Feature

LONGREAD: Arctic Monkeys


16 oktober 2016

“Waarom kijken we eigenlijk over onze schouder?” vraagt Alex Turner in de introductie van zijn meest recente release ‘Everything You’ve Come To Expect’. Turner, die het album onder de naam The Last Shadow Puppets uitbrengt met boezemvriend Miles Kane, vervolgt: “Is het niet opwindender om te onderzoeken wat er voor je ligt?” De tiende verjaardag van Arctic Monkeys’ debuutalbum Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not, is de perfecte gelegenheid om tóch even terug te blikken, iets wat Alex Turner en de zijnen het afgelopen decennium nooit deden.

Beneath The Boardwalk
Het is 13 juni 2003 als vier schoolvrienden in de Sheffieldse bar The Grapes hun eerste show ooit spelen. Alex Turner, Jamie Cook, Andy Nicholson en Matt Helders heten ze, hun band heet Arctic Monkeys, naar een idee van gitarist Cook. In hun tienerjaren – tieners zijn ze op dat moment overigens nog steeds – luisteren Turner, Nicholson en Helders nog voornamelijk naar de hiphop van artiesten als Dr. Dre, Outkast en Wu-Tang Clan.

Twee jaar eerder is Turner echter verslaafd geraakt aan Is This It, de eerste plaat van de Amerikaanse gitaarband The Strokes. Samen met gitarist Jamie Cook, die Turner kennis laat maken met bands als Queens of the Stone Age, is de zanger de steunpilaar van het geluid van Arctic Monkeys, al blijken de drumbeats van Matthew Helders al snel een geheim wapen. De band verdient 27 dollar met een show van vijf eigen nummers en drie covers, waaronder The White Stripes Hotel Yorba en The Undertones Teenage Kicks.

Na zijn eerste show als frontman van Arctic Monkeys (in de begindagen van de band is Turner te verlegen om te zingen), speelt Alex Turner een aantal shows en opnamesessies met Judan Suki. Het lokale collectief is een groep rondom Jon McClure, die later furore zal maken als frontman van Reverend and The Makers. Jons broertje Chris zal drie jaar later schitteren op de hoes van het eerste album van Arctic Monkeys. De eerste stap richting die plaat zet het piepjonge Arctic Monkeys in de 2Fly Studios, waar Turner als ritmegitarist van Judan Suki demo’s opneemt. De producer van die demo’s, Alan Smyth, die ook heeft samengewerkt met Arctic Monkeys inspiratiebronnen als Milburn en Richard Hawley, zegt op aandringen van Alex Turner toe de eerste opnames van diens band onder zijn hoede te nemen.

In een interview met het Amerikaanse muziektijdschrift Blender vertelt Smyth in 2006: “Ik werd kwaad op Alex omdat hij met een Amerikaans accent zong in die eerste sessie.” Turner, die op dat moment nog volledig in de ban was van The Strokes, bekende in 2011 in een interview met NME: “Ik herinner me dat ik mijn best moest doen om niet als The Strokes te klinken. Ik haalde bewust delen uit nummers omdat ze te veel zoals hen klonken.” Die nummers maken indruk op Geoff Barradale, een oud-bandgenoot van Smyth die zich al na de derde show van Arctic Monkeys als manager aan de band verbindt. Die derde show vindt op 23 oktober 2003 plaats in The Boardwalk, een kroeg in Sheffield waar Alex Turner achter de bar werkt en waar legendarische concerten hebben plaatsgevonden van Sex Pistols en Buzzcocks, en de eerste show ooit van The Clash. Vanaf dat concert betaalt Barradale de opnamesessies, rijdt hij de band door Engeland én deelt hij na shows demo-cd’s uit.

Vanzelfsprekend is er slechts een beperkte oplage beschikbaar van de cd’s. Gelukkig valt de doorbraak van Arctic Monkeys precies samen met de doorbraak van social media-platform MySpace. Fans uploaden de in eerste instantie naamloze demo’s zonder medeweten van Arctic Monkeys op het platform. Het worden online hits. De officieuze release, die uiteindelijk bestaat uit zeventien demo’s, wordt onder hen al snel bekend als Beneath The Boardwalk.

Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not
Lang duurt het niet voor Domino-labelbaas Laurence Bell de handtekeningen van Turner en zijn vrienden heeft afgedwongen. De jonge rockband is snel overtuigd van de doe-het-zelfmentaliteit van Domino’s oprichter. In maart 2005 bezoekt Bell een show van Arctic Monkeys in Old Vic, een kroeg in Nottingham, waarna hij vijf dagen met de bandleden doorbrengt. In juni 2005 tekent het viertal zijn contract, diezelfde maand nog beginnen de opnames van het album, dat Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not gaat heten.

