Onze radar draait op volle toeren en elke week presenteren we je een band die je hoogstwaarschijnlijk nog niet kent. What a shame! Vandaag stellen we je voor aan Jerskin Fendrix. Een Brit die zich niet zomaar in een hokje laat plaatsen. Elke Jerskin Fendrix-plaat is een avontuur waarvan je nooit weet waar het heen gaat of waar het eindigt.

Wie is Jerskin Fendrix?
Jerskin Fendrix is het eenmansproject van Joscelin Dent-Pooley. Een voormalig Cambridge-student die zich vandaag de dag ophoudt in Londen. Zijn liefde voor muziek werd aangewakkerd toen hij nog op kostschool zat. Hoewel dit een redelijk geïsoleerd bestaan is, ontdekte hij via het internet Odd Future, het hiphopcollectief van onder anderen Tyler, The Creator en Earl Sweatshirt. De artiest Jerskin Fendrix is uiteindelijk geboren en getogen in The Windmill in de Londense wijk Brixton. Het is deze pub waar hij de kans kreeg om op te treden en te experimenteren met geluiden en genres. Geleid door een drang naar perfectie brengt Jerskin Fendrix jaarlijks slechts een handjevol nummers uit. Hij brengt liever platen die naar zijn smaak perfect zijn, dan dat hij een constante lading aan halve nummers de wereld in spuwt. En geef hem maar eens ongelijk. Ieder Jerskin Fendrix-nummer is als een nieuw avontuur. De wisselingen in tempo en de donkere, diepe baslijnen zorgen voor een bijna hypnotisch effect.

Voor fans van:
Famous, Great Dad en Earl Sweatshirt

Fun fact:
Jerskin Fendrix is in Cambridge oorspronkelijk opgeleid in klassieke muziek. Iets wat mijlenver af lijkt te liggen van wat hij vandaag de dag produceert.

Voor je playlist:
Het nieuwste nummer van Jerskin Fendrix is om je vingers bij af te likken. De eerste keer dat je hem luistert lijkt het misschien een beetje too much. Maar daarna ga je steeds meer melodieën ontdekken in een track die alle kanten op gaat. De simplistische coupletten, met een diepe bas en vocals die iets weg hebben van Earl Sweatshirt, worden afgewisseld met intense elektronische stukken. Hierdoor ontstaat een contrast dat je voortdurend scherp houdt.  

Voor je agenda:
Jerskin Fendrix is momenteel niet aan het toeren.


Het is donker in de wereld van Archy Marshall. In 2013, toen de Brit zijn sensationele eerste album Six Feet Beneath The Moon uitbracht, leek het meesterbrein achter King Krule nog op een soort real life Ron Wemel. Ruim vier jaar later zit er een roodharige rockster (al zijn hiphop en jazz nog steeds minstens zo aanwezig) tegenover ons, eentje die z’n zonnebril niet af, maar juist op zet als het gesprek op punt van beginnen staat. Vreemd is dat niet: de beroemdheid die Marshall op z’n vijftiende al ten deel viel, eiste de afgelopen jaren zijn tol. De nu 23-jarige alleskunner werkte samen met Frank Ocean, Earl Sweatshirt en Mount Kimbie, maar zag zich tegelijkertijd gedwongen weer bij zijn moeder te gaan wonen. En de inspiratie voor het langverwachte vervolg op zijn doorbraak, die kon King Krule nergens vinden. Zijn onderbewustzijn bood uiteindelijk de oplossing, en daarmee aanleiding tot Marshalls duistere tweede plaat The OOZ.

