in de loop van afgelopen jaar ook tot de conclusie dat de aanwas van opwindende rockbandjes op een laag pitje lijkt te staan. Noorderslag heeft daar minder last van; net onder de radar gebeurt er meer dan genoeg. Maar inderdaad: met oog op wat we ook de voorgaande dagen leken te zien, is de algemene trend electronica en pop die het grote gebaar niet schuwt.

 

Aan begin van de avond krijg je daar de minder geslaagde versies van voor je kiezen. Een act als Wulf, speelt brengt pure confectiepop: gladgetrokken neuzelarij uit een doosje. Bijzonder matige liedjes met flarden R&B, soul en vreselijke galmdrums. Ook Voice of Holland-winnares Maan zit in de strakke houdgreep van glibberige producers en marketeers. Ze hebben de enthousiaste zangeres in een sexy outfit gehesen en ze sturen haar het podium op met volstrekt nietszeggende popliedjes. Maan doet flink haar best om er nog iets van te maken, met alle poses, gebaartjes en danspasjes die ze kent. Roxeanne Hazes speelt, in tegenstelling tot haar vader, geen smartlappen, maar zo ongeveer dezelfde overgeproduceerde popliedjes die je bij Maan en Wulf ook al hoorde. Sterker nog, je hebt gevoel dat je drie keer naar hetzelfde liedje hebt staan luisteren. Verschil is wel dat iets nerveuze Roxeanne Hazes daadwerkelijk staat te genieten van haar optreden. En dat is altijd leuk om te zien.

 

Mooon is doet het in de stampensvolle Marathonzaal heel behoorlijk. De jonge band speelt sixtiesbeat, met een beetje garage en wat psychedelica. Het mag allemaal nog wel wat uitgesprokener, maar leuk is het zeker. In de Bovenzaal doet ook Figgie iets van hoop gloren. De gemiddelde Groninger zal zich waarschijnlijk al dagen hebben afgevraagd wat toch die witte stickers en posters met twee ruitvormige kraaloogjes waren, die letterlijk o-ve-ral in de stad te zien waren. Het is dus het beeldmerk van Figgie, dat zichzelf op die manier al voordat het één noot muziek maakte letterlijk in de kijker speelde. Het Utrechtse viertal ziet eruit als The Happy Mondays, maar speelt aangename Nederlandstalige indiepopliedjes, die nog het best werken als de versnelling er enigszins op wordt gezet. De band komt charmant ongemakkelijk over, maar het zou zomaar kunnen dat dit allemaal veel beter doordacht is dan het lijkt. De stickers en posters, maar ook de aankondiger in olifantenpak en het gortdroge commentaar tussen de nummers door van frontman Paul Scheenstra, gekleed in tuinbroek en half verborgen onder een te grote muts, verraden dat deze band stukken zelfverzekerder is dan de leden zich voordoen. Onze hoofdredacteur was met de jongens mee op tour naar Groningen. Het verslag met alle insider details lees je binnenkort op dit medium.

 

Figgie’s reclamecampagne ten spijt, maar de meest besproken artiest van de avond is uiteraard Boef, die na een paar bijzonder vrouwonvriendelijke opmerkingen een hele berg verontwaardiging over zich heen kreeg. Bij de deur van de Kleine Zaal worden mensen één voor één toegelaten en er mag geen bier mee de zaal in. Enkele (ook al niet bijster slimme) mensen hadden opgeroepen om maar met bier naar de rapper te gooien. Als Boef het podium opkomt, blijft het angstwekkend stil, maar zodra blijkt dat zijn eerste, fel gerapte liedje één langgerekt excuus is, volgt een opgelucht applaus. Daarna kan hij zijn ‘hitjes maken’, zoals hij het zegt. Dat klopt, want Boef is spekkie voor het bekkie van talloze pubers, met z’n lompe mengelmoes van rap, dancebeats en stoere praatjes. Er volgen nog wat terrorbeats en een gastoptreden van Ronnie Flex en dan is de ophef weer voorbij.

