Interview

INTERVIEW: Jaakko Eino Kalevi


2 juli 2015

Gekke, dromerige, synthgedreven muziek met een knipoog naar de jaren tachtig, zo zou je de muziek van Jaakko Eino Kalevi kunnen beschrijven. Zo ook zijn nieuwe titelloze plaat die op Weird World Records Co is uitgebracht. Ik ontmoet hem kort voor zijn optreden in OT301 in Amsterdam, een uiterst geschikte locatie waar zijn sound en ambiance goed tot zijn recht komt.

De langwerpige, langharige ex-trambestuurder uit Finland zit op een bank tegenover mij in een van de vele ruimtes boven de concertzaal. Al voor het interview houdt hij zijn telefoon nauwlettend in de gaten. Blijkbaar is de clip van Double Talk, de eerste single van het album, net online gegaan en wil hij weten hoe het met de likes en views gaat.

JEK: “Toch erg dat ik al die social media zo blijf checken, he? Maar het album is net uitgekomen dus dit hoort er gewoon een beetje bij.”

De nieuwe plaat lijkt meer een geheel te vormen dan de voorgangers.
“Klopt, het verschil was dat ik dit keer echt met voorbedachte rade te werk ging. In plaats van losse nummers die vervolgens later bij elkaar verzamelde. Overigens vind ik dat ook een goede manier van een album maken. Het hoeft geen correlerende sound te hebben. Volgens mij zijn al mijn lievelingsplaten zelfs ook zo gemaakt, één sound kan heel saai worden.”

Ik vond het heel erg als een soundtrack klinken.
“Dat heb ik nog nooit eerder gehoord, maar dat bevalt mij eigenlijk wel. Ik zou wel ooit een soundtrack willen maken. Maar alleen bij een heel goeie en interessante regisseur die ik vertrouw.”

Als je nieuwe album een soundtrack was, wat voor film zou er dan bij horen?
“Hmmm, da’s een moeilijke. Misschien wel een romantische komedie, haha. Maar dan wel eentje met een donker randje en zonder Hugh Grant.”

Wat voor muziek luisterde je tijdens het maken van deze plaat?
“Heel veel ‘Scott 4’ van Scott Walker, een krautrockband genaamd Harmonia en Connan Mockasin.”

Je noemt je muziek vaak pop, toch?
“Ja, meestal noem ik het experimentele pop.”

Is dat niet een beetje tegenstrijdig?
“Ja, maar ik vind het fijn om het deze titel te geven, want het betekent eigenlijk niet zoveel (begint keihard te lachen). Uiteindelijk moet je het toch eerst gehoord hebben om te weten wat het is. Ik vind het een beetje een spoiler om van tevoren al te bepalen wat het moet zijn. Maar het nieuwe album vind ik wel echt ‘poppy’.”

Er staan weer Finse nummers op de nieuwe plaat. Kies je die woorden dan vooral om hun fonetische klank?
“Ja, maar dat doe ik ook in het Engels. Ik heb met Fins een intiemere relatie, gezien het mijn moedertaal is. Ik kan er creatiever mee omgaan. Het is een speciale taal, omdat het als een van de weinige Europese talen is die niets te maken heeft met het Engels.”

Had je niet de hele plaat in het Fins willen maken?
“Zou ik kunnen doen. Ik geniet van muziek in talen die ik niet versta, dus waarom niet? Ik vind lyrics sowieso overrated in muziek. Je hebt bijvoorbeeld Bob Dylan, bij hem draait het alléén om de tekst. Voor mij is de tekst niet een hoofdzaak, het is gewoon een bijkomstigheid. Over het algemeen zijn de vocals het laatste wat ik nog aan een nummer toevoeg.”

Op de plaat speel je voornamelijk alles zelf in. Dus ook de saxofoon in het nummer The End toch?
“Klopt! Dat was na twee weekjes oefenen, haha. Ik moet er wel bij vertellen dat het zo’n beginnerssax was, die heel makkelijk te bespelen is. Een C-melody, het is hetzelfde als de witte toetsen op de piano bespelen.”

Wat vind je het leukst om te spelen?
“Uhhhm… Normaal zeg ik drums, maar op dit album speel ik weer veel gitaar. Ik zou graag meer gitaar willen spelen. Mijn gitaar heb ik in Finland laten liggen toen ik naar Berlijn verhuisde. Maar ik ga zo snel mogelijk eentje kopen in Berlijn. Ik heb al mijn oogje op eentje in een winkel. Ik staar er elke keer naar, net als in die excalibur scene in Wayne’s World.”

Meestal speel je dus alles zelf, maar op het nieuwe album heb je voor het eerst wat afgestaan aan andere muzikanten. Hoe was dat?
“Het is voor vaak moeilijk om te regisseren, daarom ben ik er nogal terughoudend in. Eerst nodigde ik gewoon mensen uit om te jammen, dat is het leukst. Gelukkig word ik steeds beter in anderen dingen opdragen. Ik ben niet zo bazig, maar ik kom er wel! Daarnaast gebruikte ik ook nog een producer voor de plaat. We hebben alles samen gemixt. Dat was een goede ervaring. Het was wel moeilijk om te verwoorden wat ik wilde.”

Live komt er nog steeds veel geluid uit de computer. Ben je in de toekomst bereid om ook op het podium meer uit handen te geven?
“Ja, soms heb ik een saxofoniste erbij en soms ook een tweede zanger. Die hebben allebei gespeeld op dit album.  Hierna wil ik nog graag een bassist erbij. Twee jaar geleden had ik een voltallige liveband, maar het klonk gewoon niet meer als mijn muziek. Daarom neem ik voortaan voorzichtige stapjes vooruit. Ik ben heel erg fan van de stijl van mijn drummer Hendrik, het lijkt namelijk heel erg op de mijne haha.”

Je albums met al hun productie zijn dus wel lastig om live te reconstrueren.
“Natuurlijk, in de studio zijn de mogelijkheden oneindig en kun je zoveel toevoegen als je wil, dat kan helaas niet op het podium.  Daarnaast vind ik het super tof als ik naar een optreden van een andere band en de nummers totaal anders klinken dan op de plaat. Exact hetzelfde is zo saai. Ik weet met mijn kleine band er wel iets anders van te maken, en daar ben ik blij om, maar het zou meer mogen variëren, met meer jamsessies.”

Hoe is het eigenlijk met je label?
“Ik heb nog plannen en ideeën van wat ik uit wil brengen. Maar eerst moet ik geld gaan verdienen!”

Misschien moet je gewoon voor het grote geld gaan en als een echte Scandinaviër het Eurovisie Songfestival winnen.
“Ik heb me in 2010 serieus ingeschreven haha, maar ik kwam niet eens door de allereerste ronde. Ik stuurde het nummer Flexible Heart, ik vind dat echt een perfect Eurovisienummer. Tegelijkertijd mag ik wel blij zijn dat dat niet gebeurde. Je kan beter eerst een carrière hebben opgebouwd voordat je eraan begint.”

Maar Eurovisie kun je toch niet serieus nemen?
“Nou, Sebastian Tellier deed ooit mee he! Maar misschien kan ik het beter achter me laten. Ik vraag me nu opeens af wat je er aan hebt om te winnen. Sowieso zijn Finnen altijd laatste. In de jaren tachtig hadden we een inzending die letterlijk nul punten scoorde. Zijn naam Koyo werd toen een tijdje een synoniem van nul of niks, haha.”