In Amsterdam steekt Marshall snel een sigaret op. Het touwtje van de omhoog getrokken luxaflex tikt tegen een lege vaas. De Brit houdt zijn blauwe winterjas aan: de waterige zon op zijn gezicht doet zijn gouden voortand schitteren, maar kan verder weinig warmte bieden. “Ik heb altijd van de duisternis gehouden, denk ik. King Krule is daarin een soort uitlaatklep voor me.” Dat moge duidelijk zijn: recente single Dum Surfer, waarop Marshall weer op kenmerkende wijze schreeuwt,  is een soort swingende soundtrack voor de apocalyps, vergezeld van een video waarin Marshall – nog bleker dan normaal – à la Michael Jackson een zwetende zombie speelt. Zulke lichaamssappen lopen als een bloedrode draad door The Ooz, legt Marshall uit. “We doen zo veel waarvan we ons niet bewust zijn. We gaan slapen, maar ondertussen groeit alles. We creëren continu calcium en proteïne, smurrie en snot. Dat staat symbool voor de manier waarop ik dit album heb gemaakt.” Langzaam maar zeker perste The OOZ – to ooze betekent niet voor niets ‘sijpelen’ – zich na jaren van droogte door Marshalls poriën. Het onderbewustzijn – in Marshalls geval bevat dat onder meer nachtmerries over jazzmuzikanten die hem een popmuzikant noemen – vormde daarin een opening in zijn geest, die lang overheerst werd door overpeinzing over wat het betekende om op te groeien als stem van een generatie.

 

“Negen van de tien keer zou ik liever niet in Londen wonen”
Meer dan Six Feet Beneath The Moon voelt The OOZ, met negentien tracks meer dan een uur lang, daardoor als Marshalls persoonlijke overwinning. The OOZ is niet slechts een symbolische titel, maar ook een teken van die triomf, verklaart Marshall. “Het is een woord dat we opgeëist hebben toen ik veertien was. Mijn broer Jack zat op dat moment met zijn vriend Jacob Read in een band die Backwards heette, terwijl ik muziek maakte als Zoo Kid. Toen we samen gingen werken, werd de naam van ons project zoo kid backwards, dus Dik Ooz.” In 2014 keerde het woord terug in het universum van King Krule, toen Archy en Jack – die ook artwork voor beide albums van zijn broertje maakte – de handen ineen sloegen voor een tentoonstelling. Inner City Ooz heette het project, vernoemd naar Marvin Gaye’s Inner City Blues. Die blues greep ook Marshall de afgelopen jaren beet. “Iemand vroeg net of ik thuis mis als ik op reis ben. Negen van de tien keer zou ik liever niet in Londen wonen.” Er is dan ook veel veranderd, verraadt een vluchtige zin op het album: ‘The cityscape, bourgeoisie change to replicate.’ Marshall, die in Zuid-Londen woont, houdt er een kritische kijk op gentrificatie op na: “Drie of vier jaar geleden zat Londen nog vol met DIY-hollen voor creatievelingen. Nu zijn ze allemaal gesloopt of verkocht aan restauranthouders.” De muzikanten uit de bejubelde Zuid-Londense scene zijn er nog, weet hij, maar de omstandigheden zijn voorgoed veranderd.

 

Het is niet gek dat King Krule zich wat vervreemd voelde van zijn omgeving, toen hij na een lange tour terugkeerde naar het huis van zijn moeder in East Dulwich. “Ik woonde op mezelf maar kon het niet meer betalen”, vertelt hij. “Plotseling stonden al mijn spullen weer bij m’n moeder thuis en moest ik me weer aanpassen aan de gang van zaken daar.” Natuurlijk werd er lekker voor hem gekookt en bedraagt de huur die hij bij wijze van symboliek aan zijn moeder betaalt een schrijntje van de gemiddelde prijs per vierkante meter in Londen, maar ergens heeft Marshall er spijt van. “Ik begon net een beetje zelfstandig te worden”, legt hij uit. “Nu de plaat uitkomt, kan ik weer niet weg. Ik zit zo vast en ben zo vaak weg, dat ik het verlangen verloren ben om ergens een thuis te creëren. Twee jaar lang was ik van plan weer weg te gaan, maar ik heb het nooit gedaan. Ik zat gewoon op mijn luie reet tijd te verspillen.”