De albumtitel is een verwijzing naar een zin uit het boek Saturday Night and Sunday Morning van Alan Sillitoe uit 1958. In 2007 legt Turner de referentie uit aan NME: “Nummers als The View From The Afternoon, Dancing Shoes, Still Take You Home en From the Ritz to the Rubble gaan allemaal over dat stukje van het weekend.” Volgens Turner is het album niet bedoeld als maatschappijkritiek, maar als een beschrijving van een dag uit het leven van een Sheffields straatschoffie zoals hijzelf, zijn bandgenoten en de man op de hoes van het album. Die man, gelegenheidsmodel Chris McClure, wordt door de bandleden met zeventig dollar op zak het nachtleven van Liverpool in gestuurd, waarna coverontwerper Scott Jones in de vroege morgen de cover schiet in de Korova bar.

Dat het album een succes gaat worden, is eigenlijk tijdens de opnamesessies al duidelijk. Arctic Monkeys heeft inmiddels een groep fans opgebouwd waar sommige bands in de hoogtijdagen van hun carrière jaloers op zouden zijn. Dat gegeven overtuigt Laurence Bell ervan om de release van het album van 30 januari te vervroegen naar 23 januari 2006. Op die maandag verkoopt de band bijna 120.000 exemplaren, waarmee Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not het snelst verkopende debuutalbum in de Britse geschiedenis wordt. Aan het eind van de week zijn 363.735 stuks over de toonbank gegaan, meer dan de rest van de top 20 bij elkaar.

Favourite Worst Nightmare
Met die cijfers lijkt Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not een album dat groter kan worden dan de band. Op 22 mei 2006 maakt de groep bekend dat bassist Andy Nicholson vanwege ‘vermoeidheid na een intensieve periode’ niet zal deelnemen aan de Noord-Amerikaanse tour van de band. Nick O’Malley, bassist van The Dodgems en oud-studiegenoot van Turner aan Barnsley College, vervangt Nicholson. Nicholson geeft uiteindelijk toe dat hij het succes van de band niet aan kan.

De eerste release met O’Malley aan boord laat niet lang op zich wachten. In augustus brengt de band single Leave Before The Lights Come On uit, een van de laatste nummers die Turner schreef voor de doorbraak van de band. Tegen NME zegt hij kort na de release: “Het is het laatste nummer dat ik schreef over uitgaan. Ik heb niet meer het leven dat die gast had.” Dat de muziek van Arctic Monkeys vanaf de zomer van 2006 de wereldreizen van de bandleden reflecteert in plaats van hun leven in Sheffield, blijkt ook op tweede album Favourite Worst Nightmare. De plaat komt uit op 23 april 2007, nog geen anderhalf jaar na zijn voorganger.

Net als een jaar eerder toont Arctic Monkeys zich wars van alle vormen van mainstream muziekmedia en de -industrie. Dat merkt het publiek niet alleen meer aan het feit dat de band interviews en rode lopers liever kwijt dan rijk is. Eerste single Brianstorm, een single zonder refrein, drijft de spot met een gladjakker die zich in Tokyo een weg heeft weten te banen naar de kleedkamer van Turner & co., terwijl Teddy Picker een heel nummer lang de grijpmachine op de kermis gebruikt als kritische metafoor voor de muziekindustrie: ‘Sorry sunshine, it doesn’t exist. It wasn’t in the Top 100 list.’

Net als het leven van de bandleden zijn de nummers op de plaat intenser en sneller. Artic Monkeys is geen underdog meer en zo klinkt het ook niet langer. Favourite Worst Nightmare, dat wordt opgenomen in het grote Londen, is een album vol ambitie. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de producers met wie Arctic Monkeys werkt. De band kiest voor James Ford van Simian Mobile Disco, wiens nachtelijke DJ-sets de bandleden graag bezoeken. Met zijn achtergrond in elektronische muziek geeft Ford de muziek van Artic Monkeys een nieuwe nuance. Krant The Times vergelijkt de bas- en drumpartijen op Favourite Worst Nightmare bijvoorbeeld met de funk van de jaren tachtig.

Favourite Worst Nightmare belandt net als zijn voorganger op de hoogste plek in de Britse charts. Het succes van de twee platen levert Arctic Monkeys een unieke kans op: op 22 juni 2007 staan de bandleden (op dat moment net boven de twintig) als headliner op Glastonbury.

Humbug
Op Favourite Worst Nightmare werkt Alex Turner voor het eerst samen met zanger en gitarist Miles Kane, die een belangrijke bijdrage levert aan 505. Turner heeft Kane in 2005 ontmoet als diens band The Little Flames het voorprogramma van Arctic Monkeys verzorgt. Kane en Turner worden al snel boezemvrienden en stichten samen met James Ford zijproject The Last Shadow Puppets. Tussen augustus en december 2007 neemt The Last Shadow Puppets debuutalbum The Age of the Understatement op, waarop veel violen te horen zijn.

