Interview

Preoccupations: “Het is vooral dat spanningsveld tussen mooi en lelijk waarin wij graag opereren”.


14 januari 2017

Viet Cong, nee wacht, Preoccupations! Ach ja, zeg eens eerlijk, wat maakt het uit hoe ze tegenwoordig heten? Zolang Matt Flegel, Scott ‘Monty’ Munro, Danny Christiansen en Mike Wallace met elkaar opgescheept zitten in een stoffig studiohok, maken ze muziek die indruk maakt op menig liefhebber. Een band die stijlen postpunk, krautrock en new wave net zo ongrijpbaar maakt als een obscure Rorschach-tekening, komt er vast prima mee weg ieder jaar de naam te veranderen.

De songtitels op de nieuwste langspeler liegen er niet om: Degraded, Anxiety, Forbidden, Monotomy.. Als je de Viet Cong een catastrofale ramp kunt noemen, dan belichaamt Preoccupations de gekwelde nasleep waarin de overlevenden beramen in paranoïde en meditatieve gemoedstoestanden. Scherpe post-punk-uithalen, zoals op Silhouettes en Bunker Buster zijn in dit vervolg beduidend zeldzamer. Analoge synths, loops en drones vormen een deken van mist en rookwolken over het afgetakelde en desolate landschap.

Je Viet Cong-shirt verbranden? Welnee, draag hem gewoon. Het is jouw shirt!”

We treffen frontman Flegel en gitarist Munro in een gezellig café aan de Amsterdamse Buiksloterweg. Eerstgenoemde is vanmiddag in een opgewekte bui. Met die typische beduvelde grijns oogt het voormalige kernlid van Women als het boefje van de klas dat zich overal onderuit weet te bluffen. Multi-instrumentalist Scott Munro – binnen vriendenkringen bekend als Monty – is eveneens een merkwaardig figuur. Achter zijn zwarte sluikhaar en volumineuze baard schuilt een nors gezicht, alsof je lijnrecht tegenover een vleesgeworden ‘Wanted’-poster uit het wilde westen zit. Zelfs bij het maken van flauwe grapjes trekt zijn stugge grimas niet verder dan een vaag glimlachje. Je zou er pardoes geïntimideerd van worden, ware het niet dat Monty in werkelijkheid het meest easy-going figuur denkbaar is.

Drie kwartier lang voert The Daily Indie een chaotisch en behoorlijk melig gesprek met de twee heren, over moshpits, baantjes uit het verleden en compleet doorslaan in onorthodoxe opnametechnieken.

Jullie hebben zowel lof als kritiek moeten incasseren het afgelopen jaar. De plaat werd goed ontvangen, maar jullie vorige naam (Viet Cong, refererend aan de Communistische guerrillabeweging in Vietnam in de jaren ’60, red.). viel in bepaalde kringen nogal slecht. Hebben die verschillende reacties het creatieve proces in zekere zin gevoed?

Munro: “In principe kun je daar niet omheen. Op een gegeven moment werd het behoorlijk heet onder onze voeten. Het is onmogelijk om te ontkennen dat al die ervaringen niet hebben gespeeld bij het maken van dit album. Dat gezegd hebbende, heb ik geen flauw idee op welke manier dat precies is gebeurd.”

Flegel: “Misschien sijpelen al die factoren zich onbewust naar boven. Ik schrijf continu dingen op, dus ik had hoe dan ook veel ammunitie klaarliggen. Dat is iets wat ik gaandeweg heb moeten leren: over langere termijn zelf ideetjes verzamelen en vervolgens uitwerken.”

Ik heb nog een Viet Cong-shirt in de kast hangen. Moet ik die nu dragen of verbranden?

Flegel: “Ehm… dragen? Het is jouw T-shirt, dus doe ermee wat je wilt.”

Puur procesmatig gezien, in hoeverre waren de omstandigheden anders bij het maken van dit tweede album?

