Nordmann: “Het was vijf jaar geleden ondenkbaar dat een jazzgroep geprogrammeerd zou worden op Pukkelpop”
12 oktober 2018
The Daily Indie Presents
Mezz, Luxor Live & EKKO
18 oktober, 19 oktober & 20 oktober
Wie een beetje om zich heen kijkt in de muziekwereld, ziet van de mainstream tot de underground de invloeden van de jazz steeds vaker opduiken. Van Kendrick Lamars samenwerking met jazzartiesten (Ambrose Akinmusire, Robert Searight en Keith Askey) tot Kamasi Washington: jazz gebeurt nu en overal. Dat horen we ook terug bij de Gentse jazzrockband Nordmann. De band werd tweede op de Humo Rock Rally (uitzonderlijk voor een instrumentale groep), speelde op Pukkelpop, Eurosonic, Tweetakt, Sniester, Misty Fields, tekende bij het grote V2 Records én doet een hele TDI-presents-tour deze oktober.
Wie Nordmann beter wil leren kennen, móet naar Gent. Die stad heeft Nordmann gevormd, met zijn historische centrum vol kronkelige straatjes en bruggetjes, het conservatorium, de jazzcafés en vele muziekzalen. Redacteur Midas Maas nam de bus van Rotterdam naar de ontstaansplaats van de band en sprak af met bassist Dries Geusens (39) en saxofonist Mattias De Craene (29) om zich rond te laten leiden door de stad, te praten over jazz en wat Gent voor de band betekent heeft.
Na een flinke bustrip en wat zoekwerk, kom ik aan op het kantoor van ART-SPOT.BE, het bedrijf waar het management van Nordmann zit. Geusens doet open en begint uit te leggen: “Dit is dus het kantoor van ons management. Iedereen van de band heeft wel een job ernaast, want enkel van de muziek leven, is heel lastig. Als je je artistieke verhaal wilt vertellen, is het een harde lange weg. Iedereen zoekt een parttime job.”
De Craene komt aanlopen, begroet me, en ik vraag hem naar wat zijn parttime job is. Hij wijst naar een aantal affiches aan de muur: “Die plak ik. Een halftijdse job, om op het laatste moment niet te hoeven krabben. Dat is eigenaardig, want je zou die tijd ook wel anders willen gebruiken. Whatever, ik denk dat alles wel komt als je gewoon blijft doorgaan. Blijven oefenen en ervoor gaan. Wij stoppen alles terug in de band. We hebben een vast lichtman, een vaste geluidsman, een roadie, een boeker, platenlabel, veejays en management en die mensen moeten uiteindelijk allemaal betaald worden. Het drijft ons wel om te blijven werken, want we zien wat het oplevert.”
De route
Geusens en De Craene hebben zes locaties bedacht die een rol spelen in het verhaal van de band. Check hieronder de route die we gelopen hebben.
Minor Swing
We lopen richting café Minor Swing. Het is goed om hier te beginnen, want dit is de plek waar de band in 2012 ontstond. Aangekomen bij het café staan we voor een gesloten deur. Geusens en De Craene plaatsen zich op het buitenmeubilair. De saxofonist spreidt zijn armen terwijl hij tevreden de zon in kijkt: “Welkom in Gent. Dit is Gent voor ons: de goede, vertrouwde Minor Swing. In de avonden is het goed vertoeven hier.”
Hoe zijn jullie hier begonnen?
De Craene: “We zaten in de zomer van 2012 samen op het terras van dit café, precies op de plek waar we nu zitten. Er was een jongerenorganisatie die jamsessies organiseerde en ze waren voor een bepaalde datum nog op zoek naar een band die zo’n sessie kon verzorgen. Het is eigenlijk allemaal vrij toevallig. Iemand van de organisatie wees naar ons en vroeg of zin hadden om de jamsessie te openen. ‘Spelen jullie volgende week’, vroeg hij, en daar hebben we dan ‘ja’ op gezegd. We hebben twee keer gerepeteerd, we hebben eigen nummertjes meegebracht en dat bleek gelijk super te kloppen.”
Wat is de mooiste avond die jullie hier hebben meegemaakt?
De Craene: “Ik heb hier het examen voor mijn conservatorium gespeeld met Nordmann. Ik ben niet gezakt, dus dat was een mooie avond.
Geusens: “Oudejaarsavond hier is legendarisch. Het eindigt altijd met bier en cava en andere dranken tegen het plafond.”
De Craene: “De deejay die hier stond te draaien vorig jaar, zat zo in the zone, dat hij gewoon in zijn broek heeft gepist, omdat hij zich zodanig aan het amuseren was, haha.”