De plaat verschijnt op 21 april 2008 en komt op de eerste plek binnen in de albumlijst. Hij wordt genomineerd voor de Mercury Prize. Qua stijl is het eerder genoemde 505 een belangrijk startpunt voor The Last Shadow Puppets. Het nummer, dat een sample gebruikt uit Ennio Morricones The Good, the Bad and the Ugly (1967), maakt de weg vrij voor een sterke sixtiessound.

Het is daarentegen niet de ontmoeting met Miles Kane, maar die met een andere collega die de basis legt voor het derde album van Arctic Monkeys, dat een jaar later uit zou komen onder de naam Humbug. Op 17 september 2007 staan Turner en bandleden voor het eerst oog in oog met Queens of the Stone Age-frontman Josh Homme. Zijn Californische band heeft de Britten uitgenodigd voor een gezamenlijk concert in het Verizon Wireless Theater in Houston, Texas, waar naar verluidt zo’n driehonderd mensen op af komen.

Ongeveer een jaar later duikt Arctic Monkeys met Josh Homme de studio in. Locatie: Rancho de la Luna in het woestijnachtige Joshua Tree, te Californië. De band en Homme nemen er twaalf nummers in de herfst van 2008. Daarna vertrekt Arctic Monkeys naar New York, waar Turner inmiddels woont, om nog eens twaalf nummers op te nemen met James Ford achter de knoppen. Uiteindelijk belanden er tien nummers op Humbug, de meest ambitieuze plaat van Arctic Monkeys tot dan toe.

In een interview met onze landgenoten van 3voor12 vertellen Alex en Jamie dat jaar over de invloed van Nick Cave op het nieuwe album. Caves invloed is voornamelijk hoorbaar in de duisternis van Humbug, die in tegenstelling tot Favourite Worst Nightmare niet de vorm heeft van agressie, maar van mysterie. Op de B-kant van eerste single Crying Lightning covert Arctic Monkeys zelfs Caves Red Right Hand, dat ook op de setlist prijkt als de band aan het eind van de releaseweek headliner is op Reading Festival.

Humbug is het eerste album van Arctic Monkeys dat in zijn volledigheid is opgenomen in de Verenigde Staten. Als gevolg van die setting hebben bands als Pixies en Hommes Queens of the Stone Age een belangrijke invloed op het geluid van de plaat. De manier waarop de band experimenteert, doet daarentegen denken aan het oer-Britse The Beatles. Op Humbug gebruikt Arctic Monkeys baritongitaren, slide guitars, keyboards, xylofoons, glockenspiels en meer effectpedalen dan ooit tevoren. Het levert niet de meest aanstekelijke, maar misschien wel de belangrijkste plaat uit de discografie van de band op. Zonder Humbug was de carrière van Arctic Monkeys heel anders verlopen.

Suck It And See
De eerste vruchten die Humbug afwerpt, zijn zes solonummers van Turner die samen de soundtrack vormen van Submarine. Het is een soundtrack voor de film van Turners vriend Richard Ayoade, die de videoclips maakte voor Fluorescent Adolescent, Crying Lightning en Cornerstone. Hierop speelt Turner samen met James Ford en gitarist Bill Ryder-Jones. Submarine is met zijn intieme ballades en kabbelende popliedjes de opmars voor vierde plaat Suck It And See, dat een paar maanden na Turners eerste solowerk uitkomt. Piledriver Waltz komt zelfs op beide releases voor.

Het Britse muziekmaandblad Q karakteriseert het album in juli 2011 als “het geluid van een band die de gordijnen open doet en het zonlicht binnenlaat.” Toch is dat is niet alleen toe te schrijven aan het wat lichtere materiaal ten opzichte van Humbug. Met Library Pictures, All My Own Stunts (met achtergrondzang van Josh Homme) en Brick By Brick staan er genoeg riffs op de plaat. Een belangrijk nummer in dezelfde categorie is eerste single Don’t Sit Down ‘Cause I’ve Moved Your Chair. Het nummer is dé muzikale expressie van Arctic Monkeys’ instelling tegenover fans en critici die na Humbug terugverlangen naar de eerste twee albums van het viertal.