Wende Sneijders begon ooit met het zingen van chansons in het Nederlands. Tegenwoordig wordt ze begeleid door knisperende beats en electronica. Qua essentie is er niet heel veel veranderd. Met behoorlijk wat theater zingt ze gedichten over het menselijk tekort en de zin van het leven. Mooi gedaan, knap gezongen, maar behoorlijk zwaar op de hand. Een stuk lichter zijn de dames en heer van Dakota, die in Nederland zo’n beetje als enige in slagen om een overtuigende variant van zomerse California-pop te maken. Denk Warpaint of HAIM, maar dan zonder een kopie daarvan te zijn. Tuurlijk, dat is wel eens eerder gedaan, maar Dakota is oprecht, leuk, dansbaar en fris, maar legt muzikaal wel voldoende gewicht in de schaal om niet de valkuil van dit genre – niemandalletjes maken – te trappen.

Minstens zo leuk is mede-Popronde-ganger Waltzburg. De band was voorheen redelijk bezig onder de naam Wolves Dressed In Sheep, maar met de naamsverandering lijkt het balletje te zijn gaan rollen. De Nijmegenaren maken eveneens zomers klinkende indiepop, een echte allemansvriend, maar de sound is in werkelijkheid een bedrieglijk complexe mix van gitaarlijntjes en synthlagen. Daardoor zijn er ook parallellen te trekken met de tropische sound die ook in 2017 aan populariteit won, in de slipstream van acts als Bruxas en The Mauskovic Dance Band, die later op de avond ook te zien is. Het zal ons niks verbazen als Waltzburg komende zomer te zien is op de grote festivals.

Over die tropische sound en grote festivals gesproken: Arp Frique is een bont soul- en jazzcollectief rond Rotterdammer Niels Nieuborg, die als initiatiefnemer van REC.-festival al eerder bewees een haarfijn gevoel te hebben voor het samenbrengen van hippe stijlen. Ja, het is Afrikaanse en Caribische muziek, maar dankzij het toevoegen van flinke scheuten electronica en technische hoogstaande jazz wordt het nergens een typische braderieband en is dit ook voor iedere indieliefhebber met een brede blik gewoon goed te pruimen. En dat het allemaal erg credible is, bewijst Ronald Sneijders – nee, niet die flauwe presentator, maar de bekendste muzikant van Suriname, die aan het einde van de show een moppie dwarsfluit mee komt spelen.

En dan zijn we nog niet klaar met de tropische tunes. We hadden stiekem Altin Gün een dag eerder in Huize Maas al gezien, omdat we zo benieuwd waren naar de songs van het langverwachte, op 7 april te verschijnen debuutalbum On. Als je The Daily Indie volgt, weet je dat de band geen onbekende van ons is en dat we ook al een videosessie opnamen. We hebben ook vaker geroepen dat we hier met een van de beste livebands van Nederland van doen hebben, en Altin Gün onderschrijft dat op Noorderslag nog maar eens met verve. De set is dynamischer geworden, met songs die naar electropop neigen (een genre dat prima te verenigen valt met de Turkse psych en folk) en een rustmomentje waarin alleen zanger Erdinç Ecevit Yildiz en zijn saz te horen zijn. 2017 was het jaar waarin de wereldse genres en indie een huwelijk aangingen. En het ziet er met het uitkomen van On en de voorgenoemde overtuiging van Arp Frique niet naar uit dat dat huwelijk dit jaar alweer voorbij is.

 

De opbouw van Noorderlag is goed: later op de avond gaat het volume omhoog. In de binnenzaal maakt Jagd er een feestje van. Mede dankzij de looks van de zangeres denk je zo af en toe aan Blondie. Het gaat wel een stukje sneller. Jagd doet aan een combinatie tussen punk en dance en rekt de liedjes zo lang mogelijk uit. Heel aardig, al is heliumzang niet bijster indrukwekkend. In de Marathonzaal steelt Korfbal vervolgens de show. We hebben al vaker geroepen dat dit een van de interessantste gitaarbands van het land is. Zo ergens tussen Pavement en Parquet Courts in maken Jaap van der Velde en co springerige slacker, die heerlijk voortdreint en alle kanten op vliegt.

Helemaal los kun je rond een uur of twee, wanneer de meeste mensen dronken door De Oosterpoort strompelen. Durfals kijken om de hoek bij de black metal van Dodecahedron of laden zich op om nog eenmaal te rellen op de punk van Charlie & The Lesbians. Het is in die setting dat Iguana Death Cult in de Foyer speelt en dat gaat de Rotterdammers uitstekend af. De opgefokte, overstuurde garage is een energiebom en samen met Korfbal is het het beste weerwoord op de vaststelling dat er qua gitaarmuziek anno 2018 in Nederland weinig meer te beleven valt – zolang je maar bereid bent de groei te zien in deze bands die je wellicht allang kende. De ontwikkeling die zich bij beide namen voordoet is, is desondanks indrukwekkend.


