Live

Dag 3 Eurosonic: spelen met je rug naar het publiek en krijsen als een straatkat


14 januari 2017

Vrijdag, de laatste Eurosonicdag, begint zoals hij zal eindigen: stormachtig. Met enige regelmaat valt een berg fietsen of een dranghek op de grond als de wind door het centrum jaagt. In Huis de Beurs, een statig pand op de hoek van de Vismarkt, druppelen verkleumde bezoekers binnen om het Engels-Zweedse Francobollo te zien aftrappen.

Tekst André Rozendaal en Bart Breman

De jonge band heeft goed naar Pavement geluisterd. De slackerpop is hoekig en rammelt lekker. Minpunt: de band besteedt te veel tijd aan nodeloos gefröbel, waardoor de aandacht verslapt en de muziek te onsamenhangend wordt. (BB)

 

 

 

Onsamenhangend is ook precies hoe je Trupa Trupa kunt omschrijven. De Polen wagen zich in De Spieghel aan rammelende gitaarpop. De liedjes zijn echter niet scherp geschreven. Het mist drive, urgentie en tempo. Het is een slappe hap, die behoorlijk uit balans is. De zoemende fuzz bass overstemt eigenlijk alles. (BB)

Een label dat al bijna tien jaar een showcase houdt in het randprogramma is het eigenwijze Subroutine. Het geeft tegendraadse gitaarbands zoals de Rotterdamse noiserockband The Sweet Release of Death een kans. In een vol café O’Ceallaigh geeft het trio een meeslepend optreden vol dissonante gitaartonen, wanhoopszang en hamerdrums. Het geluid is zuiver maar niet overdonderend hard afgesteld. Je zweeft weg op de melodieuze gitaaronderstromen, zoals in het gruizig gebrachte prijsnummer Post-Everything. Op het laatst krioelt zangeres en gitariste Alicia Breton Ferrer over de grond: een passende afsluiting van een tergend goed optreden. (AR)

 

 

Rein is een jongedame uit Zweden die rauwe elektropop met maatschappijkritische teksten maakt. Op het podium valt het nogal tegen. Het geluid staat veel te zacht afgesteld om indruk te kunnen maken. Hoewel ze dartel heen en weer danst, blijft ze te vaak achteraan op het podium staan. Het optreden slaat gauw dood en het is eerder naïef en inwisselbaar dan overrompelend. De zaal van het Grand Theatre is duidelijk een paar maten te groot voor Rein en haar percussiesecondante, hoe goed ze hun best ook doen. (AR)

Het is druk bij het Spaanse Baywaves. De band zoekt het grote gebaar, zowel in de muziek als in de presentatie. Vooral de bassist maakt er een show van, door heel dramatisch op te gaan in de muziek. Muzikaal galmen de Spanjaarden de tent uit. De breed uitwaaierende wavepop staat bol van de effecten en neigt wat naar het psychedelische. Dat levert vermakelijke, dromerige muziek op. Baywaves is op zijn best als de bandleden zich verliezen in een lang uitgesponnen jam. Dan vergeet je bijna het wat aanstellerige gedoe eromheen. (BB)

In de bovenzaal van het Grand Theatre maakt Martin Kohlstedt diepe indruk. De jonge Duitse  pianist zit met de rug naar het publiek achter zijn piano, Fender Rodes en elektronica. Zo kun je goed zien wat hij uitspookt om zijn wondermuziek te maken. Met als basis white noise en subtiele beats creëert hij serene, filmische soundscapes, die hij aanvult met op het gemoed inwerkende piano- en keyboardtonen. De vernuftige manier waarop hij rustige pianomelodieën even later versneld bewerkt op zijn Fender is van grote schoonheid. Het concert is een indrukwekkend hoogtepunt van Eurosonic. (AR)

In een aardig volgelopen Vera speelt het Portugese Glockenwise een potje garagerock. Het knipoogt naar de geijkte namen uit het genre: met name Ty Segall is een aardige vergelijking. De band is echter wat dramatischer en hint wat meer naar de postpunk. Het verhult niet dat de Portugezen weinig te melden hebben. De liedjes zijn te algemeen en te vrijblijvend. (BB)