Marshall realiseert zich trouwens best dat die luie reet relatief is: voor iemand die zo productief is als hij, houdt het eigenlijk alleen in dat hij niet continu bezig is. Tussen zijn twee albums in bracht Marshall met A New Place 2 Drown nog een langspeler uit onder zijn eigen naam en werkte hij – onder meer als Edgar The Beatmaker – samen met Frank Ocean (die zijn inbreng uiteindelijk niet gebruikte), Earl Sweatshirt en Mount Kimbie, op wiens Love What Survives Marshall een belangrijke rol speelt. Kanye West wilde hem ook in de studio hebben, maar de Brit bedankte beleefd voor de uitnodiging.

 

“Ik probeer mezelf op het papier te morsen”
“Die samenwerkingen verlopen vaak zo natuurlijk dat ik niet eens door heb dat we muziek aan het maken zijn”, vertelt Marshall als we hem vragen naar de invloed van anderen op zijn album. “Thebe (Earl Sweatshirt, red.) heeft gewoon een maand bij me op de bank geslapen. We jamden elke dag, maar voelden geen verlangen om iets blijvends te maken. De track die we uiteindelijk samen hebben gemaakt, Death Whistles, kwam min of meer per ongeluk tot stand toen we een hele nacht opgebleven waren.” Dat gebrek aan richting – hoewel het in eerste instantie geenszins als een gemis voelde – bleef King Krule teisteren. “Ik schreef wel, maar vooral verhaaltjes in mijn dagboeken. Ik voelde me niet geïnspireerd op de manier waarop ik dat daarvoor was.  Een deel van de nummers had ik al geschreven ten tijde van Six Feet Beneath The Moon, maar ik wist niet wat ik met ze aan moest. Heel lang heb ik mijn hoofd tegen de muur geslagen. Er miste iets. Pas nadat ik me een tijdje had teruggetrokken voelde ik me weer op m’n gemak met muziek.”

De dagboeken die Marshall op dat moment volgeschreven had, bleken uiteindelijk van meer belang dan hij had verwacht. Ze hielpen hem zijn onderbewustzijn te vatten in vaak abstracte zinnen die nergens over lijken te gaan maar tegelijkertijd bol staan van onderhuidse spanning. “Ik probeer mezelf op het papier te morsen”, verduidelijkt Marshall. “Ik dwing mezelf elke dag iets te schrijven. Daardoor had ik een database waarnaar ik terug kon keren toen ik uiteindelijk in de studio stond. Als een nummer geen thema had, knipte en plakte ik op het moment zelf een soort verhaal van verschillende stukjes.” Zo komt het dat op opener Biscuit Town ebola rijmt op telefoonmerk Motorola en voormalig Chelsea-voetballer Gianfranco Zola.

 

De verhalen gaan op The OOZ over de meest mondaine onderwerpen, maar leggen juist daardoor de duisternis bloot binnen Marshalls wereld. ‘Why did you leave me?’ zingt hij op Midnight 01 (Deep Sea Driver). ‘Because of my depression?’ Zelfs geestverruimende geneugten blijken op Emergency Blimp en A Slide In (New Drugs) geen medicijn te kunnen bieden. “Ik schrijf over het dagelijks leven en mijn eigen ervaringen, maar heb het daarmee tegelijkertijd over de complexiteit van het menselijk bestaan”, doet Marshall zijn missie uit de doeken. “Soms loop je op straat, maar ben je tegelijkertijd bezig met allerlei andere dingen. Het is belangrijk je te beseffen dat iedereen een complex bestaan leidt, of je nou wc’s schoonmaakt of treinconducteur bent.” Alles wat voor het blote oog verborgen blijft, fascineert King Krule, of het nu snot of gedachten betreft. “Soms voelen je emoties als skyscrapers, maar blijkt als je later terugkijkt dat je van een mug een olifant maakte. Ik hou van dat melodrama.”