 

Lees hier de overige verhalen van ESNS18 terug:

WoensdagDonderdagVrijdag

The Daily Indie is, hoe kan het ook anders, op Eurosonic Noorderslag dit (lange) weekend! Terwijl je in de rest van muzikaal Nederland deze dagen een bom kan laten afgaan, is Groningen the place to be voor het checken van de muzikale beloftes van 2018. We hopen dan ook je brandende vragen over de indie-anno-2018 te beantwoorden. Wat zijn de trends, waar zit de vernieuwing, zijn de harde gitaarbands dood? Je leest het hier in onze dagelijkse reportage vanuit het Hoge Noorden.

Tekst Bart Breman & Robin van Essel
Foto’s Oscar Anjewierden

Op de vrijdag van Eurosonic gaat het langs de randen van van de gitaarmuziek. Die randen zijn vaak opvallend gladgestreken, waarbij de grens tussen indie en mainstream nagenoeg is. Tal van acts doen alles om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Liedjes -of het nu indierock of pure pop is –  worden uitvergroot gebracht. Vaak hoor je opvallend zwaar geproduceerde muziek, die bol staat van de galm en dramatische effecten. Maar scherpe randjes zijn er ook in overvloed. Je vindt ze bij de bands die al dan niet bewust buiten mainstream zitten, er wat tegenaan schurken of bands die genre op zich zijn.

Een enkele band speelt met al deze concepten, het vooraf ontzettend gehypte Superorganism is zo’n een. De bandnaam klinkt futuristisch, alsof het Londense gezelschap zo uit Ray Kurtzweils documentaire Trancendant Man komt geteleporteerd, en de muziek klink idem. De vrolijke samplepop is tegelijkertijd toegankelijk en vervreemdend, waar de bizarre visuals en geluidseffecten (dierengeluiden, 8bit-gebliep, gillende kinderen) alleen maar aan bijdragen. Alles wat Superorganism doet, lijkt bedoeld te zijn om je perceptie van wat een ‘normaal’ optreden is, uit te dagen. Zo gaat er aan het eind van een song een alarmklok terwijl alle leden van het collectief zich uitrekken en gapen. Of er klinkt het geluid van stromend water terwijl zangeres Orono Noguchi vertwijfeld om zich heen kijkt en zich afvraagt wat er aan de hand is: “What the fuck is happening, guys?” Vervolgens blijkt het een opmaat naar een song over garnalen, met onderzeese visuals. We snappen er geen fuck van, maar vermakelijk is het wel.

Van al het gedoe moet je natuurlijk houden: de regenjasjes, het bijna cartooneske dansen van de bandleden en de quasi-vervelende intonatie van Noguchi. Alles is overgoten met een laagje al dan niet geveinsde ironie. Het is best leuk en vooral heel hip, zo niet wat afstandelijk. De vraag is of goede muziek dat soort opsmuk nodig heeft – het vermoeden is dat het bij Superorganism vooral moet verhullen dat de songs soms flinterdun zijn. Maar dat is het punt: het draait om de act, niet om de muziek. En we kunnen ons zomaar voorstellen dat dit de toekomst is. Superorganism kijken is dan ook alsof je op paddo’s in een animéfilm uit het jaar 2150 zit. Het maakt je in elk geval bewust van het gegeven hoe saai het eigenlijk is, wanneer een normaal bandje normaal het podium op komt om normale songs te spelen.

Nee, dan Hope uit Berlijn. Die doen niet aan gedoe. Zangeres Christine Börsch-Supan staat op haar blote voeten en als de muziek naar weer een crescendo toewerkt danst ze met gesloten ogen mee. Haar fenomenale zangstem doet je meer dan eens aan Beth Gibbons denken en ze stuurt het spannende mengsel van triphop en postpunk de duistere diepten van de menselijke emotie in. Jagende galmgitaren, dreigende ritmes en razendknappe composities maken het optreden tot één van de beste van het weekend. Even donker als betoverend mooi.