De beschrijving van Q is vooral van toepassing op het opnameproces van Suck It And See, dat plaatsvindt in het zonnige Los Angeles. Humbug was een echte studioplaat, maar het grootste deel van het nieuwe album wordt opgenomen door middel van live takes met minimale overdubs. De band schreef de nummers op Suck It And See, dat uiteindelijk op 6 juni 2011 het levenslicht ziet, met name tijdens repetities en soundchecks, niet in de studio zelf. Het is niet meer dan treffend dat Arctic Monkeys kort na de release van Suck It And See een live-EP uitbrengt met opnames van het iTunes Festival. Daarnaast zorgt het album ervoor dat de band ook buiten de Britse landsgrenzen uitgroeit tot festivalheadliner. Arctic Monkeys headlinet festivals als het Spaanse Benicassim, het Ierse Oxegen en het Portugese Super Bock Super Rock. Ook op Rock Werchter en Lowlands staat de band bovenaan de line-up. Twee zomers later is het kwartet de eerste headliner ooit op Best Kept Secret. Dan is de weg naar plaat vijf al lang ingeslagen.

AM
Op 27 februari 2012 brengt de band namelijk single R U Mine? uit, dat gebaseerd is op een idee van Nick O’Malley. De track distantieert zich met zijn falsetpassages en belangrijke baspartij direct van het materiaal op Suck It And See. Wat betreft studiogrond betreedt Arctic Monkeys met AM overigens geen nieuwe wegen. De band neemt het album tussen augustus 2012 en juni 2013 met James Ford op in Ranco de la Luna.  Het verschil is dat alle bandleden inmiddels in Los Angeles wonen. Het verklaart de Amerikaanse sound van AM, dat naast Black Sabbath ook leunt op de rap van Outkast en daarmee teruggrijpt op de muzikale voorkeuren die de bandleden in hun tienerjaren hadden. De combinatie van dergelijke inspiratiebronnen op één plaat klinkt beter dan je zou denken.

Het opnameproces wordt, zoals altijd bij Arctic Monkeys, aangepast op het album. De bas- en drumpartijen van O’Malley en Helders neemt de band als eerste op. Zij vormen de basis voor de groove, die op AM benadrukt wordt. Helders gebruikt een drummachine en bouwt zijn kit gedurende de sessies op allerlei ongebruikelijke manieren op, zo vertelt hij aan technologiemagazine Electronic Musician.

AM komt uit op 9 september 2013 en wordt een van Arctic Monkeys’ meest succesvolle albums. Artic Monkeys is de eerste Britse band die zijn eerste vijf albums op de eerste plek van de Britse charts weet te krijgen. De plaat maakt met zijn Amerikaanse geluid ook de definitieve doorbraak van Turner en bandleden in de Verenigde Staten mogelijk. AM is een originele combinatie van een handvol genres en een handvol albums. Ook Josh Homme vervult weer een glansrijke gastrol, op nummers Knee Socks en One For The Road.

Daarna wordt het stil rondom Arctic Monkeys. Cook, O’Malley en Helders worden vader en richten zich op hun gezinsleven. En Alex Turner? Die maakt – zoals altijd – muziek. Hij zingt op Queens of the Stone Age-album …Like Clockwork, op Mini Mansions’ Vertigo en schrijft een album in samenwerking met de Amerikaanse zangeres Alexandra Savior. Zijn grootste project is daarentegen de reanimatie van The Last Shadow Puppets. Op 10 januari 2016 brengen Turner en Kane met Bad Habits hun eerste single sinds 2008 uit. Op 1 april komt album Everything You’ve Come To Expect uit, dat het tweetal in april naar Paradiso en in de zomermaanden naar Glastonbury, Rock Werchter en Lowlands brengt. Met het album behoudt Turner een unieke status binnen de Britse popmuziek: ieder van de zeven albums die hij uitbrengt met Arctic Monkeys en The Last Shadow Puppets belandt bovenaan de Britse albumlijst.

In eerste instantie was Arctic Monkeys, met het nu tienjarige debuut Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not, een band die een generatie definieerde. Toch definieerde die generatie de band nooit. Inmiddels voelt Arctic Monkeys zich – getuige titels als Why’d You Only Call Me When You’re High? en R U Mine? – min of meer thuis in de wereld van de sociale media en snelle liefde. Op momenten gaat AM over de nachten die Turner op Arctic Monkeys’ debuut beschreef, maar de verhalen worden nu verteld door mannen in plaats van jongens. Nummers als No. 1 Party Anthem van AM zouden met het grootste gemak geschreven kunnen zijn over I Bet You Look God On The Dancefloor.

Het is Arctic Monkeys’ muzikale motto, dat in iedere release van de band hoorbaar is. Turner en de zijnen experimenteren, maar niet met het experiment als doel. De sterren van de Sheffieldse straten kijken stiekem heus weleens achteruit. Maar alleen in de spiegels van hun metaforische auto, terwijl ze plankgas geven. Zelden maakte een band een hype op zo’n wijze waar als Arctic Monkeys. Whatever people said they were, that’s what they are.