 

 

 

Vijf in het zwart geklede Luxemburgers die luisteren naar de bandnaam ROME spelen in de USVA een mengeling van darkfolk en waverock. De meeste aandacht gaat uit naar de fraaie eikenhouten zangstem van Jerome Reuter, die zingt over historie of filosofie. De vier andere muzikanten zijn zeer kundig, maar er gebeurt vrij weinig op het podium. Hoewel de melancholieke sfeer tot sommige spannende momenten leidt, blijft wat ROME laat zien en horen toch te vaak binnen de lijntjes. (AR)

 

 

 

Het contrast tussen de geinende Slowaken van The Ills en hun bloedserieuze muziek is mooi om te zien. Ze zitten in de instrumentale postrock en de microfoon gebruiken ze alleen om tussen de liedjes door een vrolijk praatje met het publiek te maken. De sombere muziek wordt zorgvuldig opgebouwd, met twinkelende gitaren en tempowisselingen. Steevast eindigt het in een razend crescendo. Een beetje zoals Mogwai, maar de Slowaken putten volop uit de metal en progrock. Juist dat maakt de verzengend harde gitaarmuziek spannend en levendig. Na weer zo’n snoeihard crescendo wordt de band toegejuicht door het enthousiaste publiek. De Slowaken zijn er zichtbaar onder de indruk van. (BB)

Het lijkt alsof het Portugese First Breath After Coma pas een kwartiertje binnen is, zo chaotisch en nerveus verloopt het opbouwen en soundchecken. Het optreden begint ook iets te laat, maar eenmaal aan het spelen is van die nervositeit weinig meer over. Het veelkoppige gezelschap is tussen twee platen overgegaan van postrock naar gedragen folkrock in de lijn van Local Natives met bij momenten fraaie samenzang. Wanneer ze postrockelementen live toevoegen ontstaan enkele boeiende momenten, maar het klinkt meestal fragmentarisch. De band lijkt nog zoekende naar het juiste, eigen geluid. (AR)

Terwijl het buiten steeds harder waait en regent speelt de meest exotische band van het festival in het Der AA-theater. Kel Assouf komt uit België, maar frontman Anana Harouna heeft zijn wortels in Niger. De typische sahelblues sluit aan bij een band als Tinariwen, maar is een stukje harder en rockender. Je krijgt stuwende ritmes, fladderende gitaarlijnen en mooie zang in het Tamashek. Het Europese tintje komt van een stomend orgeltje, dat muzikale duels uitvecht met de Flying V-gitaar van Harouna. Kel Assouf is even opzwepend als bedwelmend en ze hadden meer publiek verdiend dan de voor de helft gevulde zaal. (BB)

J.C. Satàn uit Frankrijk sluit het programma in Vera af met een set vol gitaarlawaai die raakt aan punk-, garage,- en stonerrock. De in een koddig jurkje gehesen zangeres Paula Scassa schreeuwt de longen uit haar lijf en kruipt af en toe over het podium. Best leuk om te zien. De gitaristen spelen donkergekleurde en zwaar aangezette riffs die soms Hüsker Dü in herinnering roepen. Toch kan al dit spierballenvertoon niet verhullen dat het J.C. Satàn nogal eens ontbreekt aan echte goede nummers. Het optreden blijft hangen in platgetreden muzikale paden. (AR)

Midden in de zaal van de Spieghel staat een kring bezoekers om zangeres Aurélie van Cocaine Piss. De blondine krijst als een straatkat, rolt over de grond en springt tegen mensen aan. Op het podium staan de overige bandleden en ze zorgen voor een bak gigantisch overstuurde noisepunk, die vooral fysiek binnenkomt. Er ontstaat een moshpit en één bezoeker vliegt er met een karatekick in. Na even kort als hard nummer ligt de zangeres voor dood op de vloer. Dan krabbelt ze op, om op vriendelijke toon een praatje te maken met een verbaasde bezoeker. Twee tellen later staat ze weer een woedeaanval van zich af schreeuwen. Plotseling is het klaar. Cocaine Piss is stormachtig, verontrustend en een absoluut hoogtepunt op het festival. (BB)