Geusens: “Het is ook een café waar veel muzikanten wat komen drinken. De jazzscene in Gent is niet zo supergroot, dus iedereen kent mekaar wel. Je komt hier veel mensen tegen die met dezelfde dingen bezig zijn.”
Hoe zouden jullie die Gentse jazzscene omschrijven?
De Craene: “Klein, maar wel heel gevarieerd. Veel bands, maar wel met een heel uitgesproken stijl en sound. Een soort vernuft waarvan je je afvraagt: waar komt dat vandaan?”
Geusens: “Ik denk dat de jazzscene in Gent ook heel progressief is. In Vlaanderen heb je ongeveer vier grote conservatoria, waarvan het merendeel de focus legt op de traditie, maar in Gent is er net wat meer ruimte voor experiment en vrijheid. De jazzmuzikanten hier houden zich meestal niet alleen bezig met jazz. Iedereen in Gent kent mekaar en luistert naar elkaar. Het zijn de meest uiteenlopende genres die hier aanwezig zijn. Dat kan gaan van echt zwaar experimentele noise tot pure akoestische jazz en dat kunnen dezelfde muzikanten zijn.”
Zouden jullie nooit een jazzrockband geweest zijn als jullie niet uit Gent kwamen?
De Craene: “Weet ik niet. Ik vind dat een wat beladen stelling. Het klopt wel deels wat je stelt, maar ik denk dat het voornamelijk gaat om plezier maken en gaatjes opvullen die nog niet gevuld zijn in het muzikale landschap.”
Welk muzikale gaatje vult Nordmann?
De Craene: “Daar hebben we niet actief naar gezocht, maar ik vind wel dat we intussen wel een sound hebben ontwikkeld die enigszins herkenbaar is. Zoals vaak gezegd wordt, hoor je sixties- en seventies-invloeden in ons werk, maar ik hoop ook wel dat er een enigszins fris laagje overheen zit. Dat doen we ook door instrumentaal te blijven.”
In een eerder interview zei je dat het mogelijk door het radioformat kwam dat instrumentale tracks nooit een groot publiek bereiken: de radiozenders draaien voornamelijk korte nummers met vocalen. Drummer Elias Devoldere voegde daaraan toe dat jullie hoopten dat met jullie stap richting een sound die meer rock is, zoals op jullie laatste plaat, je publiek groter zou worden. Het leek in deze context toch erg te gaan over het meer begrepen worden door het grote publiek. Zouden jullie als band meer begrepen worden met een vocalist?
De Craene: “‘Meer begrepen’, is geen juiste term. Als je het alleen kunt begrijpen als er een tekst bij zit, heb je het al helemaal niet begrepen wat dat er gaande is. Ik denk ook dat dat wel is wat ons anders maakt, omdat we niet met een zanger werken. Dan word je maar gewoon een band. Desalniettemin is het wel gepasseerd in ons hoofd om met een zanger of zangeres samen te werken, maar dat is dan eerder omdat dat interessant is voor ons. Wie weet gaat dat supergoed. We houden onze ogen open voor mensen waarmee we mogelijk kunnen samenwerken.”
Conservatorium
Ten tijde van de oprichting studeerden alle leden van Nordmann nog aan de jazzopleiding van het conservatorium van Gent. De Craene heeft er misschien veel geleerd, toch heeft is hij er sceptsich over: op de studie leerde hij vanuit de Amerikaanse standaarden, terwijl dat niet de muziek is waarmee hij opgegroeid is. Wanneer we de grote deuren van het historische pand openslaan, komt de muziek ons tegemoet.
Jullie zijn dus niet opgegroeid met de Amerikaanse jazz. Met welke muziek dan wel?
De Craene: “Ik ben vooral opgegroeid met kleinkunstmuziek. Ramses Shaffy, Boudewijn de Groot, Wim De Craene. Die laatste persoon is ook mijn nonkel, vandaar dat ik met de kleinkunst ben opgegroeid. Dat heeft niet per sé een connectie met jazz.”
Geusens: “Ikzelf ben eigenlijk opgegroeid met veel klassieke muziek. Mijn eerste instrument was piano. Dat heb ik ook gespeeld tot mijn achttiende. Vanuit thuis uit hoorde ik ook veel klassieke muziek. Vanaf mijn zestiende luisterde ik vooral zware rock en metal. Rage Against The Machine was echt een eyeopener voor mij. Primus vond ik ook vet, maar ook andere meer indiebands zoals Pixies en Nirvana. De klassieke rockbands Pink Floyd en Black Sabbath vond ik ook heel gaaf.”