“Ik wil ervoor waken dat ik geen preker wordt”
Dat melodrama manifesteert zich bij Marshall niet in grootste gebaren, maar wel in een fascinatie voor een soort overkoepelende orde die de wereld in balans moet houden, de wisselwerking tussen het lokale en het globale, het individuele en het algemene. Juist in het persoonlijke schuilt op The Ooz het politieke. “Ik wil er altijd voor waken dat ik geen preker wordt, dat ik de mensen niet ga vertellen hoe het allemaal zit. Ik schreef het album in een moeilijke tijd voor Engeland, maar schrijf niet over de manier waarop dat de wereld beïnvloedt. Of misschien doe ik dat wel, maar dan via het individu.” De nadruk daarop maakt Marshall een modernere songwriter dan zijn muziek wellicht verraadt. “De westerse wereld is al een tijdje enorm geïnteresseerd in het idee van individualisme”, weet hij. “Het internet speelt daar een belangrijke rol in: het is een geweldig communicatiemiddel en een bruikbaar archief, maar sociale media vormen ook een nieuwe draaikolk waarin mensen zichzelf kunnen verliezen. Ik ben een van hen, waarschijnlijk.”

 

De zoektocht naar zichzelf bracht de Brit in aanloop naar The OOZ langs zijn stamboom, die Marshall uitgebreid uitploos in een poging “dichter te komen bij de mensen die iets voor me betekenen.” Een van die mensen werd de afgelopen jaren een jongedame uit Barcelona, die door Marshall als muze beschouwd wordt. Op het album leest ze het Spaanstalige gedicht Bermondsey Bosom voor, dat later in het Engels herhaald wordt door Marshalls vader. ‘Slipping into filth, lonely but surrounded, a new place to drown, six feet beneath the moon’, somt het gedicht – dat werd verspreid via een video en mysterieuze posters – het verleden van King Krule op, voor de verlossing volgt. ‘Me and you against the city of parasites. Parasite, paradise, parasite, paradise.’

Voor een muzikant die nog steeds pas 23 is lijkt Archy Marshall veel na te denken over de lijn die hij volgt en de lijn die hij op zijn beurt achter laat. Het vliegtuigspoor op de hoes van The OOZ, dat ook terugkeert in de video voor leadsingle Czech One, verbeeldt het feilloos. “Ik heb dat beeld al sinds 2014 in mijn hoofd”, vertelt Marshall erover. “Het vertegenwoordigt the ooz als uitlaatklep, als het spoor dat je achterlaat. Ken je die film Donnie Darko? Bij hem komt er een soort straal uit zijn borst waardoor hij ergens heen wordt geleid. Ik heb altijd het idee gehad dat ik het omgekeerde heb, alsof er zo’n spoor uit mijn achterhoofd komt. Een vliegtuig heeft dat op een bepaalde manier ook: de lijn in de lucht is natuurlijk het gevolg van de gassen die dat ding uitstoot, maar in zekere zin ook een overblijfsel van de honderden mensen die erin zitten.”

 

Archy Marshall evalueert op The OOZ zijn eigen ervaringen, terwijl hij op een razend tempo nieuwe blijft opdoen. Hij peinst over lichamelijkheid en sterfelijkheid, maar zulke onderwerpen – die velen zouden verlammen – geven hem juist levensmoed. Marshall is de Mozart van de moderne muziekindustrie: een creatief genie dat op jonge leeftijd al veel volwassener is dan veel van zijn collega’s. Voelt de ongeschoren knaap tegenover ons zich niet oud? “Ik geloof van niet, maar ik voel me ook niet jong. Komt omdat ik zo jong begonnen ben”, antwoordt de knaap in kwestie. “Mensen vragen me vaak of ik me betutteld voelde toen ik begon, maar ik zie mijn jeugd juist als een kracht. Ik ben nu 23 en voel me volwassen, maar weet tegelijkertijd dat ik nog veel volwassener zal worden. Ik sta open voor ontwikkeling en begrijp hoe naïef ik soms ben. Wat dat betreft kan alles alleen maar beter worden.”