Een band die wel heel erg probeert om zo toegankelijk mogelijk te klinken is Pale Waves. In zangeres Heather Baron-Gracie heeft de band een vrouwelijke versie van Robert Smith gevonden. De band klinkt als Madonna die liedjes van The Cure covert. Best leuk, maar probleem is dat die twee artiesten wél heel sterke songs hebben en dat Pale Waves daar nog enorm hard aan moet werken. Achter de galmende gitaren, kirrende zang en volvette eightiessound zitten vooral heel veel algemeenheden en heel weinig eigen gezicht. Aan de andere kant van de stad kijken we naar Warhola. Frontman Oliver Symons is ook het brein achter het bij de zuiderburen immens populaire Bazart. De synthpop-meet-disco-noir van de band is absoluut niet slecht, maar de vraag rijst wel waarom Symons nog een tweede project nodig heeft waarmee hij nagenoeg dezelfde muziek maakt. Goed, het is Engelstalig in plaats van Vlaams, maar juist dat maakte Bazart zo vermakelijk. Nu is Warhola vooral een kloon, maar ook eentje die van die andere Belgische, wel Engelstalige electro-act Oscar & The Wolf zou kunnen zijn.

Daarna zorgen de absurd lange wachtrijen deze vrijdag ervoor dat de schrijver van dienst onze onze stiekeme favoriet Agar Agar mist, en ook bij Ko Ko Mo is er geen beginnen aan. Uiteraard is het leuk om te zien dat de gedurfde line-up van Eurosonic afgelopen jaren steeds meer mensen op de been weet te brengen, maar als je (ook na wapperen met onze hippe perspas) meer in de rij staat dan bands ziet, wordt dat wel een punt van irritatie.

Nergens is de rij langer dan bij Huize Maas, voor Yungblud. Het laat alvast zien dat het met de populariteit van de piepjonge Brit wel goed zit. De Engelse branie is weliswaar aanstekelijk, maar het kan niet verhullen dat het muzikaal vrij weinig om het lijf heeft. De nodige energie heeft punky gitaarpop wel, net als flink wat emo. Maar in weze is het glad geproduceerde popmuziek, bedoeld om jonge meisjesharten sneller te laten slaan. Even later in de voorzaal blijkt het Spaanse The Zephyr Bones wel heel erg verliefd te zijn op galm. De twee gitaren zingen in het rond en als zanger Brian Silva iets tegen het publiek zegt, versta je hem niet door het vele effect op zijn microfoon. Net als bijvoorbeeld The Homesick speelt de band met jaren eighties-gitaarpop en psychedelica. Verschil is dat de Spaanse Chilenen wel een heel stuk minder inventief zijn dan de band uit Dokkum. De liedjes zijn behoorlijk gewoontjes en de aandacht voor de band vervliegt opvallend snel.

Hetzelfde gebeurt bij Pardans, maar dan onterecht. De postpunkband uit Kopenhagen doet links en rechts denken aan iceage of Holograms, met name door het uiterlijk en de croonende zangstijl van frontman Gustav Berntsen. Is dat iets Deens, ofzo? Verder beschikt Pardans over een violist en saxspeler, wat de duistere postpunk een jazz-laag geeft, maar ook wel bij vlagen onnavolgbaar moeilijk maakt. Interessant is het zeker, maar het publiek zoekt zo laat op de vrijdagavond schijnbaar naar iets makkelijkers.

Als er één genre is dat wars is van hypes of crowdpleasen, is het wel metal. Metal heeft zijn eigen regels. Veel in het genre is er in de laatste decennia niet veranderd en daarmee is het vaak behoorlijk conservatief. In Vera doet Baest uit Denemarken ook niets nieuws, maar met hun behoorlijk brute death metal zijn ze wel de meest extreme band op het festival. Technisch is de band uiterst bekwaam en strak. Je krijgt roffelende bassdrums, razend gitaarwerk en een gruntende zanger die klinkt als een verstopt riool. Dat werd in de jaren tachtig ook al gedaan, maar het knappe spel en het volledige gebrek aan pretentie zijn echter bijzonder aangenaam.

Ook Mauro Pawlowski houdt wel een bak herrie, maar met metal heeft het weer niks te maken. Het oud-lid van dEUS en Evil Superstars gaat al jaren zijn eigen gang en met zijn Gruppo di Pawlowski maakt hij oorsplijtende, noisey rock. De Belgen razen over podium met vervormde gitaren, die maar net in toom worden gehouden door hamerende drums en Mauro’s gescandeerde zang. De band maakt lelijke muziek mooi en het loeiharde geluid is heerlijk ontnuchterend. Terwijl de band midden in een nummers zit grijpt Mauro een podiumklok, telt af en legt het optreden stil. ‘We zijn professionals en om tien voor één moesten we stoppen,” grijnst hij. Om daarna natuurlijk alsnog tien minuten door te spelen.