Wie van jullie heeft de rock bij de jazz gebracht? Jullie gitarist, Edmund Lauret, komt uit Birmingham en is ook een echte gitaarliefhebber.
De Craene: “Pfoe, we hadden vooral goesting in wat stevigers en daar gingen we naar op zoek. We dachten niet: goh, we doen nu jazz en laten we er eens wat rock bij gooien.”
Geusens: “Ik speel elektrische basgitaar, dus dan is de stap naar een pedaaltje niet zo groot. Ik ben daar ook veel mee bezig om het beter te blenden met de rest en het nog iets vuiler te maken. Sowieso spelen de gitarist, saxofonist en ikzelf in onze band veel met effecten. Die rocksound komt van ons alle vier. Dat is ook hoe we schrijven tegenwoordig. Vroeger werd de muziek meestal geschreven door één iemand. Mattias en Edmund kwamen toen meestal met de tracks. Nu met ons album The Boiling Ground merken we dat het beter werkt als elk lid gewoon komt met een basic idee. Ik ben een bassist en geen drummer. Wie ben ik om te zeggen wat de drummer moet spelen? We merkten dat de composities zo veel meer van de band werden. Als een iemand anders wat schrijft, speel je dat toch anders. Muziek is voor ons samen klanken maken.”
Mattias, kun je uitleggen op wat voor manier de opleiding je heeft tegengewerkt?
De Craene: “Ja, tegengewerkt, tja, misschien wat straf uitgedrukt. Je leert een taal en dat is zeer voordelig, maar voor mij had de focus toch meer mogen liggen op persoonlijke ontwikkeling van artiesten, eerder dan de traditie uit de jaren vijftig en zestig die we hier voornamelijk aangeleerd kregen en die toch altijd als maatstaaf wordt gebruikt hier. Dat is niet mijn trip geweest. Het werkte me tegen om het feit dat je examens moet doen, het feit dat je proefmomenten moet doen voor een jury die je beoordeelt en die je dan een punt geeft op de schaal van twintig. Dat heeft voor mij niks met muziek te maken. Er zijn mensen die met weinig middelen een geweldig mooi verhaal kunnen vertellen. Dan heb je een technisch examen en dan word je beoordeeld op hele andere feiten. Het zorgt voor stress. Dat zijn niet de vibes die je nodig hebt om met muziek bezig te zijn.”
Geusens: “Het is een masteropleiding. Tot de jaren tachtig bestond er geen jazzopleiding in België, dus op een bepaalde manier hebben ze de opleiding moeten institutionaliseren en binnen een lessenkader moeten steken. Daarin hoort dan een beoordeling in te zitten. Dat zijn overwegingen die los staan van het persoonlijke artistieke traject dat je aflegt. In die zin heb ik meegenomen waar ik wat aan had,. Ik ken de muziek en ik ken de taal, maar ik zie mijzelf niet als een typische jazzmuzikant. Er zijn mensen waarmee ik gestudeerd heb die dat veel beter kunnen. Los daarvan: ik snap Mattias goed dat de manier van lesgeven niet te rijmen valt met hoe hij met muziek bezig was. Als je dan bepaalde vakken moet doen op een manier waarmee je het lastig hebt, dan voelt dat moeilijk aan.”
De Craene: “Alles wordt ook academisch gemaakt en in een structuur gegoten, maar dan studeer je af en dan heb je daar geen job aan, je verdient er geen geld mee. Dus in die zin vind ik het een contradictie dat ze het allemaal in een academische structuur willen gieten. Er is geen arbeidsmarkt als je alleen deze studie doet. Dan heb ik zoiets van: smijt dat maar allemaal open, want dat maakt toch niet veel uit. Ik ga geen muzikale opleiding doen om les te geven, dat is wel het laatste dat mij interesseert.”
Handelsbeurs
We staan voor de massale deuren van de Handelsbeurs. Iedere stap hoor je tienmaal echoën. De Craene belt aan: “Hallo? Dries en Mattias hier, wij komen een foto nemen met de pers!” “Ik zal iemand sturen”, klinkt het. De man die naar beneden komt gelopen, Jasper, leidt ons door de zalen. In de zaal waar we binnenstappen, is een groot team druk in weer met trommels en andere grote instrumenten. De Craene lijkt iedereen te kennen. De zaal geeft nieuwe Gentse bands veel kansen, een mogelijkheid waar Nordmann al meerdere malen gebruik van heeft gemaakt. De Handelsbeurs is een nieuw hoofdstuk in het succesverhaal van Nordmann. De band kreeg vorig jaar een van de grotere zalen van het gebouw vol: ruim zeshonderd man kwamen kijken. Een onvergetelijke thuiswedstrijd voor de band.