Flegel: “Het was moeilijker om tijd vrij te maken om deze plaat op te nemen. We hebben een enorm druk jaar achter de rug, met iets van 200 honderd shows in totaal.”

Munro: “De opnamesessies voor deze plaat lagen wat meer gespreid, vaak tussen het touren in. Wanneer we tussen shows wat tijd over hadden, boekten we een ruimte om aan nieuwe ideetjes te sleutelen. We repeteerden onze eerste plaat van te voren grondig, waardoor we de nummers best snel konden opnemen. Bij dit album verliep het schrijven en opnemen wat meer gelijktijdig. De muziek kwam trapsgewijs tot stand.”

Op de eerste plaat hebben jullie de studio echt als instrument ingezet. Hebben jullie voor deze plaat nieuwe dingen uitgeprobeerd?

Munro: “Ja. Ergens in het midden van het nummer Memory hoor je Wallace een patroon op de elektronische drums spelen. We bewerkten dat stuk met een taperecorder, die we vervolgens steeds sneller afspeelden. Dat was een voorbeeld van een aanvankelijk belachelijk idee dat tot onze eigen verbazing best goed uitpakte. Het gebeurt weleens dat dergelijk vreemde invalshoeken nergens toe leiden.”

Zelfs al heb je er uiteindelijk niets aan voor de plaat, zo’n experiment biedt op zijn minst nieuwe inzichten, lijkt me.

Flegel: “Ja, je leert altijd wel iets. Maar vooral wat je juist níet moet doen! (lacht)”

Munro: “Soms is het een kwestie van iets laten rusten tot het later van pas komt. Op Zodiac zit bijvoorbeeld een drum loop die vooral op de achtergrond hoorbaar is. Mike (Wallace, red.) en ik wilden die loop via verschillende versterkers opnemen. Dat idee hadden we al gauw geschrapt. Toen we eenmaal alles klaar hadden gezet waren we best wel van de kaart. Dus we hebben misschien in totaal 15 seconden drums opgenomen. Het is een klein detail, maar wij waren er de hele dag mee bezig. Maar het werkt heel goed in dat nummer. “

In artikelen over Preoccupations en Viet Cong lees je vaak de woorden ‘wrang’ en ‘venijnig’. Vind je dat men teveel nadruk legt op die duistere superlatieven?

Flegel: “Ik denk dat dat wrange en venijnige noodzakelijk is om de zogenaamde ‘mooie’ kanten te belichten. En andersom. Het is vooral dat spanningsveld tussen dat mooie en lelijke waarin wij graag opereren. Zelf ervaar ik onze muziek niet als slechts venijnig of zwartgallig.”

Werken jullie liever instinctief of zoeken jullie invloeden van buitenaf als referentiekader?

Flegel: “Beiden. Iedere band heeft duidelijke invloeden, of je dat nou toegeeft of niet. Je plukt er uit wat je leuk vindt en vormt dat om tot iets coherents, iets waar je een persoonlijke stempel op kunt drukken. Desalniettemin blijft het moeilijk om géén invloeden van buitenaf te noemen. Muziek duiden is net als proberen te omschrijven hoe voedsel smaakt. Je moet het proeven voordat je het kan weten. Iedere persoon ervaart dit anders.

Sommige bands beschouwen een album als een momentopname, anderen als ambitieus concept. In welk kamp bevindt Preoccupations zich?

Flegel: “Wij beschouwen albums niet zozeer als een conceptueel iets. Zodra we tegen het einde van het proces beginnen te zien hoe het geheel zich uiteindelijk vormt, pas dan weten we in hoeverre er een rode draad te bespeuren valt. In het beginstadium gebeurt niets met een vooropgezet plan. We stoeien eigenlijk onbevangen met ideetjes totdat het geheel voor ons gevoel klopt.”