Lees hier de overige verhalen van ESNS18 terug:

WoensdagDonderdag – Zaterdag (Noorderslag)

The Daily Indie is, hoe kan het ook anders, op Eurosonic Noorderslag dit (lange) weekend! Terwijl je in de rest van muzikaal Nederland deze dagen een bom kan laten afgaan, is Groningen the place to be voor het checken van de muzikale beloftes van 2018. We hopen dan ook je brandende vragen over de indie-anno-2018 te beantwoorden. Wat zijn de trends, waar zit de vernieuwing, zijn de harde gitaarbands dood? Je leest het hier in onze dagelijkse reportage vanuit het Hoge Noorden.

Tekst Bart Breman & Robin van Essel
Foto’s Oscar Anjewierden

Hater – © Oscar Anjewierden

Op Eurosonic zie je hippe gitaarbandjes, her en der wat electro en er is altijd wel een nieuwe popster vinden die het gaat maken. In de eerste categorie valt Hater, uit Zweden. De vier hippe millennials zijn erg jong, serieus en vooral op zoek naar een eigen geluid. De galmende, dromerige gitaarpop is aardig en de hese zang van Caroline Landahl is een pluspunt. Onderscheidend is het nog nergens, maar dat zal met de jaren wel komen. Voor nu speelt Hater iets te geforceerd hun helden uit de jaren tachtig na. Hetzelfde euvel ondergaan de Italiaanse postpunkers van Husky Loops. Het is puntig, snoeihard en szichofreen als een eighties horrorfilm, maar mist eveneens nog wat eigen smoel.

Husky Loops – © Oscar Anjewierden

En dan heb je natuurlijk ook de categorie bands die een showcasefestival eigenlijk al ontstegen zijn zodra ze er staan. De zaal van het Grand Theatre is dan ook niet grand genoeg voor het Deense Off Bloom. Het trio was genomineerd voor een EBBA, is stevig meegelift op het succes van land- en genre-genote MØ, maar dan muzikaal wat platter. Dat maakt het niet slecht, trouwens. De door AlunaGeorge en Major Lazer geïnspireerde trap-beats bevatten tussen de lagen door zat melodie, die in combinatie met de energieke (en prima) zangeres Mette Mortensen op een of andere manier toch heel integer aandoen. En dansbaar, ook. Het publiek in het Grand Theatre laat zich dan ook graag verleiden tot handjes-in-de-lucht-en-nu-allemaal-springen op de absolute bangers als Golden Dreams of Falcon Eye. Qua gelaagdheid en volume is Off Bloom bij wijze van nu al klaar voor de AFAS Live. Als het doel van Eurosonic is om bands met dergelijke potentie neer te zetten (en dat lijkt ons van wel), is dat hier zeker gelukt.

Off Bloom – © Oscar Anjewierden

 

We Like We – © Oscar Anjewierden

We Like We in de prachtige Der AA-kerk klinkt ook alsof het al over behoorlijk wat ervaring en training beschikt. Het Deense gezelschap is volledig in controle over hun instrumenten en zangstemmen. Vooral de zang van Katinka Vogh Findelev is diep indrukwekkend. Muzikaal is het  één van de grootste buitenbeentjes. De neo-klassieke composities met cello, viool en hypnotiserende samenzang zijn betoverend mooi. Voor een jaren durende klassieke scholing zal Alma haar neus waarschijnlijk ophalen. De 21-jarige Finse wil hits, en wel nu. Dat straalt ze uit, met haar geel geverfde haar en stoere podiumpresentatie. Het zal er zeker ook wel van komen: ze werkt samen met Charlie XCX en haar stuiterende electropop heeft de nodige hitpotentie. Maar in tegenstelling tot Sigrid gisteren zal Alma er hard voor moeten werken. Haar stem is dun en zonder de nodige galm en back-upzang van haar collega redt ze het niet. Daarbij zijn de liedjes ook wel heel erg gewoontjes en dertien-in-dozijn.