Geusens: “Iedereen had er zin in, iedereen is ook gekomen. Dat is heel bijzonder, zeker gezien het genre dat we maken. We zijn geen pop- of rockband, maar met wat wij doen hebben we deze zaal wel helemaal vol gekregen. Dit was voor iedereen die met en voor ons werkt, zoals het label en de boeker, ook fantastisch.”
Op deze plek traden jullie ook op met de soundtrack die jullie schreven bij de jaren vijftig horror Dementia/Daughter of Horror
Geusens: “Inderdaad. Het was een supercool project om te doen. De tracks hebben veel sfeer en het was een dankbare opdracht. Het was moest iets met horror en angst te maken hebben, dus dan kom je al snel op een thriller of horror uit. We hebben de originele muziek uitgezet en zijn zelf gaan spelen, tot onze versie ontstond.”
De Vooruit
De Vooruit is een café dat ooit draaide op arbeiders die er op de vrije zondagen kwamen dansen. De socialisten hebben een grote rol gespeeld in de geschiedenis van Gent. Tegenwoordig is de Vooruit een hotspot voor de stad: muzikanten, zakenlui, studenten, bejaarden en knappe vrouwen (aldus De Craene) komen allemaal in de Vooruit. Voor Nordmann is het ook een plek waar veel samenkomt.
Nordmann trad hier ook op tijdens de Humo Rock Rally. Hoe belangrijk was die voor jullie?
Geusens: “Dat heeft voor ons als jazzkwartet wel echt alles veranderd. Het was de eerste keer dat we op een groot podium stonden. Het was ook de eerste keer dat we in de Vooruit speelden. Die ervaring heeft onze manier van muziek maken wel beïnvloed. De vibe is ook anders met een staand, bierdrinkend publiek dan met een zittend publiek in een jazzclub. Alles wordt expressiever voor zo’n grote groep. Je moet meer letten op het maken van een grote sound. Vroeger maakten we echt lange nummers van tien minuten. Nu maken we ook nummers van vier á vijf minuten, wat op rockfestivals vaak beter werkt. Dat heeft onze manier van spelen en schrijven ook veranderd. Het is uitermate interessant voor ons om de power van tien minuten te leveren binnen vier minuten.”
Studio La Patrie
Wie de straat van La Patrie binnenloopt, wordt meteen naar de studio getrokken. Het is een vrij normaal rijtjeshuis, zij het dat de gevel bedekt is met metalen platen, bruin van de roest. Voor het een studio was, was het een paardenstal (de drinkbakken staan er om het te bewijzen), daarna een gaybar (het metaal is uit die tijd) en daarna heeft La Patrie nog kort gefungeerd als darkroom. Nordmanns laatste plaat The Boiling Ground werd opgenomen in deze studio. Het is ook het woonhuis van Koen Gisen, de producer van dat album. Wanneer we voor het gebouw staan, doet de moeder van Gisen open. Ze is aan het schoonmaken. Helaas is haar zoon niet thuis en kunnen we niet binnenkijken. Gisen was precies de producer die Nordmann zocht voor het nieuwe werk: “Zijn opnamemateriaal was dat analoge waar we naar op zoek waren”, vertelt De Craene. Geusens vult aan: “We wisten gewoon niet hoe we die nieuwe richting in moesten. Koen zei: ‘Waarom twijfelen jullie? Dit werkt super goed!’ Hij gaf ons de zekerheid die we nodig hadden als band. Hij is een pak ouder en heeft veel ervaring met muziek.”
Hoe was die tijd in de studio?
De Craene: “Goed, maar het beeld is altijd romantischer dan de realiteit. Je bent hier uiteindelijk vijf dagen en dan moet het wel gebeuren. Er wordt veel gespeeld en gewerkt. We hebben hier niet maanden kunnen zitten en lang na kunnen denken over artistieke processen. Het is de economische realiteit. Zorgen dat alles klaar is en dan hier alles op komen nemen.”
Geusens: “We hebben eigenlijk alles vooraf opgenomen als demo in het repetitiekot in het huis van onze drummer en daar hard aan gewerkt. We wisten dat we maar vijf dagen hadden. Dat lijkt veel, maar ik kan je zeggen dat na een aantal dagen van tien uur ’s ochtends tot negen uur ’s avonds werken, je niet meer weet welke dag het is.”