Bij Monotomy moet ik denken aan het vaak repetitieve bestaan als tourende band. Elke dag in dat busje, dezelfde nummers spelen, catering, hotel, inladen, uitladen, etcetera.

Flegel: “Dat liedje gaat niet zozeer over mijn huidige leven. Die songtekst heb ik een paar jaar geleden geschreven, toen ik nog in een tapijtfabriek werkte. Ik stond achter zo’n machine waarmee je tapijten aan stukken snijdt. Ik deed iedere dag diezelfde shit opnieuw en opnieuw. Ik werd er totaal murw van, tot het punt toe dat dat nummer zich praktisch vanzelf in mijn hoofd schreef.”

Sommige bands zijn al met een zilveren lepel in de bek geboren of kunnen het prima combineren met werk. Die luxes zijn natuurlijk niet voor iedereen weggelegd.

Flegel: “Muziek maken is voor ons nu ook full-time werken.”

Munro: “Wanneer we thuis zijn hoeven we niet per se te werken, maar we touren ook behoorlijk veel. Om financieel het hoofd boven water te houden, moeten we nu eenmaal veel shows doen. Dan kunnen we thuis des te meer relaxen.”

Flegel: “Of meteen de volgende plaat financieren. Het meeste geld dat we verdienen stoppen we over het algemeen direct terug in de bandpot.”

De clip van Anxiety deed mij een beetje denken aan de film The Wicker Man. In hoeverre zijn jullie zelf betrokken bij het maken van clips en album artwork?

Munro: “Bij de clip van Anxiety waren wij zeker meer betrokken dan voorheen. David (Yoonha Park, regisseur, red.) heeft in het verleden de clips voor Continental Shelf en Bunker Buster voor ons gefilmd, dus we hadden veel vertrouwen in zijn werk. Dit keer werd enigszins druk vanuit het label uitgeoefend om zelf in de clip te verschijnen. Onze enige voorwaarde was om David over te laten vliegen van Brooklyn naar British Columbia. We filmden alles in dezelfde omgeving waar wij normaal repeteren. Het was best een leuke dag uiteindelijk. Toen die scène in de kerk eenmaal werd gefilmd, waren wij al aardig van de kaart.”

Flegel: “Je zult ons nooit zien playbacken op onze eigen muziek, of zoiets. Dat is absoluut uitgesloten.”

Munro: “Ik heb zelf overigens weinig tegen clips waarin je de band zelf ziet spelen, maar voor ons vieren is dat nogal ongemakkelijk.”

Er zijn beelden waarop ik met een dildo op een tom-tom sla

Jullie zouden zo’n tourclip kunnen maken. Het zou jullie dan wel sieren om slechts dieptepunten en banaliteiten te laten zien in plaats van alle gloriemomenten.

Flegel: “Ja, dat zou geweldig zijn (lacht). Dan filmen we Danny (Christiansen, red.) wanneer hij in een donker steegje over zijn nek gaat. Of Mike die zijn hand opnieuw breekt tussen de deur van het busje. Een soort van bloopercompilatie lijkt me wel leuk.”

Munro: “Dat is best een goed idee, eigenlijk. En dat we vervolgens al die bloopers ensceneren. Mike heeft trouwens filmpjes in de studio gemaakt die ik echt nog een keer wil delen. Het is een bloopercompilatie in de studio waarop Danny en ik gitaartakes verprutsen. Er zijn beelden waarop ik met een dildo op een tom-tom sla.”

Een dildo? Hoe Dave Navarro van je. Goed, het is in ieder geval een beter idee dat zo’n clichématige tourvideo met meeschreeuwende hordes fans, timelapse-segmenten en gekke bekken-closeups in de camera.

Flegel: “Altijd eindigt zo’n clip met de ‘De Grootste Show Van De Tour’.”

Munro: “En de clip wordt telkens beschreven als epic of powerful. Als Preoccupations ooit een tourfilm maakt, dan ga ik deze inluiden met de woorden ‘weak and puny’.”