Alma – © Oscar Anjewierden

Housewives zal van zijn levensdagen nooit een hit scoren: ze doen er alles aan om dat te vermijden. In Vera proberen ze bezoekers te stangen met noise en freakjazz. Het schuurt en dronet aan alle kanten en het publiek staat er wat vertwijfeld bij te kijken. Een echt idee lijkt er niet achter de muziek te zitten: het kabbelt maar wat voort. Verveling kan toch niet het effect zijn wat ze hoopten te bereiken. Veel gerichter te werk gaat Blind Butcher, uit Zwitserland. In het News Café trekken ze zich niets aan van het marketingteam van een whiskeymerk, dat gratis drank uitdeelt en photoshoots doet met een dame in een kort rokje. Blind Butcher klinkt als The Cramps, die hebben bedacht dat ze liedjes van Kraftwerk gaan spelen. De ietwat onwaarschijnlijke combinatie van rockabilly en krautrock zal ze geen beroemdheid opleveren, maar het werkt als een trein. Het is uiterst opzwepend, energiek en dansbaar.

Het beruchte studentencorps Vindicat kreeg enkele jaren geleden een nieuw gebouw aan de Grote Markt, waar zoals altijd optredens te zien zijn. Inmiddels stinkt het vertrouwd naar verschaald bier en braaksel. Hopelijk hebben dames van The Magnettes een ander toilet tot hun beschikking, want het toilet voor de bezoekers is verontrustend smerig. De muziek van de roodgejurkte dames houdt overigens niet over. Achter de danspasjes en kirrende zang zit volstrekt inwisselbare pop verstopt, die je al vergeten bent nog voordat het optreden is afgelopen. Een stuk beter gaat het Hannah Williams & The Affirmations af in de Stadschouwburg. De sympathieke Britse en haar band doen aan soul en dat werkt heel behoorlijk. Ze heeft een mooi geluid, de juiste attitude en aantal goede liedjes. Toch komt het niet helemaal uit de verf. Eigenlijk is Williams’ stem iets te dun voor de dik doortimmerde soul en zijn niet alle nummers even goed. Het zou werken als de band alles een toontje terug zou schroeven en ietsje rustiger aan zou doen.

Housewives – © Oscar Anjewierden

We eindigen met Zeal & Ardor in Vera. De Zwitserse formatie rond de satanistische opperpriester Manuel Gagneux geldt al een tijdje als belofte, en toegegeven: de vervreemde combi van black metal, gospel en hiphop is uitmuntend in zijn originaliteit en het gezelschap zelf is net zo lekker over de top theatraal als de blackmetalbands die soms doorklinken in de dubbele basdrum. Maar dat is dan ook waar elke referentie aan dat genre ophoudt. Verder is Zeal & Ardor een beetje ongemakkelijke (en dus geen slechte) mix van poppy hardrock, country en op moobathon (ja, dat genre noemden we echt) gestoelde weirde melodiebreaks. En dan met gospel-samenzang. Hoeveel gimmicks en genres kun je combineren zonder dat het niet over de top gaat, zou je zeggen. Zeal & Ardor maakt metal extreem toegankelijk en doet het ongetwijfeld heerlijk op elk festival (zoals je al kon zien op BKS afgelopen zomer), maar om nou te stellen dat dit de redding is van de gitaarmuziek? Neuh.


 

Lees hier de overige verhalen van ESNS18 terug:

Woensdag –  VrijdagZaterdag (Noorderslag)

The Daily Indie is, hoe kan het ook anders, op Eurosonic Noorderslag dit (lange) weekend! Terwijl je in de rest van muzikaal Nederland deze dagen een bom kan laten afgaan, is Groningen the place to be voor het checken van de muzikale beloftes van 2018. We hopen dan ook je brandende vragen over de indie-anno-2018 te beantwoorden. Wat zijn de trends, waar zit de vernieuwing, zijn de harde gitaarbands dood? Je leest het hier in onze dagelijkse reportage vanuit het Hoge Noorden.

Tekst Bart Breman
Foto’s Jack Parker, Marcel Poelstra, Denise Janssens

 

Rij bij Vera © Denise Janssens

 

Tijdens Eurosonic wordt in elk beschikbare zaaltje in het centrum van Groningen wel een band geprogrammeerd, zo lijkt het tenminste. De meeste zalen en locaties doen al jaren mee, maar zo af en toe komt er iets nieuws voorbij. Op de Ossenmarkt is dit jaar het ESNS Play-podium verrezen en even buiten het centrum kun je terecht in DOT,  een opvallend gebouw in de vorm van een kerstbal.