Nu hebben we het gehad over jullie successen: de uitverkochte zaal in de Vooruit en het succes tijdens de Humo Rock Rally. The Boiling Ground heeft dat succes hoger getild: jullie stonden zelfs op Pukkelpop, een groot popfestival. Jazz is booming volgens platforms als The Guardian en Unsung Sunday, die zowaar spreken over een nieuw gouden tijdperk. Jazz komt steeds meer terug in de mainstream en ook echte jazzgroepen worden steeds populairder. Wat merken jullie daarvan?
De Craene: “Het is uiteraard een interessante tijd voor Nordmann om bezig te zijn met hetgeen waarmee we bezig zijn, omdat je inderdaad wel heel veel verandering voelt binnen het jazzlandschap. Er zijn heel veel groepen die op zoek gaan naar een eigen identiteit. Vroeger gebeurde dat ook veel, maar anders. Je merkt dat veel programmeurs er heel erg voor open staan, waardoor ze uiteindelijk een groter publiek bereiken, waardoor uiteindelijk meer mensen de muziek beluisteren en live ervaren. Het een veroorzaakt het ander. Vroeger was jazz echt een nicheding, dat al moeilijk bij een groot livepubliek terecht kwam. Je moet het ook durven, jazz programmeren. Toch is het wat veel podia nu doen. Jazzgroepen in het voorprogramma bij populaire groepen of populaire muzikanten die samen werken met jazzmuzikanten. Zo’n Kendrick Lamar of Kamashi Washington bijvoorbeeld.”
Geusens: “Het was vijf jaar geleden ondenkbaar dat een jazzgroep geprogrammeerd zou worden op een festival als Pukkelpop. Wij en STUFF. hebben er laatst gestaan. Echt een hele nieuwe scene. Niet alleen dat: het publiek is ook jonger geworden. Dat bepaalt ook wel voor een groot deel dat jazz weer relevant is. Toen ik achttien was, was jazz voor mij een groep Afro-Amerikanen, die in een hoerenkot stonden te swingen, maar dat is het oude idee van jazz. Dat is wel helemaal omvergegooid door veel jongere bands die weinig tot niets te maken hebben met die afkomst. Wij zijn ook maar een groep blanke Gentenaren. Jazz in de jaren vijftig en zestig kwam vanuit een politiek-maatschappelijk idee. Kijk maar naar de freejazz. Daar hebben wij totaal niets mee te maken, dus gingen we op zoek naar een eigen verhaal en naar hetgeen dat jazz zou kunnen zijn. Het wordt wel jazz genoemd, maar is het dat ook? Dat is een vraag die vaak gesteld wordt.”
Heeft Nordmann geluk met de huidige tijdsgeest?
De Craene: “Ik denk dat wel. Maar vergeet niet dat we er keihard voor hebben gewerkt. We hebben misschien het geluk dat we in een periode van succes voor het genre te zitten, waarin bands van onze generatie de jazz anders zijn gaan invullen. Dat is vanzelf gegaan. We hebben ons nooit de vraag gesteld of we geluk hebben. De enige vraag die wij onszelf hebben gesteld is: gaan we onze eigen muziek maken? We hebben daar volmondig ‘ja’ op geantwoord. Geluk noem ik het niet. Geluk is iets dat je soms moet afdwingen.”
Geusens: “Het cliché ‘op de juiste plaats op het juiste moment’ is soms wel waar. Het is geen toeval. Er is een verschil tussen geluk en toeval. Het is niet zo dat je goed moet surfen en bonne chance moet hebben met een wave die passeert. Het kost tijd en liefde. Veel van dat. Wij zetten het eerder in gang dan dat het naar ons toekomt.”
Hot Club
We sluiten af bij de Hot Club, een kleine jazzclub op een binnenplaats met een doorgang die misschien wel tot de langste en smalste van de stad mag worden gerekend. De band heeft hier vaak gejamd en hier zijn veel nieuwe songs ontstaan. Het is de plek waar onze tocht eindigt.
Mijn laatste vraag aan jullie: welke rol speelt Gent in jullie succes?
De Craene: “Goh, goede vraag. Er zijn verschillende antwoorden daarop. Enerzijds hebben we hier gestudeerd. De Rock Rally heeft hier plaatsgevonden en die was superbelangrijk. De steun vanuit de Handelsbeurs is ook onmeetbaar. Het is ook de vibe van de stad: Gent is een klein dorp waar iedereen elkaar kent. Het is ook hoe dat die mensen hier in elkaar steken. Ze staan altijd klaar voor ontspanning en feest. Ook de clubscene hier heeft enorm geholpen: alle lokale bands beginnen in de cafés als deze hier. Ik denk dat al die aspecten invloed hebben gehad op de band die we zijn geworden.”
Meer informatie over het lidmaatschap en de shows vind je door op de poster te klikken!