Nieuws

Dieselen en grooven in de sleepboot van Jeroen Kant


11 januari 2020

Ooit was Jeroen Kant een eigenzinnige troubadour die vanuit zijn houten huisje in het Brabantse Heesbeen ons land bestormde. Hij haalde er het programma De Beste Singer-Songwriter van Nederland van Giel Beelen mee. Beelen en Kant werden geen vrienden. Daarvoor was Beelen vermoedelijk te ijdel en Kant te eigenwijs en een tikje recalcitrant.

Niettemin zorgde hij voor kippenvel – zelfs op de stoere, volgetatoeëerde armen van Eric Corton – met zijn prachtige vertolking van Halleluja. Zijn eigen nummer welteverstaan, niet die evergreen van Leonard Cohen.

Zijn eigenzinnige zijde is nooit verdwenen, maar het imago van de liedjesschrijvende paradijsvogel in dat schimmelige en tochtige huis schudde hij van zich af. Hij toog naar de stad Tilburg, vond de liefde bij bassiste Judith Renkema en vormde met haar een band die ronkt, schuurt en stoomt. Eerst onder de naam Sheewawah, nu weer gewoon met zijn aloude eigen naam. Hij rekruteerde Jan Pohl voor op drums en het resultaat is wat je nu kan horen met de nieuwe EP genaamd Diesel.

Gruizig, log en stroef startend
Een betere naam had hij amper kunnen bedenken. De nummers klinken bijna als de sleepboot (Elko genaamd) waarin de clip van het titelnummer werd opgenomen. Gruizig, log, stroef startend, niet voor niets zingt hij: ‘Ik ben net een diesel, ik kom langzaam op gang.’ Stomend, dampend. Stoer en tegelijk kwetsbaar. En uiteindelijk ook dansbaar. Check die moves van Kant en Renkema maar. Voor Kant is het devies altijd geweest: ‘Volhouden en stug door blijven gaan.’

Voorheen was de tekst vooral de basis, maar de troubadour is meer naar de achtergrond verhuisd. Het draait meer om de gitaargeluiden, vertelt de Brabander aan The Daily Indie. “Ik kan soms wel dagen bezig zijn met het tweaken aan mijn geluid. Dit fuzzpedaal hier, dat fuzzpedaal daar, of toch andersom, Univibe erbij, die gitaar of dié gitaar, nog een pedaaltje kopen, of toch maar dat pedaal, dit harder, dat zachter…. En als ik dan gitaar ga spelen thuis bouw ik aan die sound. Daar probeer ik helemaal in te kruipen. Als je een vette, dikke, inspirerende tone hebt, dan krijg ik bij één akkoord al een brede grijns op mijn gezicht en dan staan de ruiten te trillen en roep ik ‘whieeeuwww!’ Dan weet ik dat ik goed zit. Als ik dan geïnspireerd ben door die sound, dan ontstaat daar een vette riff uit en een bepaald gevoel en daar komt dan een eerste regel tekst bij. En dán is het uitvogelen waar het liedje heen wil. Schrijven en schaven met de band, maar altijd wél met die sound als bodem.”

“In mijn vroege werk zag ik mijzelf vooral als tekstdichter, daarna wilde ik een mooie en ingetogen bandsound neerzetten. Daarna, met Sheewawah had ik meer de behoefte op de elektrische gitaar te knallen. Alles komt meer en meer samen tot één geheel. Dit is de optelsom van alles wat ik tot dusver gedaan heb.”