De Doopsgezinde Kerk, in de Oude Boteringestraat, zou je echter zomaar voorbij lopen. Het kleine kerkje ligt iets van de straat af en het blijkt een prachtige locatie. De gothic aandoende garageblues van het Oostenrijkse Cari Cari is er uitstekend op zijn plek. Het manvrouwduo zit muzikaal in het verlengde van een band als The Kills en wil maar wat graag dat hun muziek in een film van Tarantino terechtkomt. Ze hebben er zelfs een liedje over. Onvergetelijk is het allemaal niet, maar de galmende dramatiek heeft charme.

Luwten in de Doopsgezinde Kerk © Marcel Poelstra

 

Holy ziet eruit als of de leden uit de jaren zeventig zijn weggelopen. De Zweden staan  onwennig te kijken naar de volgelopen Vera, om zich vervolgens te verliezen in lang uitgesponnen, psychedelische jams. Ze klinken als The Mama’s & The Papa’s, maar dan met heel veel drugs. Blikvanger van het spacende gezelschap is toetsenist en zanger Hannes Ferm, wiens uiterlijk het midden houdt tussen een doorgesnoven David Bowie en Graaf Tel uit Sesamstraat.

De eerste echte uitschieter is Tshegue uit Parijs, met bandleden die hun roots in Kinshasa hebben. Het vijftal brengt opzwepend mengsel van afrobeat, punk en percussie met een glansrol voor zangeres Faty Sy Savanet, die tegen het einde van de set het publiek induikt en er een gigantisch dansfeest van maakt. Tshegue krijgt het Grand Theatre plat zijn met stuiterende beats en manische gitaren. De band graait in diverse genres en geeft er een eigen, hyperenergieke draai aan. Dat zorgt voor muziek die met afstand spannender en inventiever is dan het gros van wat de ongeveer driehonderd andere bands op het festival laten horen.

 

Sigrid © Marcel Poelstra

 

Een muzikaal volstrekt andere wereld tref je aan bij Sigrid, de meest gehypete artiest van het festival. Met een gelikte show pakt ze de statige Stadsschouwburg moeiteloos in. Alles aan de jonge Noorse ademt ‘hit’ en met haar vrolijke, bijna buurmeisjesachtige look is ze het Europese antwoord op Ariana Grande. De keyboards ratelen en de muzikanten op de achtergrond stampen er nog maar eens een earworm uit. Natuurlijk duiken er om de zoveel jaar vergelijkbare popacts op en wezenlijk nieuw of anders is het natuurlijk niet. Maar wat zitten Sigrids liedjes slim in elkaar en wat windt ze het publiek makkelijk om haar vingers. Het komende jaar ga je haar zien, op elke festivalweide en in elk stadion. Dat kan niet anders.

In 2012 was iceage het gesprek van de dag. Libertines-achtige taferelen zou je zien, met drank, drugs en nihilisme. Dat viel allemaal wel mee, maar goed was de aartsduistere postpunk wel. Zes jaar later is de band nog steeds onvoorspelbaar en dreigend, maar zoals ook al te horen was op laatste plaat Plowing Into The Field Of Love uit 2014, is de muzikale blik breder. De band is anno 2018 uitgebreid met een saxofonist en een violist. Qua geluid schurkt het tegen de vroege Nick Cave aan, wiens mimiek zanger Elias Bender Rønnenfelt trouwens bijzonder goed heeft bestudeerd. Maar als de saxofoon weer een poging doet om boven de jagende gitaar uit te komen denk je toch vooral de energie punk van The Saints. Net als zes jaar geleden is iceage niet wereldschokkend, maar wel bijzonder goed.

© Jack Parker

 

Warmduscher blijkt een stel Engelse relschoppers te zijn, met een enorme attitude. Daar is niks mis mee, maar dan moet je het muzikaal wel waar kunnen maken. En dat laat de Britten na. Warmduscher wil klinken als Fat White Family (van wie er een bandlid meedoet) of The Fall, maar verder dan een lompe pastiche op die bands komen ze niet. Het blijft hangen in platte maniertjes en goedkoop klinkend beukwerk. Na nog geen half uurtje is het al weer klaar. Een kleine domper, op een verder uitstekende eerste avond Eurosonic.


Lees hier de overige verhalen van ESNS18 terug:

DonderdagVrijdagZaterdag (Noorderslag)